donderdag 24 maart 2011

Parenteel van Dudo van Laurenburg

Parenteel van Dudo van Laurenburg

1 Dudo van Laurenburg is geboren in 1060. Dudo is overleden in 1123, 62 of 63 jaar oud.
Notitie bij Dudo: Dudo van Laurenburg is een van de voorvaderen van Willem van Oranje. Dudo is tevens de voorvader van de Ottoonse- en de Walramse linie.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau van 1093 tot 1117
                                          
                                            Nassau Kasteel gebouwd door Dudo ca 1100
Dudo trouwde met Anastasia van Arnstein. Anastasia is overleden.
Kind van Dudo en Anastasia:
1 Rupert I van Laurenburg. Volgt 2.
2 Rupert I van Laurenburg, zoon van Dudo van Laurenburg (zie 1) en Anastasia van Arnstein. Rupert is overleden.
Notitie bij Rupert: Rupert was de oudste zoon van graaf Dudo van Laurenburg. Zijn moeder was een dochter van graaf Lodewijk II van Arnstein (Anastasia). Graaf Dudo richtte in 1080 Laurenburg op en daarna de fundamenten van de burcht Nassau in 1100. Samen met zijn broer Arnold I van Laurenburg regeerde Rupert vanaf 1120 in de burcht Nassau en noemde zich voortaan Graaf van Nassau. Deze titel werd vanaf 1159 na zijn dood door de Aartsbisschop van Trier erkend. In 1124 werd Rupert voogd van het Heerschap Weilburg, die hij van de Bisdom Worms in leen had gekregen. Idstein volgde in 1122 en samen met Weilburg behoorde dit tot leen van de Nassaus. Rupert kon door deze lenen het huis Nassau onafhankelijk maken of onafhankelijk laten blijven. Hij overleed vóór 13 mei 1154.

Onzekerheden
De chronologie van graven Laurenburg is nogal onzeker. De link tussen Rupert I en Walram I is erg omstreden. Wat wel zeker is bij Rupert I: hij was getrouwd met Beatrix van Limburg en had twee kinderen: Arnold en Rupert.
Heerlijkheid:
graaf van Laurenburg en vanaf 1123 graaf van Nassau
Rupert trouwde met Beatrix Van Limburg. Beatrix is overleden na zondag 12 juli 1164.
Kinderen van Rupert en Beatrix:
1 Arnold II,, komt nog voor op 1 april 1158 van Laurenburg. Arnold is overleden na dinsdag 1 april 1158.
Heerlijkheid:
graaf van Laurenburg 1151-1154
2 Gerard van Laurenburg. Gerard is overleden.
Notitie bij Gerard: vermeld 1148
3 Rupert II van Laurenburg. Rupert is overleden omstreeks 1159.
Heerlijkheid:
graaf van Laurenburg 1154-1158
4 Walram I van Nassau van Nassau (van Laurenburg), geboren omstreeks 1146. Volgt 3.
3 Walram I van Nassau van Nassau (van Laurenburg) is geboren omstreeks 1146, zoon van Rupert I van Laurenburg (zie 2) en Beatrix Van Limburg. Walram is overleden op zondag 1 februari 1198, ongeveer 52 jaar oud.
Notitie bij Walram: Walram was (mogelijk) een zoon van Rupert I van Laurenburg en een onbekend gebleven vrouw (mogelijk Beatrix van Limburg, een dochter van graaf Walram I van Limburg). Walram wordt van 1176-1191 vermeld als graaf van Laurenburg en daarna, vanaf 1193, als graaf van Nassau. Van 1189 tot 1192 nam hij deel aan de Derde Kruistocht onder keizer Frederik I "Barbarossa".

Hij huwde met een zekere Kunigunde, mogelijk een dochter van graaf Poppo II van Ziegenhain. Met haar kreeg hij de volgende kinderen:

Hendrik (ca. 1190 - ca. 1251), als graaf van Nassau vermeld van 1198 - 1247
Rupert (? - ca. 1239), als graaf van Nassau vermeld van 1198 - 1230. Gehuwd, 1 dochter.
Beatrix, in 1222 vermeld als non in het klooster Affoderbach bij Miehlen
Walrams kleinzoon Otto I van Nassau was de stamvader van de Nederlandse tak van de Ottoonse linie van het Huis Nassau, waar het Nederlands koninklijk huis van af stamt.
Heerlijkheid:
was de eerste graaf van Nassau
Walram trouwde met Kunigunde. Kunigunde is overleden.
Kinderen van Walram en Kunigunde:
1 Rupert van Nassau (van Laurenburg). Rupert is overleden omstreeks 1239.
Notitie bij Rupert: Gehuwd, 1 dochter.
Heerlijkheid:
als graaf van Nassau vermeld van 1198 - 1230
2 Beatrix van Nassau (van Laurenburg). Beatrix is overleden.
Notitie bij Beatrix: in 1222 vermeld als non in het klooster Affoderbach bij Miehlen
3 Hendrik de Rijke Van Nassau, geboren omstreeks 1190. Volgt 4.
4 Hendrik de Rijke Van Nassau is geboren omstreeks 1190, zoon van Walram I van Nassau van Nassau (van Laurenburg) (zie 3) en Kunigunde. Hendrik is overleden omstreeks 1247, ongeveer 57 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Hendrik II was de oudste zoon van graaf Walram I van Nassau. Volgens de meeste bronnen werd hij geboren rond 1190. Volgens A.W.E. Dek is de geboortedatum van Hendrik rond 1180 omdat zijn vader deelnam aan de derde kruistocht tussen 1189 en 1190. Zijn moeder was Kunigunde van Ziegenhain, dochter van graaf Poppo II van Nidda. Na de dood van Walram I in 1198 is Hendrik hem op achtjarige leeftijd opgevolgd als graaf van Nassau. Hij deelde zijn regering met zijn jongere broer, Robert IV tot 1239.

Politiek en uitbreiding machtsgebied
In de politiek van de Heilige Roomse Rijk was Hendrik een loyale aanhanger van de Hohenstaufers. Maar tussen 1209 en 1211 verdedigde hij de rivaal Otto IV van Brunswijk als keizer, waarna hij weer Frederik II zou steunen. Tussen 1212 en 1214 hield hij de Aartsbisschop van Trier, Theodoric II gevangen, een tegenstander van Frederik II,

Tegen het einde van de 12e eeuw had Walram I zijn machtspositie kunnen uitbreiden bij de Niederlahn. Als erfgenaam van de grafen van Arnstein volgde hij deze op als de voogd van de aartsbisschop van Trier in: Koblenz, Pfaffendorf (nu deel van Koblenz), Niederlahnstein en Humbach (Montabaur). Maar rond 1230 werd de invloed van Trier in de omgeving van de Rijn en de Lahn sterk genoeg om met Nassau te concurreren. De aartsbisschop had Montabaur versterkt in 1217 om zijn bezettingen te versterken op de rechteroever van de Rijn tegen Nassau.

Hendriks vader kreeg het Königshof Wiesbaden van Keizer Frederik I als dank voor zijn steun aan de keizer in de conflicten rond 1170-1180. De bezittingen van het graafschap Nassau in dit gebied werden uitgebreid rond 1214 toen Hendrik de keizerlijke voogdij (Reichsvogtei) ontving over de stad en het gebied Koningssondergau die hij hield als leengebied.

Rond 1200 begonnen Hendrik en zijn broer Robert IV met de bouw van kasteel Sonnenberg op de uitloper van Spitzkippel-hoogte in het Taunusgebergte boven Wiesbaden. Dit was bedoeld als bescherming tegen de aartsbisschop van Mainz en zijn vazallen. Een van die vazallen waren de heren van Eppstein, die de landen aangrenzend Wiesbaden bezaten. Maar het kathedraalkapittel van Sint Martin in Mainz claimde Sonnenberg als de bezitting van Mainz. Om dit recht te zetten betaalde Nassau 30 marken aan het kathedraalkapittel in 1221 om het land van de Sonnenberg kasteel te verkrijgen. Hendrik werd ook gedwongen om de aartsbisschop van Mainz te erkennen als leenheer en bezitter van Sonnenberg.

In 1224 kreeg Hendrik steun van de aartsbisschop van Keulen, Engelbert II. Hij benoemde Hendrik als zijn Maarschalk en Schenk (een titel die oorspronkelijk kop-drager betekende). Maar in ruil voor zijn bescherming tegen de aartsbisschoppen van Mainz en Trier moest Hendrik de helft van Siegen afstaan aan Keulen. Niet aangetast door deze manier van regeren behield Nassau zijn rechten op de regio om Siegen: de hoge juridictie (Hohe Gerichtsbarkeit) en wildrecht (Wildban) uitdrukkelijk tot 1259.

In 1231 woonde Hendrik de Reichstag in Worms bij en in 1232 was hij bij de keizerlijke vergadering in Ravenna van Keizer Frederik II.

Hendriks broer, Robert IV was lid van de Duitse Orde in 1230. Bij zijn dood in 1239 liet hij zijn erfenis na bij de Duitse Orde. Hendrik kwam onmiddellijk in geschil met de orde, hij wilde niet dat zijn rijk werd verdeeld.

Hendrik had ook de voogdij over het bisdom van St. George in Limburg an der Lahn tijdens de bouw van de kathedraal in Limburg. In 1239 verhuisde hij – op aanraden van zijn vazal Friedrich van Hain - het inkomen van de Netphen gemeente naar de Premonstratenzer kapel abdij nabij Hilchenbach. Zijn afstammelingen namen het beschermheerschap over van het klooster.

In 1247 steunde Hendrik de keuze van de tegenkoning Willem II van Holland. Deze bevestigde alle keizerlijke bezittingen en gaf hem het recht om munten te slaan.

De politiek van Hendrik in de omgeving van Herborn, maakte de lokale aristocratische families boos. Rond 1240 bouwt Hendrik het kasteel Dillenburg om de afvalligen beter te kunnen onderwerpen. In 1248 begon de eeuwenlange Dembacher vete, waarin ook Hesse werd betrokken alsook in de context met de Thurgische opvolgingsoorlog. Hendrik overleed op 25 januari 1251 en nam afstand als graaf in 1247.
Heerlijkheid:
was van 1198 tot zijn dood graaf van Nassau.
Hendrik trouwde met Machteld van Gelre. Machteld is geboren in 1190. Machteld is overleden in 1247, 56 of 57 jaar oud.
Notitie bij Machteld: Zij was een dochter van Otto I van Gelre en Richarda van Beieren
Kinderen van Hendrik en Machteld:
1 Rupert Van Nassau. Rupert is overleden.
Notitie bij Rupert: kreeg Dietz in leen van de aartsbisschop van Trier
2 Walram II Van Nassau, geboren omstreeks 1220. Volgt 5.
3 Otto I van Laurenburg-Nassau, geboren omstreeks 1225. Volgt 19.
5 Walram II Van Nassau is geboren omstreeks 1220, zoon van Hendrik de Rijke Van Nassau (zie 4) en Machteld van Gelre. Walram is overleden omstreeks 1276, ongeveer 56 jaar oud.
Notitie bij Walram: Hij was als opperhofmaarschalk en geheimraad in dienst van keizer Rudolf I van het Heilige Roomse Rijk. Na zijn vaders dood in 1251 was hij samen met zijn broer Otto heerser over de Nassause landen. In 1255 deelden Walram en Otto de bezittingen, waarbij Walram de gebieden ten zuiden van de Lahn verkreeg, met daarin de steden Weilburg, Idstein en Wiesbaden. Het verdelingsverdrag werd later bekend onder de naam "Prima divisio". Hij was voortdurend in conflict met de aartsbisschopen van Trier, aan wie hij verschillende gebieden kwijtraakte.

Hij was de stamvader van de "Walramse linie" van het Huis Nassau
Heerlijkheid:
aartsbisschop en vorst van Trier in Duitsland
Walram trouwde, ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1250 met Adelheid van Katzenelnbogen. Adelheid is overleden.
Kinderen van Walram en Adelheid:
1 Mathilde Van Nassau. Mathilde is overleden.
2 Imagina Van Nassau. Volgt 6.
3 Diether of Diederik Van Nassau. Diether is overleden in 1307.
Notitie bij Diether: Diether was een zoon van Walram II van Nassau en Adelheid van Katzenelnbogen. Zijn oudere broer was Graaf Adolf I van Nassau, Rooms koning en Landgraaf van Thüringen. Zijn broer kwam om het leven in Gollheim. Nadat de vader van Diether overleden was in 1276, wordt aangenomen dat zijn moeder en zijn zusters een zeer religieus bestaan hadden in het klooster van Clarenthal te Wiesbaden.

[bewerken] Loopbaan
Aangenomen wordt dat Diether begon als monnik in het Dominicanenklooster in Trier, hier kreeg hij de titel "Magister van de Theologie" (Magister der Theologie in het Duits). In 1295 kwam Diether in dienst van paus Bonifatius VIII. Hij werd beëdigd als aartsbisschop van Trier in 18 januari 1300. Daarvoor was Hendrik III van Virneburg als tegen-bisschop gekozen maar om politieke redenen werd Diether gekozen.

Hij liet in 1300 de Burg Ramstein bouwen en andere burchten volgden. Gedurende zijn tijd als aartsbisschop waren er veel conflicten. De stad Trier was vervallen tot een arme stad en in andere steden was er een machtsstrijd tussen de standen. De inwoners van Koblenz streefden in 1276 naar meer onafhankelijkheid, de stadsraad werd ingericht naar persoonlijke voorkeuren en ze verhinderden te opbouw van de stadsmuren. Diether ondernam actie en veroverde de stad in 1304 en de stadsraad werd weer in ere hersteld.

In de kerk maakte Diether zich aanwezig. Zo confisqueert hij de rijkdommen van kerken en liet hij zich in 1303 voor kerkelijke zaken betalen. Toen er ook relikwieën in het bezit kwamen van Diether, waarschuwden de raden van de Dom, St. Simeon en St. Paulin, zowaar ook het klooster van St. Maximin de paus Clemens V. De paus liet Diether waarschuwen en de beschuldigingen aan te nemen wat Diether niet deed. Ook de Pauselijke legaten behandelde hij slecht. Hieruit besliste Clemens V dat Diether werd geëxcommuniceerd en moest aftreden.

Diether stierf nog voor hij de straf kon aanvaarden in 1307. Hij werd in de Dominicaner kerk begraven, die in het jaar 1812 verstoord werd.
4 Adolf Van Nassau, geboren in 1250. Volgt 7.
6 Imagina Van Nassau, dochter van Walram II Van Nassau (zie 5) en Adelheid van Katzenelnbogen. Imagina is overleden vóór 1276. Imagina trouwde met Frederik van Lichtenberg.
Notitie bij het huwelijk van Imagina en Frederik van Lichtenberg: huwde mogelijk met
Hij is overleden.
7 Adolf Van Nassau is geboren in 1250, zoon van Walram II Van Nassau (zie 5) en Adelheid van Katzenelnbogen. Adolf is overleden op woensdag 2 juli 1298 in Göllheim, 47 of 48 jaar oud.
Notitie bij Adolf: Adolf was in 1277 graaf van Nassau geworden. Zijn grondgebied bestond uit de graafschappen ten zuiden van de Lahn: Wiesbaden en Idstein. Van het prinsbisdom Worms kreeg hij Weilburg in leen. Hij deelde met zijn verre familie de burchten Nassau en Laurenburg. Vanaf 1280 was hij verwikkeld in de vete om Nassau-Eppstein. Uiteindelijk werden de graafschappen Idstein en Sonnenberg de residentie van graaf Adolf. Idstein kreeg in 1287 stadsrechten van hem.

Via zijn oom Eberhard II kwam hij aan het hof van koning Rudolf I van Habsburg. Koning Rudolf beleende hem met de burcht Wetzlar en een jaar later met de burcht Gutenfels, waardoor hij een leenman werd van de paltsgraven. Politiek was hij een bondgenoot van Keulen. In politieke conversaties kon de graaf vele talen spreken: Duits, Frans en Latijn; bijzonder in die tijd.

Zijn voorganger, Rudolf I, had ervoor geijverd om zijn zoon Albrecht tot Rooms-koning te laten verkiezen, maar hij stuitte daarbij op tegenstand van koning Wenceslaus II van Bohemen. Deze laatste zorgde ervoor dat Adolf in 1292 tot Rooms-koning werd verkozen. In 1298 werd Adolf afgezet en in Göllheim door Albrecht I vermoord.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau, Rooms-koning en landgraaf van Thüringen
Adolf trouwde met Imagina van Isenburg-Limburg. Imagina is geboren omstreeks 1255 in wrsch. Limburg an der Lahn. Imagina is overleden op vrijdag 29 september 1318 in klooster Klarenthal bij Wiesbaden, ongeveer 63 jaar oud.
Notitie bij Imagina: Zij was een dochter van graaf Gerlach I van Isenburg en van Imagina van Blieskastel. Haar vader regeerde over Limburg an der Lahn. Imagina was gehuwd met Adolf I van Nassau, een bescheiden Duitse vorst, die in 1292 Duits koning werd.
Kinderen van Adolf en Imagina:
1 Hendrik Van Nassau. Hendrik is overleden.
2 Ruprecht IV Van Nassau. Ruprecht is overleden in 1304.
Notitie bij Ruprecht: Rubrecht IV van Nassau was graaf van Nassau en regeerde in de periode 1298-1304. Hij was getrouwd met een dochter van keizer Wenceslaus II. Hij regeerde Nassau samen met Walram III en Gerlach I. Hij sneuvelde in 1304.
3 Mechtilde van Nassau (van de Palts), geboren in 1280. Volgt 8.
4 Gerlach I Van Nassau, geboren vóór 1288. Volgt 17.
8 Mechtilde van Nassau (van de Palts) is geboren in 1280, dochter van Adolf Van Nassau (zie 7) en Imagina van Isenburg-Limburg. Mechtilde is overleden op zondag 19 juni 1323 in Heidelberg, 42 of 43 jaar oud. Mechtilde trouwde, 13 of 14 jaar oud, in 1294 met Rudolf I de Stamelaar van Beieren, 19 of 20 jaar oud. Rudolf is geboren op donderdag 4 oktober 1274 in Bazel, zoon van Lodewijk II de Strenge van Beieren-München en Mathildis van Habsburg. Rudolf is overleden op zondag 12 augustus 1319 in Bazel, 44 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Hij volgt zijn vader bij diens dood in 1294 op als hertog van Opper-Beieren en paltsgraaf aan de Rijn. Hij huwde met Mechtilde van Nassau, een dochter van Adolf I van Nassau. In 1317 laat hij zich door zijn broer Lodewijk van de troon dringen, maar die staat in 1329 de Palts terug af aan de nakomelingen van Rudolf I.
Kinderen van Mechtilde en Rudolf:
1 Lodewijk van de Palts, geboren in 1297. Lodewijk is overleden in 1312, 14 of 15 jaar oud.
2 Adolf de Redelijke van de Palts, geboren op dinsdag 27 september 1300 in Wolfratshausen. Volgt 9.
3 Rudolf II de Blinde van de Palts, geboren op maandag 8 augustus 1306 in Wolfratshausen. Volgt 14.
4 Ruprecht I de Rode Keurvorst van de Palts, geboren op woensdag 9 juli 1309 in Wolfratshausen. Volgt 16.
5 Mechtilde van de Palts, geboren in 1312. Mechtilde is overleden in 1375, 62 of 63 jaar oud.
6 Anna van de Palts, geboren in 1318. Anna is overleden in 1319, 0 of 1 jaar oud.
9 Adolf de Redelijke van de Palts is geboren op dinsdag 27 september 1300 in Wolfratshausen, zoon van Rudolf I de Stamelaar van Beieren en Mechtilde van Nassau (van de Palts) (zie 8). Adolf is overleden op donderdag 29 januari 1327 in Neustadt an der Weinstraße, 26 jaar oud.
Notitie bij Adolf: Hij volgde zijn vader(titulair) op als paltsgraaf, nadat die Beieren had afgestaan aan zijn broer Lodewijk.
Adolf trouwde met Irmgard van Oettingen. Irmgard is overleden.
Kinderen van Adolf en Irmgard:
1 Adolf van de Palts. Adolf is overleden.
2 Frederik van de Palts. Frederik is overleden.
3 Ruprecht II de Harde van de Palts, geboren op zondag 12 mei 1325 in Amberg. Volgt 10.
10 Ruprecht II de Harde van de Palts is geboren op zondag 12 mei 1325 in Amberg, zoon van Adolf de Redelijke van de Palts (zie 9) en Irmgard van Oettingen. Ruprecht is overleden op zondag 6 januari 1398 in Amberg, 72 jaar oud.
Notitie bij Ruprecht: Hij werd enige keurvorst na de dood van zijn kinderloze oom Ruprecht I. Tot de dood van Rudolf II in 1353, regeerde hij samen met zijn oom Ruprecht I. Nadien werd het gebied gesplitst, maar Ruprecht regeerde volledig in samenspraak met Ruprecht I . Zijn bijnaam de Harde houdt hij over aan zijn strijd tegen de steden en de vervolgingen van ketters en joden.
Ruprecht trouwde, 19 of 20 jaar oud, in 1345 met Beatrix van Sicilië, 18 of 19 jaar oud. Beatrix is geboren in 1326. Beatrix is overleden in 1365, 38 of 39 jaar oud.
Kinderen van Ruprecht en Beatrix:
1 Anna van de Palts, geboren in 1346. Volgt 11.
2 Frederik van de Palts, geboren in 1347. Frederik is overleden.
3 Johan van de Palts, geboren in 1349. Johan is overleden.
4 Mechtilde van de Palts, geboren in 1350. Volgt 12.
5 Elisabeth van de Palts, geboren in 1351. Elisabeth is overleden.
6 Ruprecht III van het Heilige Roomse Rijk, geboren op zaterdag 5 mei 1352 in Amberg. Volgt 13.
7 Adolf van de Palts, geboren in 1355. Adolf is overleden in 1358, 2 of 3 jaar oud.
11 Anna van de Palts is geboren in 1346, dochter van Ruprecht II de Harde van de Palts (zie 10) en Beatrix van Sicilië. Anna is overleden in 1408, 61 of 62 jaar oud. Anna trouwde, 13 of 14 jaar oud, in 1360 met Willem I van Berg, 11 of 12 jaar oud. Willem is geboren in 1348. Willem is overleden in 1408, 59 of 60 jaar oud.
12 Mechtilde van de Palts is geboren in 1350, dochter van Ruprecht II de Harde van de Palts (zie 10) en Beatrix van Sicilië. Mechtilde is overleden. Mechtilde trouwde, 27 of 28 jaar oud, in 1378 met Sigost van Leuchtenberg, 28 of 29 jaar oud. Sigost is geboren in 1349. Sigost is overleden in 1393, 43 of 44 jaar oud.
13 Ruprecht III van het Heilige Roomse Rijk is geboren op zaterdag 5 mei 1352 in Amberg, zoon van Ruprecht II de Harde van de Palts (zie 10) en Beatrix van Sicilië. Ruprecht is overleden op zondag 18 mei 1410 in Landskron (bij Oppenheim), 58 jaar oud.
Notitie bij Ruprecht: Afkomstig van het huis Wittelsbach, hij was de enige zoon van keurvorst Ruprecht II van de Palts en van Beatrix van Sicilië. Hij volgde zijn vader in 1398 op in de Palts, bij diens overlijden. Hij was een van de vier keurvorsten die Wenceslaus in 1400 afzetten. Vervolgens werd Ruprecht zelf verkozen tot Roomse koning.
Ruprecht trouwde, 21 of 22 jaar oud, in 1374 met Elisabeth van Neurenberg, 15 of 16 jaar oud. Elisabeth is geboren in 1358, dochter van Frederik V van Neurenberg en Elisabeth van Meißen. Elisabeth is overleden op zondag 26 juli 1411 in Heidelberg, 52 of 53 jaar oud. Elisabeth trouwde voorheen met Everhard III de Milde van Württemberg (na 1362-1417).
14 Rudolf II de Blinde van de Palts is geboren op maandag 8 augustus 1306 in Wolfratshausen, zoon van Rudolf I de Stamelaar van Beieren en Mechtilde van Nassau (van de Palts) (zie 8). Rudolf is overleden op vrijdag 4 oktober 1353 in Neustadt an der Weinstraße, 47 jaar oud.
Notitie bij Rudolf: Zijn vader had zich de troon van Beieren en de Palts afhandig laten maken door zijn broer Lodewijk de Beier. Pas in 1329 werd een akkoord gemaakt om Opper-Beieren en de Opperpalts definitief aan Lodewijk de Beier af te staan, maar de Rijnpalts aan de afstammelingen van Rudolf te laten.
Rudolf:
(1) trouwde, 19 of 20 jaar oud, in 1326 met Anna van Karinthië, ongeveer 26 jaar oud. Anna is geboren omstreeks 1300. Anna is overleden in 1331, ongeveer 31 jaar oud.
(2) trouwde, 41 of 42 jaar oud, in 1348 met Margaretha van Sicilië, 16 of 17 jaar oud. Margaretha is geboren in 1331. Margaretha is overleden in 1377, 45 of 46 jaar oud.
Kind van Rudolf en Anna:
1 Anna van de Palts, geboren op dinsdag 26 september 1329. Volgt 15.
15 Anna van de Palts is geboren op dinsdag 26 september 1329, dochter van Rudolf II de Blinde van de Palts (zie 14) en Anna van Karinthië. Anna is overleden op zaterdag 2 februari 1353 in Praag, 23 jaar oud. Zij is begraven in praag Sint-Vituskathedraal.
Notitie bij Anna: Zij was een dochter van Rudolf II van de Palts en van Anna van Karinthië. Zij werd in 1349 de tweede echtgenote van Duits koning Karel IV van het Heilige Roomse Rijk. Uit hun korte huwelijk hadden zij één zoon, Wenceslaus (1350-1351) die als kind stierf. Anna overleed in 1353 en werd begraven in de Sint-Vituskathedraal in Praag.
Anna trouwde, 19 of 20 jaar oud, in 1349 met Karel IV van het Heilige Roomse Rijk, 32 of 33 jaar oud. Karel is geboren op vrijdag 14 mei 1316 in Praag, zoon van Jan De blinde van LUXEMBURG en Elisabeth I (ook Eliska) van Bohemen. Karel is overleden op maandag 29 november 1378 in Praag, 62 jaar oud. Karel is weduwnaar van Blanche van Valois (1316-1348), met wie hij trouwde in 1329. Karel trouwde later in 1353 met Anna van Silezie (van Schweidnitz en Jauer) (1339-1362). Karel trouwde later na 1363 met De heilige Elisabeth van Pommeren (±1347-1393).
Notitie bij Karel: Karel was de zoon van Jan de Blinde, koning van Bohemen en de kleinzoon van Hendrik, de toenmalige Roomse keizer. Zijn moeder was Eliska, de zuster van Wenceslaus,de laatste der Premysliden. Bij zijn geboorte kreeg hij de naam Wenceslaus (Václav), naar de patroon van het Boheemse volk. Jan hield echter niet van zijn koninkrijk en ook niet van zijn vrouw. Hij ging zelfs zo ver dat hij Eliska liet inkerkeren in het klooster van Melník. Zijn zoon nam hij mee naar Frankrijk. Wenceslaus werd opgevoed in Parijs en kreeg bij zijn vormsel de naam Karel. Hij huwde daar ook met de jonge Blanche van Valois, de halfzuster van de Franse koning.

In 1333 werd hij door zijn vader belast met het bestuur van Bohemen en Moravië. Zijn vader, gesteund door Paus Clemens VI en de Franse koning Filips VI, wist, nog net voor zijn dood, te bewerken dat Karel in 1346 werd gekozen tot Duits koning. Bij het overlijden van zijn vader werd hij ook de volgende graaf van Luxemburg. In 1355 werd hij gekozen tot koning van Italië en enkele maanden later tot Duits keizer.

Na zijn kroning in 1355 door de paus mocht hij zich pas echt Rooms Keizer noemen. Toch was hij daarvoor ook al Keizer, omdat onder zijn voorganger, Lodewijk de Beier, bepaald was dat een door de keurvorsten verkozen kandidaat al vóór zijn kroning door de paus rechtmatig koning van het Duitse Rijk was. Karel was tevens koning van Bohemen. In 1353 deed hij afstand van de titel graaf van Luxemburg ten gunste van zijn halfbroer Wenceslaus, die hij het jaar daarop tot hertog verhief.

In 1356 vaardigde hij de beroemde Gouden Bul uit die de wijze van verkiezing van de keizer van het Heilige Roomse Rijk door de zeven Duitse keurvorsten vastlegde. Vanaf 1365 was hij bovendien koning van Bourgondië.

Karel IV bekommerde zich voornamelijk om de uitbreiding en de welvaart van zijn erflanden. Door zijn eigen vier huwelijken en door die van zijn kinderen verstevigde hij de macht in die landen. Hij bevorderde in Bohemen en Moravië de Franse en Duitse cultuur en stichtte in 1348 de Universiteit van Praag. De oude burcht Hradcany uit de negende eeuw liet hij geheel verbouwen. Hij gaf de opdracht om de St. Vituskathedraal verder op te bouwen en liet Praag aanzienlijk vergroten door de aanleg van de huidige Nieuwe Stad. Ook bouwde hij de Karelsbrug en vele andere bouwwerken. Karel IV, die een autobiografie schreef, stierf in 1378.
16 Ruprecht I de Rode Keurvorst van de Palts is geboren op woensdag 9 juli 1309 in Wolfratshausen, zoon van Rudolf I de Stamelaar van Beieren en Mechtilde van Nassau (van de Palts) (zie 8). Ruprecht is overleden op woensdag 16 februari 1390 in Neustadt an der Weinstraße, 80 jaar oud.
Notitie bij Ruprecht: In 1356 verkrijgt Ruprecht de titel van keurvorst. Door de gouden bul van 1356 hebben paltsgraven immers het recht verkregen om mee de Roomse koning te kiezen. In 1386 sticht hij de universiteit van Heidelberg.
Ruprecht trouwde met Elisabeth Van Namen. Elisabeth is geboren in 1329, dochter van Jan I Van Namen en Maria van Artesië. Elisabeth is overleden in 1382, 52 of 53 jaar oud.
17 Gerlach I Van Nassau is geboren vóór 1288, zoon van Adolf Van Nassau (zie 7) en Imagina van Isenburg-Limburg. Gerlach is overleden op donderdag 7 januari 1361, minstens 73 jaar oud.
Heerlijkheid:
vanaf 1305 graaf van Nassau in Wiesbaden, Idstein, Weilburg en Weilnau.
Gerlach trouwde, minstens 19 jaar oud, in 1307 met Agnes van Hessen. Agnes is overleden.
Notitie bij Agnes: dochter van Hendrik van Hessen en kleindochter van Hendrik I van Hessen
Kind van Gerlach en Agnes:
1 Adolf I van Nassau-Wiesbaden-Idstein, geboren in 1307. Volgt 18.
18 Adolf I van Nassau-Wiesbaden-Idstein is geboren in 1307, zoon van Gerlach I Van Nassau (zie 17) en Agnes van Hessen. Adolf is overleden op donderdag 17 januari 1370, 62 of 63 jaar oud.
Notitie bij Adolf: In 1344 deed zijn vader afstand van zijn graafschap ten gunste van zijn zoons. Deze zoons regeerden tot 1355 gemeenschappelijk, waarna de bezittingen verdeeld werden:

Adolf I krijgt Wiesbaden-Idstein (uitgestorven 1605)
Johan krijgt Weilburg (uitgestorven 1912)
Rupert krijgt Sonnenberg (uitgestorven 1396).
Adolf trouwde, 24 of 25 jaar oud, in 1332 met Margaretha van Hohenzollern-Neurenberg, ongeveer 17 jaar oud. Margaretha is geboren omstreeks 1315 in München. Margaretha is overleden op zaterdag 19 september 1377, ongeveer 62 jaar oud. Margaretha trouwde later in 1359 met Stefan II van Beieren (1319-1375).
Notitie bij Margaretha: Zij was een dochter van Fredrik IV van Hohenzollern, burggraaf van Neurenburg en van Margaretha van Karinthie
19 Otto I van Laurenburg-Nassau is geboren omstreeks 1225, zoon van Hendrik de Rijke Van Nassau (zie 4) en Machteld van Gelre. Otto is overleden in 1289, ongeveer 64 jaar oud.
Notitie bij Otto: Hij was de stamvader van de "Ottoonse linie" van het Huis Nassau.

Otto I was een zoon van Hendrik de Rijke van Nassau en diens vrouw Machteld van Gelre (dochter van graaf Otto I van Gelre). Na de dood van Hendrik de Rijke van Nassau ontstond een jarenlange strijd tussen Otto I en zijn broer Walram om de erfenis. Op 17 december 1255 werd deze strijd met een verdrag (Primera Divisio) beslecht. Otto verkeeg het noordelijk deel van het rijk, ten noorden van de Lahn, waarin zich de steden Siegen, Dillenburg, Herborn en Haiger bevonden. Walram kreeg het zuidelijk deel van het rijk, met de steden Weilburg en Idstein.

Hierna voerde Otto I strijd tegen andere vorsten, waaronder tegen de aartsbisschoppen van Keulen en van Trier. Bij deze strijd verloor Otto I de zeggenschap over Bad Ems en Koblenz. Zijn zonen Hendrik, Emico en Johan verdeelden de bezittingen in 1303, waarna Nassau-Siegen (Hendrik), Nassau-Hadamar (Emico) en Nassau-Dillenbug (Johan) ontstonden.
Otto trouwde met Agnès van Leiningen-Saarbrücken. Agnès is geboren omstreeks 1240. Agnès is overleden omstreeks 1300, ongeveer 60 jaar oud.
Kind van Otto en Agnès:
1 Hendrik I van Nassau-Siegen, geboren omstreeks 1270. Volgt 20.
20 Hendrik I van Nassau-Siegen is geboren omstreeks 1270, zoon van Otto I van Laurenburg-Nassau (zie 19) en Agnès van Leiningen-Saarbrücken. Hendrik is overleden in 1343, ongeveer 73 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Nadat zijn vader in 1290 stierf, vochten de zonen om het erfdeel van het Graafschap Nassau. In 1308 kwam er een bestand waarbij Hendrik Siegen ontving met Ginsberg en Westerwald. Emico ontving Hadamar en Johan Dillenburg.

Hendrik speelde een niet onbelangrijke rol in de politiek van het rijk als neef van de Rooms-koning Adolf I van Nassau (Walramse linie). Omdat hij familie van Adolf I was werd hij als stadhouder van de mark Meissen-Thüringen benoemd. In 1298 vocht Hendrik aan de zijde van de koning in Goellheim, Adolf viel als koning en Hendrik werd gearresteerd en gevangen gehouden door de Habsburgers, die zich legitimeerden als anti-Habsburgse Walramse linie van de Nassaus.

Nadat Lodewijk IV van Beieren keizer was geworden, kon Hendrik I zichzelf verzekeren van een promotie en was in de ideale positie om zijn rivalen van het graafschap tegen te houden en zijn bezittingen te verzekeren. In 1328 nam hij Dillenburg over na de dood van zijn broer Johan. Als Hessesche lenen kreeg hij de Herborner mark, Mengerskirchen, Haiger Mark, Eibelskirchen, Ebersbach en de zeggenschap over Krumbach. Van de keizer kreeg hij de zeggenschap over het Siegerland, zodat hij zijn graafschap optimaal kon beschermen.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau-Siegen en als Hendrik III graaf van Nassau
Hendrik trouwde met Adelheid van Heisburg en Blankenberg. Adelheid is geboren in 1280. Adelheid is overleden in 1347, 66 of 67 jaar oud.
Kind van Hendrik en Adelheid:
1 Otto II van Nassau-Dillenburg, geboren in 1305. Volgt 21.
21 Otto II van Nassau-Dillenburg is geboren in 1305, zoon van Hendrik I van Nassau-Siegen (zie 20) en Adelheid van Heisburg en Blankenberg. Otto is overleden in 1350, 44 of 45 jaar oud. Otto trouwde, 25 of 26 jaar oud, in 1331 met Adelheid van Vianden, 21 of 22 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Otto en Adelheid: Zij was samen met haar broer Hendrik, gravin van Vianden in opvolging van haar vader.
Adelheid is geboren in 1309 in Grimbergen. Adelheid is overleden in 1376, 66 of 67 jaar oud.
Kind van Otto en Adelheid:
1 Johan I van Nassau-Dillenburg, geboren in 1339. Volgt 22.
22 Johan I van Nassau-Dillenburg is geboren in 1339, zoon van Otto II van Nassau-Dillenburg (zie 21) en Adelheid van Vianden. Johan is overleden op vrijdag 4 september 1416 in Herborn, 76 of 77 jaar oud. Johan trouwde met Margareta Van Der Mark. Margareta is overleden in 1409.
Kind van Johan en Margareta:
1 Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg Van Nassau, geboren omstreeks 1375 in Dillenburg. Volgt 23.
23 Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg Van Nassau is geboren omstreeks 1375 in Dillenburg, zoon van Johan I van Nassau-Dillenburg (zie 22) en Margareta Van Der Mark. Engelbrecht is overleden op donderdag 3 mei 1442 in Breda, ongeveer 67 jaar oud.
Notitie bij Engelbrecht: Hij was student in Keulen in 1389 en domproost te Münster tot 1399. Hij werd raadsheer van de hertog van Brabant, eerst voor Anton van Bourgondië, later ook voor zijn zoon Jan IV van Brabant. Engelbrecht speelde ook een belangrijke rol bij het tot stand komen van het huwelijk van hertog Jan IV van Brabant en Jacoba van Beieren, dat uiteindelijk zou leiden tot de Hoekse en Kabeljauwse twisten. Als gevolg hiervan trad hij uiteindelijk na afloop hiervan in 1430 in dienst van Filips de Goede.

Engelbrecht I van Nassau deed omdat zijn beide broers kinderloos waren afstand van de proosdij en trouwde op 1 augustus 1403 met Johanna van Polanen (1392 - 1445), vrouwe van Breda en de Lek, in Breda. Tot haar erfenis behoorden vele heerlijkheden en ridderhofsteden in Holland en Brabant, Henegouwen, Utrecht en Zeeland. Door dit huwelijk begon de opkomst van het Huis Nassau in de Nederlanden.

Engelbrecht was heer van Breda van 1403-1442 en woonde in het Kasteel van Breda. Ook bezat hij huizen in Brussel en Mechelen.

In 1411 kocht hij Drimmelen en erfde in 1417 van zijn bloedverwante Elisabeth van Spanheim het graafschap Vianden, verder Sankt Vith en Bütgenbach (die hij reeds sinds 1411 in pand had), als ook Grimbergen, Corroy, Frasnes en Londerzeel. Ook werd hij heer van Geertruidenberg, Niervaart, Zundert en Princenhage, Sprundel, Castricum, Monster, Rijswijk, Naaldwijk en andere plaatsen.

De grootvader van Engelbert, Otto II van Nassau-Dillenburg, huwde met Adelheid van Vianden, dochter van graaf Filips II van Vianden. Adelheids broer Hendrik II van Vianden overleed in 1337 en liet alleen een jonge dochter na, Maria van Vianden die later trouwde met Simon III van Spanheim. Van de kinderen van Maria van Vianden en Simon van Spanheim bleef alleen een dochter in leven, Elisabeth van Spanheim. Elisabeth huwde tweemaal, haar beide echtgenoten overleden echter zonder kinderen te verwekken. Na het overlijden van Elisabeth in 1417 liet zij haar bezittingen na aan Engelbrecht I van Nassau, de kleinzoon van haar oom Otto II van Nassau-Dillenburg.

Hij stierf op 3 mei 1442 te Breda. Tussen 1460 en 1490 werd voor hem een praalgraf gebouwd: het Praalgraf van Engelbrecht I van Nassau in de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk aan de Grote Markt in Breda.
Heerlijkheid:
heer van Breda van 1403-1442
Engelbrecht trouwde, ongeveer 28 jaar oud, op woensdag 1 augustus 1403 in Breda met Johanna van Polanen, 11 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Engelbrecht en Johanna: Tot Johanna’s erfenis (oorspronkelijk verworven door Willem van Duivenvoorde) behoorden vele heerlijkheden en ridderhofsteden in Holland en Brabant, Henegouwen, Utrecht, Zeeland en de westhoek van de Krimpenerwaard met de dorpen Krimpen aan de Lek, Krimpen aan den IJssel, Lekkerkerk en Ouderkerk aan den IJssel. Door haar huwelijk begon de opkomst van het Huis Nassau in de Nederlanden, behorend tot de rijkste en belangrijkste adel van de Nederlanden.

Na haar dood werd Johanna bijgezet in het graf van haar man, het Praalgraf van Engelbrecht I van Nassau in de Grote- of Onze Lieve Vrouwekerk op de Grote Markt in Breda
Johanna is geboren op woensdag 10 januari 1392. Johanna is overleden op zaterdag 15 mei 1445 in Breda, 53 jaar oud.
Kind van Engelbrecht en Johanna:
1 Jan IV Van Nassau, geboren op vrijdag 1 augustus 1410 in Dillenburg. Volgt 24.
24 Jan IV Van Nassau is geboren op vrijdag 1 augustus 1410 in Dillenburg, zoon van Engelbrecht I van Nassau-Dillenburg Van Nassau (zie 23) en Johanna van Polanen. Jan is overleden op vrijdag 3 februari 1475 in Dillenburg, 64 jaar oud. Hij is begraven in het Grafmonument Engelbrecht I van Nassau in de Grote Kerk aan de Grote Markt in Breda..
Notitie bij Jan: Hij was:

graaf van Nassau
graaf van (half) Diez en Vianden
heer van Breda van 1442-1475
heer van de Lek, Gageldonck en Hambroeck (1458-1459)
Drossaard van Brabant in 1435 en Heusden in 1447
Maarschalk van Westfalen van 1449 tot 1450
Bij de dood van zijn vader in 1442 erfde hij de Nederlandse bezittingen van het huis Nassau. In 1451 erfde hij van zijn kinderloos gestorven jongste broer Hendrik (1414-1451) de Duitse gebieden van het huis Nassau, waardoor alle Nassause bezittingen uit de Ottoonse linie, m.u.v. Nassau-Beilstein, weer in handen van één persoon kwamen.

Hij speelde een belangrijke rol in het hertogdom Brabant, waar Filips van Bourgondië sinds 1430 hertog is. In 1436 wordt hij benoemd tot Drossaard van Brabant, wat hij tot zijn dood blijft.

Op 7 februari 1440 huwde hij met gravin Maria van Loon-Heinsberg (1426-1502), de zuster van Johan VIII van Heinsberg, de Prins-Bisschop van Luik. Zij kregen 6 kinderen:

Anna van Nassau-Dillenburg (1441 - 8 april 1514)
Johanna van Nassau-Dillenburg (1444 - 1468)
Odillia van Nassau-Dillenburg (1445 - 22 april 1493)
Adriana van Nassau-Dillenburg (7 februari 1449 - 15 januari 1477)
Engelbrecht II van Nassau (17 mei 1451 - 31 mei 1504)
Jan V van Nassau-Dillenburg (9 november 1455 - 30 juli 1516)
Ook had hij drie bastaardkinderen, waarvan de oudsten bij Aleyd van Lommel

Jan I van Nassau 1435-1506, hij was rentmeester van Vianden, hij huwde twee maal en kreeg 4 zoons en 5 dochters, ook had hij nog 3 bastaarddochters. Van hem stamt de tak van Nassau-Detzem af. Hij was tevens de overgrootvader van Margaretha van Mechelen
Cathelijne van Nassau
Adriaan van Nassau trouwt Katharina von Brandscheid
Heerlijkheid:
Graaf van Nassau
Jan:
(1) begon een relatie met Aleyd van Lommel. Aleyd is overleden.
(2) trouwde, 29 jaar oud, op zondag 7 februari 1440 met Maria van Loon-Heinsberg, 15 of 16 jaar oud. Maria is geboren in 1424, dochter van Jan II van Heinsberg. Maria is overleden op woensdag 20 april 1502, 77 of 78 jaar oud.
Heerlijkheid:
vrouwe van Herstal, Itteren en Meerssenhoven (1459), Steyn, Millen (1467),
Kind van Jan en Aleyd:
1 Jan I Van Nassau, geboren omstreeks 1435. Volgt 25.
Kinderen van Jan en Maria:
2 Anna Van Nassau, geboren omstreeks 1441. Volgt 29.
3 Johanna Van Nassau, geboren in 1444. Volgt 142.
4 Adriana Van Nassau, geboren op vrijdag 7 februari 1449 in Breda (NL). Volgt 143.
5 Engelbrecht II van Nassau-Vianden, geboren op maandag 17 mei 1451 in Breda (NL). Volgt 144.
6 Jan V van Nassau-Dillenburg, geboren op zondag 9 november 1455 in Breda. Volgt 145.
25 Jan I Van Nassau is geboren omstreeks 1435, zoon van Jan IV Van Nassau (zie 24) en Aleyd van Lommel. Jan is overleden in 1506, ongeveer 71 jaar oud.
Notitie bij Jan: hij was rentmeester van Vianden, hij huwde twee maal en kreeg 4 zoons en 5 dochters, ook had hij nog 3 bastaarddochters. Van hem stamt de tak van Nassau-Detzem af. Hij was tevens de overgrootvader van Margaretha van Mechelen
Kind van Jan uit onbekende relatie:
1 Pauwel I Van Nassau. Volgt 26.
26 Pauwel I Van Nassau, zoon van Jan I Van Nassau (zie 25). Pauwel is overleden op dinsdag 28 april 1534.
Heerlijkheid:
Jonker en schout te Breda van 1513 tot 1520
Pauwel trouwde met Catharina Van Haeften. Catharina is een dochter van Jan (Johan) Van Haeften en Diederica Van Immerseele. Catharina is overleden op maandag 5 juni 1514.
Kind van Pauwel en Catharina:
1 Catharina Van Nassau. Volgt 27.
27 Catharina Van Nassau, dochter van Pauwel I Van Nassau (zie 26) en Catharina Van Haeften. Catharina is overleden op woensdag 26 augustus 1556. Catharina trouwde op woensdag 15 december 1529 met Wouter Van Der Meeren. Wouter is een zoon van Philippe Van Der Meeren en Maximilienne van der Noot. Wouter is overleden in 1568 in Dordrecht.
Heerlijkheid:
Ridder
Kind van Catharina en Wouter:
1 Hendrick Van Der Meeren. Volgt 28.
28 Hendrick Van Der Meeren, zoon van Wouter Van Der Meeren en Catharina Van Nassau (zie 27). Hendrick is overleden.
Heerlijkheid:
Jonker, heer van Saventhem en Sterrebeek
Hendrick trouwde met Anna Van Hamme. Anna is geboren in 1520. Anna is overleden. Anna is weduwe van Andries (Andreas Vesalius) van Wesele (1514-1664).
29 Anna Van Nassau is geboren omstreeks 1441, dochter van Jan IV Van Nassau (zie 24) en Maria van Loon-Heinsberg. Anna is overleden op zaterdag 8 april 1514 in Celle, ongeveer 73 jaar oud. Anna:
(1) trouwde met Otto II van Brunswijk-Lüneburg. Otto is geboren in 1439, zoon van Frederik van Brunswijk-Lüneburg en Magdalena van Brandenburg. Otto is overleden op zaterdag 19 januari 1471, 31 of 32 jaar oud.
Heerlijkheid:
hertog van Brunswijk-Lüneburg
(2) trouwde met Philips ’de oudere’ van Katzenelnbogen. Philips is geboren in 1402, zoon van Johan IV van Katzenelnbogen. Philips is overleden op dinsdag 27 juli 1479, 76 of 77 jaar oud. Philips is weduwnaar van Magdalena van Brandenburg.
Heerlijkheid:
graaf van Katzenelnbogen en Dietz
Kind van Anna en Philips:
1 Anna van Katzenelnbogen. Volgt 30.
30 Anna van Katzenelnbogen, dochter van Philips ’de oudere’ van Katzenelnbogen en Anna Van Nassau (zie 29). Anna is overleden. Anna trouwde met Hendrik III de Rijke van Hessen. Hendrik is geboren in 1441, zoon van Lodewijk II de Vreedzame van Hessen en Anna Van Saksen. Hendrik is overleden in 1483, 41 of 42 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Na het overlijden van zijn vader in 1458 werd hij landgraaf over Opper-Hessen of Hessen-Marburg. In 1458 was hij gehuwd met Anna van Katzenellenbogen, dochter van graaf Filips van Katzenellenbogen
Kinderen van Anna en Hendrik:
1 Lodewijk III van Opper-Hessen, geboren in 1460. Lodewijk is overleden in 1478, 17 of 18 jaar oud.
2 Willem III de jonge van Hessen, geboren na 1460. Willem is overleden in 1500, ten hoogste 40 jaar oud.
Notitie bij Willem: In 1483 volgde hij zijn vader op als landgraaf van Opper-Hessen. Doordat Willem zonder mannelijke opvolgers overleed, stierf de lijn van Hessen-Marburg uit en werd Hessen weer verenigd met Willem de Middelste van de tak Hessen-Kassel.
3 Elisabeth van Hessen-Marburg, geboren in mei 1466 in Marburg. Volgt 31.
4 Mathildis van Hessen, geboren in 1473. Volgt 141.
31 Elisabeth van Hessen-Marburg is geboren in mei 1466 in Marburg, dochter van Hendrik III de Rijke van Hessen en Anna van Katzenelnbogen (zie 30). Elisabeth is overleden op zaterdag 17 januari 1523 in Keulen, 56 jaar oud. Elisabeth trouwde, 15 jaar oud, op maandag 11 februari 1482 in Marburg met Jan V van Nassau-Dillenburg, 26 jaar oud. Zie 145 voor persoonsgegevens van Jan.
Kinderen van Elisabeth en Jan:
1 Hendrik III van Nassau-Breda, geboren op zondag 12 januari 1483 in Siegen. Hendrik is overleden op zaterdag 14 september 1538 in Breda, 55 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Hij was een zoon van Jan V van Nassau-Dillenburg, stadhouder van Gelre, en Elisabeth van Hessen-Marburg. Hij was de broer van Willem de Rijke, graaf van Nassau-Dillenburg. Hij was dus een oom van Willem van Oranje. In 1504 erft hij de bezittingen van zijn kinderloos overleden oom, Engelbrecht II van Nassau.

Hij treed in dienst van Filips de Schone. In 1504 wordt hij drossaard van Brabant. Op 17 november 1505 neemt Filips de Schone hem op in de Orde van het Gulden Vlies. Op 31 december 1510 wordt hij aangesteld als kastelein van Slot Loevestein. Van 1515-1521 is hij stadhouder van Holland en Zeeland. Ook is hij buitenlid van het Illustre Lieve Vrouwe Broederschap in ’s-Hertogenbosch. In 1517-1518 betaalt hij het verschuldigde ‘ante obitum’ (doodschuld) aan deze broederschap. Ook wordt hij één van de gouverneurs over de jonge Karel V met wie hij een goede band opbouwt. In 1521 overlijdt zijn tweede vrouw, Claudia van Chalon. In datzelfde jaar, schrijft Michel de Montaigne (Essays I,5), is hij betrokken bij het beleg van de Franse stad Mousson. Ook was hij het die namens Karel V Lyon innam. (http://nl.wikipedia.org/wiki/Italiaanse_Oorlog_van_1521_-_1526). Tussen 1522 en 1530 verblijft hij als raadsman en opperkamerheer van Karel aan diens hof in Spanje. In 1524 trouwt hij op aanbeveling van Karel met de zestienjarige Mencía de Mendoza, die als dochter van Rodrigo de Mendoza uit één van de rijkste en aanzienlijkste geslachten van Spanje stamde. Ook neemt hij deel aan een veldtocht tegen de Ottomaanse sultan Süleyman I. Hij sterft in 1538 en wordt in de Grote Kerk van Breda begraven. Zijn weduwe, Mencia de Mendoça, hertrouwt in 1540 met Ferdinand van Aragón, hertog van Calabrië (Andria, 15 december 1488 - Valencia, 26 oktober 1550), zoon van koning Frederik IV van Napels. Zijn zoon uit zijn tweede huwelijk, René van Chalon, volgt hem op.

Breda
Tijdens zijn beheer beleefde Breda een periode van grote bloei. Hendrik III gaf in 1536 opdracht tot de bouw van een renaissance-paleis, het Kasteel van Breda. De Henricuspoort, de voornaamste toegangspoort tot het Kasteel draagt nog zijn naam. Het kasteel werd niet voltooid tijdens zijn leven.

Diest
Diest was ook een van de bezittingen die Hendrik van zijn oom erfde. Hij liet er het Hof van Nassau bouwen in 1510, vlak bij het Warandepark.

Huwelijk en gezin
Hendrik III van Nassau-Breda is driemaal in het huwelijk getreden:

In 1503 huwde hij met Françoise Louise, Hertogin van Savoye (1485-1511).
In 1515 huwde hij met Claudia van Chalon (1498-31 mei 1521 te Diest. Uit dit huwelijk is een zoon geboren:
René van Chalon, Prins van Oranje.
In 1524 huwde hij met Mencía de Mendoza, 2e Markiezin van Cenette (1508-1554).
Ook heeft hij een aantal bastaardkinderen. Met Elisabeth Claire van Rosenbach (dochter van de gouverneur van het kasteel van Vianden):

Alexis van Nassau-Corroy (1506? - Corroy, 18 september 1550), stamvader van het geslacht Nassau-Corroy
Elisabeth (ca. 1510 - 17 februari 1550) gehuwd met Jan van Renesse, heer van Elderen en van OostMalle
Met Marie de Reval:

Lodewijk Philips (geboren tussen 1531 en 1538) Hij had een zoon Alfons van Nassau.
2 Jan van Nassau-Dillenburg, geboren in 1484. Jan is overleden in 1504, 19 of 20 jaar oud.
3 Ernst van Nassau-Dillenburg, geboren in 1486. Ernst is overleden.
4 Willem I de Rijke van Nassau-Dillenburg, geboren op dinsdag 10 april 1487 in Dillenburg. Volgt 32.
32 Willem I de Rijke van Nassau-Dillenburg is geboren op dinsdag 10 april 1487 in Dillenburg, zoon van Jan V van Nassau-Dillenburg (zie 145) en Elisabeth van Hessen-Marburg (zie 31). Willem is overleden op vrijdag 6 oktober 1559 in Dillenburg, 72 jaar oud.
Notitie bij Willem: Willem de Rijke was de zoon van Jan V van Nassau-Dillenburg en Elisabeth van Hessen-Marburg. Hij huwde aanvankelijk Walburga van Egmont, met wie hij twee kinderen kreeg. Na het overlijden van Walburga huwde hij Juliana van Stolberg. Uit dit huwelijk had hij twaalf kinderen (5 zoons en 7 dochters). Zijn bekendste zoon is Willem van Oranje.

Willem de Rijke was aanvankelijk rooms-katholiek. Later was hij gematigd Luthers. Wel stemde hij er in toe dat zijn zoon Willem een rooms-katholieke opvoeding zou krijgen aan het hof in Brussel. In 1544 was Willem erfgenaam geworden van het prinsdom Oranje, op voorwaarde dat hij aan het hof in Brussel zou worden opgevoed. Willem de Rijke bracht zijn zoon zelf naar Brussel. Naar de gewoonte van die tijd werd de erfenis van Oranje vooral aanvaard met het oog op de familiebelangen.

Willem de Rijke overleed in 1559. Zijn zoon Jan werd opvolger op de Dillenburg. Het thans in Nederland regerende vorstenhuis stamt af van deze zoon Jan. Daarmee is Willem de Rijke een rechtstreekse voorvader van koningin Beatrix en kroonprins Willem-Alexander.
Willem:
(1) trouwde, 19 jaar oud, in mei 1506 met Walburga of Walburgis van Egmont, 15 jaar oud. Walburga is geboren op vrijdag 29 oktober 1490. Walburga is overleden op zondag 7 maart 1529 in Dillenburg, 38 jaar oud.
Notitie bij Walburga: Juliana was het vijfde kind van Botho en Anna; er zouden er nog 8 volgen. Juliana werd vernoemd naar Juliana van Nicomedië, een martelares, wier naamdag op 16 februari werd gevierd.
Hoewel haar ouders lid waren van de Rooms-katholieke Kerk, stonden zij open voor de nieuwe ideeën van de opkomende Reformatie. Een van Luthers aanhangers, Tileman Platner, werd door graaf Botho aangesteld als hofkapelaan en onderwijzer, waardoor Juliana een lutherse opvoeding genoot.
Het gezin woonde afwisselend op de kastelen Stolberg, Hohnstein en Wernigerode, kastelen in de gebieden waarover Juliana’s vader regent was.
Op haar 13e werd Juliana samen met andere broers en zussen naar het hof van graaf Eberhard van Königstein, de broer van Juliana’s moeder, gezonden om daar verder te worden opgevoed. Tevens kon men vanuit deze omgeving op zoek gaan naar een geschikte huwelijkskandidaat voor Juliana.

In 1520 werd vastgelegd, dat Juliana zou trouwen met graaf Filips II van Hanau-Münzenberg. De huwelijksvoltrekking vond echter pas plaats op 27 januari 1523 in Hanau. Uit dit huwelijk kwamen 5 kinderen voort:

Reinhard (10 april 1524 - 12 april 1524)
Catharina (26 maart 1525 - 20 augustus 1581), getrouwd met Jan IV van Wied
Filips III (30 november 1526 - 14 november 1561), getrouwd met Helena van Pfalz-Simmern
Reinhard (8 april 1528 - 11 oktober 1554), dodelijk gewond geraakt bij veldtocht
Juliana (30 maart 1529 - 8 juli 1595), getrouwd met Thomas van Salm en graaf Herman van Manderscheid-Blankenheim.
Vlak voor de geboorte van hun vijfde kind, Juliana, overleed haar man Filip plotseling op 28 maart 1529. Om de hoogzwangere Juliana te ontzien, werd hij de volgende dag al begraven.
(2) trouwde, 35 jaar oud, op dinsdag 27 januari 1523 in Hanau met Juliana Benedicta van Stolberg, 16 jaar oud. Juliana is geboren op zondag 15 februari 1506 in Stolberg. Juliana is overleden op zaterdag 18 juni 1580 in Dillenburg, 74 jaar oud.
Notitie bij Juliana: Juliana was het vijfde kind van Botho en Anna; er zouden er nog 8 volgen. Juliana werd vernoemd naar Juliana van Nicomedië, een martelares, wier naamdag op 16 februari werd gevierd.

Hoewel haar ouders lid waren van de Rooms-katholieke Kerk, stonden zij open voor de nieuwe ideeën van de opkomende Reformatie. Een van Luthers aanhangers, Tileman Platner, werd door graaf Botho aangesteld als hofkapelaan en onderwijzer, waardoor Juliana een lutherse opvoeding genoot.

Het gezin woonde afwisselend op de kastelen Stolberg, Hohnstein en Wernigerode, kastelen in de gebieden waarover Juliana’s vader regent was.

Op haar 13e werd Juliana samen met andere broers en zussen naar het hof van graaf Eberhard van Königstein, de broer van Juliana’s moeder, gezonden om daar verder te worden opgevoed. Tevens kon men vanuit deze omgeving op zoek gaan naar een geschikte huwelijkskandidaat voor Juliana.
Kinderen van Willem en Walburga:
1 Elisabeth van Nassau-Dillenburg, geboren in oktober 1515. Elisabeth is overleden op zaterdag 31 januari 1523, 7 jaar oud.
2 Magdalena van Nassau-Dillenburg, geboren op maandag 6 oktober 1522. Volgt 33.
Kinderen van Willem en Juliana:
3 Willem (Willem de Zwijger) van Oranje, geboren op donderdag 24 april 1533 in Slot Dillenburg. Volgt 34.
4 Jan (of Johan) VI de Oude van Nassau-Dillenburg, geboren op maandag 22 november 1535 in Wiesbaden. Volgt 60.
33 Magdalena van Nassau-Dillenburg is geboren op maandag 6 oktober 1522, dochter van Willem I de Rijke van Nassau-Dillenburg (zie 32) en Walburga of Walburgis van Egmont. Magdalena is overleden op maandag 18 augustus 1567, 44 jaar oud. Magdalena trouwde met Herman van Nieuwenaar en Meurs. Herman is geboren in 1514. Herman is overleden in 1578, 63 of 64 jaar oud.
Heerlijkheid:
graaf van Nieuwenaar en Meurs
34 Willem (Willem de Zwijger) van Oranje is geboren op donderdag 24 april 1533 in Slot Dillenburg, zoon van Willem I de Rijke van Nassau-Dillenburg (zie 32) en Juliana Benedicta van Stolberg. Willem is overleden op dinsdag 10 juli 1584 in Delft, 51 jaar oud.
Notitie bij Willem: in Nederland vaak Vader des Vaderlands genoemd, was aanvankelijk stadhouder voor de koning van Spanje doch later de initiator, opstandelingenleider van de Opstand tegen de landsheer van de Spaanse Nederlanden, Filips II.

De Tachtigjarige Oorlog had als eindresultaat dat de Noordelijke Nederlanden zich in 1648 als onafhankelijke staat afscheidden van de Zuidelijke Nederlanden, die onder Spaanse soevereiniteit bleven. In de kronieken, brieven en documenten van de 16e eeuw wordt soms gesproken over de Opstand. Ook in de hedendaagse literatuur wordt het begin van de Tachtigjarige Oorlog veelal weer aangeduid met de Opstand of de Nederlandse Opstand.

De lijfspreuk van de prins was Je maintiendrai (Ik zal handhaven). Aan het eind van zijn leven breidde de prins deze uit: Je maintiendrai l’honneur, la foy, la loi de Dieu, du Roy, de mes amis et moy (Ik zal de eer, het geloof en de wet van God, van de koning, van mijn vrienden en mij handhaven).

Willem van Oranje werd geboren als oudste zoon van Willem de Rijke, graaf van Nassau, en Juliana van Stolberg. Zijn vader had uit een eerder huwelijk al een dochter en ook zijn moeder had uit een eerder huwelijk al vier kinderen. Geen van deze kinderen werd opvolger en stamhouder van het geslacht Nassau. Een stamhouder had de opdracht de belangen van zijn familie te waarborgen. Op 4 mei 1533 werd Willem onder grote belangstelling gedoopt. Na Willem werden in het huwelijk van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg nog vier zoons geboren:

Jan (1535-1606)
Lodewijk (1538-1574)
Adolf (1540-1568)
Hendrik (1550-1574)
Ook werden nog zeven dochters geboren. Willem de Rijke was alleen rijk aan kinderen. Van de zoons zou alleen de tweede (Jan van Nassau) een natuurlijke dood sterven. De anderen zouden of omkomen in de strijd (Lodewijk, Adolf en Hendrik) of worden vermoord (Willem).

Tot zijn elfde levensjaar kreeg Willem een opvoeding in lutherse zin op het stamslot Dillenburg in Duitsland. Zijn moeder was overtuigd protestant en bracht dat over op haar kinderen.

In 1544 stierf een neef van Willem, René van Chalon, die in 1530 door een erfenis onder meer het onafhankelijke prinsdom Orange verworven had. Omsloten door Frankrijk, was het een twistappel tussen Frankrijk en het Duitse rijk, de officiële soeverein. De 26-jarige René had bij testament bepaald dat Willem van Nassau zijn opvolger zou worden. Ook keizer Karel V van het Duitse rijk stemde hiermee in. De elfjarige Willem erfde hierdoor het prinsdom Orange met de prestigieuze titel van Prins. Naast de lijfspreuk Je maintiendrai Chalon dus ook de titel prins van Oranje.

Aan dit prinsdom waren zeer belangrijke voorrechten en bezittingen in de Nederlanden verbonden. Karel V verbond aan deze erfenis wel de voorwaarde: overgang tot het rooms-katholieke geloof en opvoeding aan het hof in Brussel. Om het familiebelang van de Nassaus gingen de ouders en Willem hiermee akkoord.

Aan het hof van keizer Karel werd het kind, de prins van Oranje, ingewijd tot diplomaat. Er ontstonden contacten op allerlei niveaus. Karel’s zoon Filips, Fernando Álvarez de Toledo, hertog van Alva, en staatssecretaris Granvelle leerde hij kennen. Het bleek dat de jonge prins van Oranje zich uitstekend wist te redden. Zijn levenshouding werd gekenmerkt door optimisme en welsprekendheid. Hij bleek over diplomatieke gaven te beschikken. Hij kreeg zijn bijnaam de Zwijger niet vanwege zwijgzaamheid, maar vanwege zijn gewoonte nooit het achterste van zijn tong te laten zien.

Op 8 juli 1551 trad de 18-jarige prins Willem in het huwelijk met Anna van Egmont. Zoals gebruikelijk in zijn kringen was het huwelijk gebaseerd op berekening en familiebelang. Door dit huwelijk vergrootte Willem van Oranje zijn belangen in de Nederlanden. De Nederlanden bestonden in die tijd uit 17 provinciën. Op 19 december 1554 werd Willem’s eerste zoon geboren: Philips Willem van Oranje.

De ster van de jonge prins Willem aan het hof van Karel V rees gestaag. Hij werd een van de belangrijkste edelen aan het hof. Toen Karel op 25 oktober 1555 terugtrad als koning van Spanje, keizer van Duitsland en heer der Nederlanden, leunde hij bij deze plechtigheid op de schouder van deze 22 jaar jonge prins. Hieruit sprak een groot vertrouwen van Karel V in Willem van Oranje. Tegen zijn zoon Filips II zei Karel over prins Willem: Houd deze jongeman in ere, hij kan je waardevolste raadgever en steun zijn. In deze tijd toonde Willem van Oranje zich een trouw zoon van de rooms-katholieke kerk.

Raadsman van Filips II (1555-1559)

In 1555 werd Filips, heer der Nederlanden, het jaar daarop ook koning van Spanje, waar hij overigens al vanaf 1539 als regent voor zijn vader optrad. Filips II was een overtuigd aanhanger van de rooms-katholieke kerk. Hij zag het als zijn opdracht om zijn onderdanen voor de kerk te behouden of terug te winnen. De reeds in 1550 ingevoerde strenge ’plakkaten’ tegen de aanhangers van Maarten Luther hadden zijn volledige instemming. Hij was oprecht en zag het als zijn levensdoel om één groot rijk te scheppen met slechts één godsdienst, het rooms-katholicisme. Op dit punt wilde Filips van geen wijken weten. De koning was een vroom, ernstig en sober mens. Hij was ook achterdochtig en kon slecht delegeren.

Prins Willem was daarentegen opgewekt, sociaal vaardig en ambitieus. Hoewel trouw aan de rooms-katholieke kerk, had hij waardering voor de kritische humanist Erasmus. De koning trachtte nadrukkelijk Willem van Oranje aan zich te binden. In 1556 werd Willem ridder in de Orde van het Gulden Vlies. Mede in verband met de oorlog tegen Frankrijk kreeg Willem van Filips belangrijke diplomatieke opdrachten. Hij werd betrokken bij de onderhandelingen die leidden tot de vrede van Cateau-Cambrésis. Daardoor leerde hij de groten van Europa kennen. Hij ontmoette de koning van Duitsland, de koning van Frankrijk en was samen met de hertog van Alva een van de belangrijkste raadsheren van Filips. Echter, tussen Filips en de Nederlandse adel boterde het niet erg. Filips maakte liever gebruik van raadgevers van elders, zoals de Spanjaard Ruy Gómez de Silva en de topdiplomaat van Franse afkomst Nicolas Perrenot de Granvelle, die zijn vader al zo goed gediend had. Toen Filips in het najaar van 1559 naar Spanje vertrok, was geen enkele Nederlandse edelman daar echt rouwig om. Volgens niet geheel bevestigde bronnen zou hij prins Willem bij het afscheid hebben toegevoegd: Niet de Staten, maar gij, gij, gij. Dit wijst ook op een gebrek aan persoonlijk vertrouwen van Filips in Willem. Ze zouden elkaar nooit meer zien.

In juni 1559 zou Willem van Oranje in verband met de vrede tussen Hendrik II van Frankrijk en Filips II – de zogenoemde Vrede van Cateau-Cambrésis – een ontmoeting hebben gehad met de Franse koning. Beide vorsten zouden deze vrede gesloten hebben om de handen vrij te krijgen, om in Frankrijk en de Nederlanden de protestantse ketterij flink aan te pakken. In zijn Apologie uit 1580 kwam Willem op deze ontmoeting terug. De Franse koning zou hem mededelingen hebben gedaan over het gezamenlijke plan van Hendrik en Filips om door middel van inquisitie, vervolging, tirannie en plakkaten deze ketterij in Frankrijk en Nederland uit te roeien. Willem van Oranje geeft in zijn Apologie aan dat naar aanleiding van dit gesprek zijn weerstand en verzet tegen Filips zouden zijn ontstaan. Hierin lezen we over deze zaak het volgende: Ik wil gaarne toegeven dat ik toen een grote mate van medelijden voelde met zovele mensen van eer die aan de dood overgeleverd waren; tevens voelde ik mee met dit land, waarmee ik zozeer verbonden ben en waar men dacht een zekere vorm van inquisitie in te voeren die wreder zou zijn dan de Spaanse. Sommige geschiedkundigen betwijfelen de historiciteit van deze ontmoeting sterk. Klink stelt in Opstand, politiek en religie bij Willem van Oranje dat de argumenten voor ontkenning niet sterk zijn.Tot 1559 zou Willem koning Filips in ieder geval nog loyaal dienen. De weerslag daarvan is te lezen in het Nederlandse volkslied: Den koning van Hispanje heb ik altijd geëerd.

In de oppositie (1559-1566)
GranvelleFilips II benoemde in 1559 Margaretha van Parma tot landvoogdes voor de Nederlanden, wat zij zou blijven tot haar aftreden in 1567 vanwege de komst van Alva, die een eind zou maken aan haar verzoeningsgezinde beleid. De feitelijke machthebber was echter een vertrouweling van Filips, Antoine Perrenot de Granvelle als adviseur van Margareta, die in 1561 bovendien aartsbisschop van Mechelen werd. Er was ook een Geheime Raad waarin vertrouwelingen van Filips waren opgenomen. Filips voerde strenge plakkaten voor de vervolging van de protestanten in. Op het punt van het rijksbestuur streefde hij naar een krachtig centraal gezag, ten koste van lokale privileges, waaronder bijvoorbeeld de eigen belastingpolitiek van de Staten-Generaal. Vooral de invoering van de Tiende Penning riep heel wat spanning en weerstand onder de burgers op. De politiek inzake de religie en het landsbestuur gaf ook spanning met de adel in de Nederlanden. Onder de hoge adel kwamen onder anderen Filips van Montmorency, graaf van Hoorne, Lamoraal, graaf van Egmont en Willem van Oranje in verzet. Op 11 maart 1563 stuurden prins Willem, Hoorne en Egmont een scherpe en waarschuwende brief aan koning Filips II. Het resultaat van dergelijke brieven was echter averechts. Het deed Filips II zich nog meer vastbijten in zijn voorgestane intimidatiepolitiek.

De achterdocht van Filips II tegen prins Willem werd bovendien gevoed door Willems huwelijk, na het overlijden van Anna van Egmont in 1558, met Anna van Saksen op 25 augustus 1561 in Leipzig. Uit het oogpunt van familiebelangen was dit huwelijk nauwkeurig overwogen. Door dit huwelijk kreeg prins Willem belangrijke relaties onder de Duitse vorsten. Willem van Oranje was in deze tijd weliswaar nog steeds rooms-katholiek, maar Anna was een dochter van de lutherse keurvorst van Saksen, Maurits van Saksen.

De Geheime Raad kreeg steeds meer invloed op de feitelijke gang van zaken. De Raad van State werd als regeringscollege amper serieus genomen. De prins protesteerde door van juni 1563 tot augustus 1564 uit de vergaderingen van de Geheime Raad weg te blijven. Najaar van 1564 wendde de Raad van State zich opnieuw tot Filips over de gevolgen van de gevoerde politiek. In de besluitvorming over de brief aan de koning sprak prins Willem op 31 december 1564 een beroemde rede uit, de zogenaamde ’Oudejaarsrede’. De rede behoort tot de hoogtepunten in de Nederlandse geschiedenis, maar slechts delen zijn bewaard gebleven. In deze urenlange rede voerde hij openlijk en duidelijk een pleidooi voor gewetensvrijheid van de onderdanen. Lange tijd is hieruit door latere geschiedschrijvers de volgende zin uit geciteerd: Ik kan niet goedkeuren dat vorsten over het geweten van hun onderdanen willen heersen en hun de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen. Dit is echter onvolledig, want bijvoorbeeld Viglius noteerde dat hij had gezegd: En hoewel hij [Willem van Oranje] zelf besloot te hechten aan de katholieke godsdienst, kon het hem echter niet behagen, dat vorsten willen heersen over het geweten van mensen, en hen de vrijheid van geloof en godsdienst ontnemen. Dat Willem hier zou hebben gezegd dat hij hechtte aan het katholieke geloof, zou ongemakkelijk kunnen zijn voor Nederlandse (protestantse) geschiedschrijvers, en het eerste zinsdeel wordt dan ook nog steeds vaak weggelaten; feit blijft dat Willem van Oranje pas eind 1573 weer protestants werd (zie verderop).

Op 18 januari 1565 bracht Egmont de wens van de Raad van State over aan Filips II. In de beruchte Brieven uit het bos van Segovia wees Filips het verzoek van de Raad van State radicaal af. De plakkaten werden zelfs verscherpt, mede naar aanleiding van de besluiten van het Concilie van Trente dat de protestanten vervloekte in 126 ’anathema’s’. Bovendien moesten de belastingmaatregelen zo nodig met geweld worden ingevoerd. De centralisatie van de besluitvorming werd doorgedrukt. Het conflict tussen Filips en prins Willem was een feit. De aanloop naar de Opstand was begonnen. Op 25 december 1565 werd het Verbond der Edelen opgericht. Willem wachtte de komst van Alva echter niet af en vluchtte in april 1567 met zijn gezin naar Duitsland. Alleen zijn 13-jarige zoon Filips Willem bleef achter in Leuven, waar hij studeerde. Willem zou hem nooit meer terugzien.

Strijd vanuit Duitsland (1567-1572)
Willem van Oranje op latere leeftijdOp 13 maart 1567 vond bij Antwerpen de Slag bij Oosterweel plaats. Philips van Lannoy, Heer van Beauvoir en kapitein van de lijfwacht van Margaretha van Parma, versloeg in deze slag een leger van de Geuzen onder leiding van Jan van Marnix, Heer van Toulouse. De overlevende gevangengenomen Geuzen werden niet als krijgsgevangenen maar als ketterse rebellen beschouwd en als zodanig behandeld. Ze werden ter dood gebracht op het rad of aan de galg. Willem van Oranje was o.a. burggraaf van Antwerpen, en weigerde zelf en verbood ook de Antwerpenaren om vanuit de stad de Geuzen te hulp te komen. Toch viel op 16 december 1567 in de Raad van Beroerten het besluit om ook prins Willem van Oranje te vervolgen. De dagvaarding werd al in januari 1568 openbaar gemaakt. Al zijn bezittingen in de Nederlanden werden verbeurd verklaard en zijn zoon Philips Willem werd naar Spanje afgevoerd om daar een degelijke katholieke opleiding te krijgen. De prins begon vanuit de Dillenburg in Duitsland met het aanwerven van troepen en nam de wapens op tegen de hertog van Alva. Willem van Oranje rechtvaardigde zijn verzet tegen de koning en weersprak de beschuldiging en veroordeling door de Raad van Beroerten in de volgende documenten:

1.La justification du prince d’Oranges (de Verantwoordinge). Op het titelblad van dit document staat een Bijbeltekst uit Psalm 37, De goddeloze beloert de rechtvaardige, en zoekt hem te doden. Maar de Heere laat hem niet in diens handen vallen en houdt hem niet voor onrechtvaardig, ook al wordt hij geoordeeld (Psalm 37:32-33). Een Bijbeltekst die in verdedigingsgeschriften vaak voorkomt.
2.Summarische Anzeige.
3.Printzische Entschuldigung. Recent onderzoek van Klink heeft aan het licht gebracht dat in de Printzische Entschuldigung verzetsmotieven van Luther en Calvijn terugkomen.
Hierna lanceerde Oranje zijn eerste invasie in de Nederlanden. Op 25 mei 1568 leverde een legertje van Oranje, onder leiding van zijn broer Lodewijk, slag tegen de koningsgezinden onder leiding van de stadhouder van Groningen, Jan van Ligne, graaf van Arenberg in de Slag bij Heiligerlee. Het was een overwinning voor de opstandelingen, maar hier sneuvelde wel Willems broer Adolf. Alva wist het effect te neutraliseren door de onthoofding op 6 juni 1568 op de markt in Brussel van Egmont en Hoorne. Daarna ging het slecht met de krijgsverrichtingen van Oranje. Hij verloor in 1568 de Slag bij Jemmingen in Oost-Friesland. Ook in Brabant verloor hij de slag tegen Alva op 22/23 oktober 1568. Alles bij elkaar leverde het jaar 1568 militair-strategisch slechts winst voor de Spanjaarden, en de financiële middelen van de prins waren eigenlijk uitgeput. Wel trachtte Willem in de volgende jaren, 1569-1571, slag te leveren, maar blijvende winst of opstand onder de bevolking leverde dit alles niet op. De door de prins verwachte steun vanuit Duitsland was ook zeer gering. Zijn hoop op steun van de Hugenoten, die te lijden hadden onder de Spaanse interventie in de Hugenotenoorlogen in Frankrijk, bleek ijdel te zijn. Van een opstand onder de gewone bevolking in de Nederlanden was ook geen sprake. Wel ontving de prins enige steun van her en der verspreide en vervolgde calvinisten, hoewel hijzelf nog geen calvinist was. Dezen woonden in Emden (Oost-Friesland), Londen, Frankfurt, Straatsburg, etc., waar vluchtelingengemeenten waren. Militaire steun kreeg de prins van de watergeuzen, wier bezittingen ook geconfisqueerd waren. Aan hen reikte hij kaperbrieven uit om Spaanse schepen te plunderen.

Strijd in Holland en Zeeland (1572-1576)
De druk op de bevolking nam toe. Alva voerde de Tiende Penning in, een vorm van belasting die enorm veel verzet opriep. De Nederlanden werden in 1571 door de pest geteisterd. Duizenden calvinisten vluchtten het land uit. In 1572 werden Naarden en Mechelen uitgemoord door Alva’s troepen, bij wijze van intimidatie, die echter averechts werkte. Zelfs in het katholieke zuiden, in Brussel, ontstond een winkelstaking tegen de belastingvoorstellen van Alva.

Tijdens toenemende spanningen veroverden de watergeuzen op 1 april 1572 Den Briel. Weliswaar gingen deze watergeuzen wel vaker aan land om te roven en te plunderen, maar op 1 april 1572 besloten ze bij toeval in Den Briel te blijven en hesen de geuzenvlag boven Den Briel. De invloed op latere ontwikkelingen van deze verovering van Den Briel waarbij, ondanks Willems verbod, ook negentien monniken werden vermoord, kan moeilijk worden overschat. Het was een signaal voor een algemene volksopstand waar Oranje en zijn broers al vijf jaar op uit waren. Onmiddellijk riep de prins de bevolking in een schrijven van 14 april 1572 op tot verzet. Op 6 april 1572 verklaarde Vlissingen zich voor de prins. Op 1 mei volgde Terneuzen, op 3 mei Veere, en 21 mei Enkhuizen, strategisch gelegen aan de Zuiderzee. Binnen twee maanden schaarden 26 steden in Holland en Zeeland zich achter de prins. In het najaar van 1572 waren in Holland en Zeeland alleen Amsterdam, Middelburg en Goes nog in Spaanse handen. Andere steden kozen tegen de koning, voor de prins. Het jaar 1572 vormde zo een belangrijk keerpunt in de geschiedenis van de Opstand.

De Staten van Holland vergaderden van 15 tot 29 juli in Dordrecht. De prins zond Filips van Marnix van Sint-Aldegonde als zijn gezant naar deze vergadering. Hij gaf Marnix een duidelijke instructie, d.d. 13 juli 1572, mee. Oranje hoopte weer op steun van de Franse Hugenoten, maar na de Bartholomeüsnacht, ofwel de Bloedbruiloft (24 en 25 augustus 1572), leek dit uitgesloten. Ook door financiële tekorten verliep de strijd in Brabant desastreus. Alva wist in het najaar zonder slag of stoot Mechelen te nemen. De prins trok zich daarop terug naar Holland. Op 20 oktober 1572 was hij in Enkhuizen. In december 1572 begon het beleg van Alva rond Haarlem. In de jaren 1572-1576 wist de prins de steden te bewegen tot een opstand tegen Filips. In december 1573 hield de prins een toespraak tot de kapiteins van de Zeeuwse vloot. Zo diep was de indruk die zijn woorden maakten, dat de officieren als één man uitriepen te zullen vechten tot de laatste druppel bloed, al zouden ze een jaar geen geld ontvangen en ook alles verliezen wat zij bezaten.

Bij de protestanten kon de prins geen kwaad doen; de katholieken echter bleven terughoudend. De prins ging eind 1573 weer over naar het protestantisme. Hij bezocht in deze periode verschillende steden in Holland en Zeeland. De situatie bleef wankel. Haarlem gaf zich in juli 1573, na een beleg van 9 maanden, over aan de Spanjaarden. Alkmaar wist echter een Spaans beleg te doorstaan, tot het op 8 oktober 1573 door de watergeuzen werd ontzet.

Op 18 december 1573 verliet Alva de Nederlanden. Zijn missie was mislukt. Volgens Voltaire heeft de Spaanse hertog in zijn campagne ruim 15.000 Nederlanders ter dood laten brengen. Zijn opvolger was Requesens. In april 1574 sneuvelden de jongere broers van Willem, Lodewijk en Hendrik, in de Slag op de Mookerheide, maar in mei werd de Spaanse vloot op de Zuiderzee verslagen door de watergeuzen, onder leiding van admiraal Lodewijk van Boisot. Middelburg werd door de geuzen ingenomen en Leiden werd op 3 oktober 1574 door admiraal Boisot ontzet. Oranje legde in oktober 1574 in de Staten van Holland belangrijke verklaringen af over de voortgang en het doel van de Opstand. Via zijn netwerk zocht hij in Engeland, Frankrijk en onder de Duitse vorsten steun.

Zijn huwelijk met Anna van Saksen was inmiddels ontbonden, nadat zij krankzinnig verklaard was. In 1568 was zij wel de moeder geworden van prins Maurits. Op 12 juni 1575 trouwde de prins met Charlotte de Bourbon. In tegenstelling tot de andere huwelijken, zo blijkt uit zijn briefwisseling, ging het hier niet om een huwelijk uit louter berekening maar om wederzijdse genegenheid. Op 11 juli 1575 droegen de Staten van Holland en Zeeland aan prins Willem de Hoge Overheid op.

Het onbereikbare ideaal (1576-1579)

In maart 1576 overleed landvoogd Requesens plotseling, terwijl Spanje in ernstige financiële moeilijkheden verkeerde. De onrust nam in de loop 1576 in alle 17 gewesten toe doordat de Spaanse soldaten, die geen soldij kregen, aan het muiten sloegen. De prins speelde hierop in en wist in deze periode in alle gewesten een goede positie te verwerven. Begin 1576 riep bijvoorbeeld Gent de hulp van de prins in tegen de Spanjaarden. De muiterij bereikte een dieptepunt met de Spaanse furie, toen Antwerpen op 4 november zwaar te lijden had van plundering en brandschatting. De afkeer van Spanje was toen algemeen, zowel onder protestanten als katholieken. Op 8 november 1576 kon Willem daardoor zijn grootste politieke succes boeken met de Pacificatie van Gent. Deze legde de bestaande toestand in alle 17 gewesten van de Lage Landen op het terrein van de religie vast en verenigde die tegen het Spaanse gezag. Op 22 september 1577 werd Oranje feestelijk onthaald in Brussel. Op 18 september 1577 was Oranje in Antwerpen, de grootste stad van de Lage Landen. De macht en invloed van Oranje bereikten een hoogtepunt. De nieuwe landvoogd Juan van Oostenrijk moest met lede ogen de intocht van Oranje in Brussel aanzien. ’Als was hij de Messias in eigen persoon’, zei Don Juan.

Verzoening met koning Filips en vrijheid van godsdienst voor de calvinisten waren echter niet te combineren. De Pacificatie van Gent liep op een mislukking uit. De calvinisten, die heer en meester waren in Holland en Zeeland, wilden geen vrijheid voor de katholieken. De katholieken wilden in de gebieden waar zij de overhand hadden, geen vrijheid voor de calvinisten. De Unie van Atrecht (met name de Franstalige gewesten) en de Unie van Utrecht (met name de Nederlandstalige gewesten) in 1579 betekenden het begin van de eigen weg van Noord- en Zuid-Nederland. Uiteindelijk bleek Oranjes ideaal van één land met één landheer en religievrijheid te hoog gegrepen.

Het noorden, verenigd in de Unie van Utrecht, vervolgde onder leiding van de prins en Holland en Zeeland de weg van de Opstand. Verschillende vredesbesprekingen, onder andere in Keulen, liepen op niets uit. Filips wilde onder geen beding vrijheid van godsdienst toestaan.

Laatste levensjaren (1579-1584)
Parma slaat terug; Acte van Verlatinghe
De laatste jaren van zijn leven waren voor de prins moeilijk. In 1579 kwam Alexander Farnese, de zoon van Margareta van Parma, en latere hertog van Parma, als landvoogd naar de Nederlanden. De hertog van Parma was een geduchte tegenstander, die door militaire en politieke behendigheid het zuiden grotendeels voor de koning wist te behouden. Daardoor verliep voor de prins tenslotte het tij. Op 15 maart 1580 tekende de koning een vogelvrijverklaring van de Prins van Oranje. De prins verdedigde zich hiertegen in zijn Apologie. De Staten gaven op 17 december 1581 toestemming de Apologie te laten drukken en uit te geven.

Op Willems initiatief werd de Franse kroonprins, de Hertog van Anjou, naar de Nederlanden gehaald. Hij zou als een soort boegbeeld de soevereiniteit op zich moeten nemen, met als bedoeld effect dat Frankrijk een bondgenoot zou worden tegen de gemeenschappelijke vijand Spanje. Dit liep uit op een heftige competentiestrijd tussen de hertog van Anjou en de Staten-Generaal, die de feitelijke macht wilden blijven uitoefenen. Op 5 juli 1581 droegen de Staten van Holland en Zeeland de Hoge Overheid opnieuw op aan de prins van Oranje. Op 26 juli 1581 aanvaardden de Staten de Acte van Verlatinghe, waarbij Filips II als koning afgezworen werd, een van de officiële geboorte-papieren van de Nederlandse natie. Het noorden koerste naar een gematigde calvinistische republiek. In 1583 bezette de hertog van Anjou Antwerpen om zijn machtspositie te versterken, maar dat liep op een ramp uit. De wantrouwende Antwerpse bevolking vreesde een ’Franse furie’ en slachtte 1500 man van zijn Franse troepen af. Daarop hield Anjou het voor gezien en keerde terug naar Frankrijk. Het idee van Willem om Anjou binnen te halen werd hem algemeen kwalijk genomen.

Na Willems vogelvrijverklaring werden er verschillende aanslagen op het leven van de prins gepleegd. Op 18 maart 1582 pleegde Jean Jaureguy in Antwerpen een mislukte aanslag. Op 5 mei 1582 overleed Charlotte de Bourbon die hem ten koste van haar eigen gezondheid verpleegd had. De prins huwde op 12 april 1583 met Louise de Coligny, dochter van de leider van de Hugenoten in Frankrijk. Op 29 januari 1584 werd Frederik Hendrik geboren. De toestand in de Nederlanden werd echter zienderogen moeilijker. Parma wist op allerlei gebied het initiatief te krijgen. Op 22 juli 1583 moest Oranje Antwerpen verlaten. In mei 1584 verzoende Brugge zich met Parma. De Zuidelijke Nederlanden kwamen weer onder Spaanse heerschappij.

Moord en terechtstelling van de moordenaar
Enkele uren na de moord werd in Delft een vergadering van de Staten Generaal gehouden. In de kantlijn van het verslag schreef iemand de laatste woorden van Willem van Oranje: "Mon Dieu ayez pitie de mon âme; Mon Dieu ayez pitie de ce pauvre peuple" (Mijn God, heb medelijden met mijn ziel. Mijn God, heb medelijden met dit arme volk) Op 10 juli 1584 pleegde de Fransman Balthasar Gerards zijn fatale aanslag. Oranje dineerde die avond met Rombertus van Uylenburgh, burgemeester van Leeuwarden in de Prinsenhof te Delft. Oranje wilde van deze Friese rechtsgeleerde in het bijzonder informatie over het unieke Friese rechtssysteem. Na dit diner liep Oranje de trap af en werd van zeer korte afstand door Gerards met een pistool doodgeschoten. Oranje’s laatste woorden waren in het Frans en zouden zijn geweest: Mon Dieu, mon Dieu, ayez pitié de moi et de ce pauvre peuple, wat wordt vertaald als: "Mijn God, Mijn God, heb medelijden met mij en met dit arme volk".

De moordenaar werd na een wilde achtervolging gegrepen en veroordeeld tot de zwaarste lijfstraf die er beschikbaar was:

"Zijn rechterhand waarmee hij het moorddadige feit gepleegd heeft, zal met een gloeiende tang afgeknepen worden; vervolgens zal men met gloeiende tangen op verscheidene plaatsen op zijn lichaam het vlees afknijpen tot op het bot. Vervolgens vierendele men hem levend waarna het hart uit zijn borstkas gesneden en hem in het gezicht geworpen zal worden. Tenslotte zal men zijn hoofd afhakken waarna zijn vier uiteengetrokken delen op de Haagpoort, Oostpoort, Ketelpoort en de Waterslootsepoort tentoongesteld dienen te worden. Zijn hoofd moet op een staak gespietst en vervolgens bij het voormalige huis van de prins geplaatst worden."

Gerards tartte desondanks zijn beulen, die daardoor meenden dat ze met de duivel zelf te maken hadden. Het hoofd prijkte enige tijd als afschrikwekkend voorbeeld op de stadsmuur tot de priester Sasbout Vosmeer - hij was apostolisch vicaris in Delft - het meenam naar de bisschop van Keulen, die er overigens weinig prijs op stelde.

Twee weken na de moord op Willem van Oranje werd op 25 juli 1584 in de Sint-Janskathedraal van ’s-Hertogenbosch uit dankbaarheid het Te Deum gezongen door kanunniken. De blijdschap was echter van korte duur. Diezelfde avond sloeg de bliksem in de toren en ontstond er grote schade aan de kathedraal. De hoge middentoren brandde geheel af, klokken vielen uit de toren, altaren en het orgel van Hendrik Niehoff uit 1533 werden onherstelbaar beschadigd. De schilder Hans van de Ven heeft dit tafereel op doek vastgelegd.

Nalatenschap en betekenis
Welke rol Oranje voor zichzelf had weggelegd, zal wel een eeuwige discussie tussen historici blijven. De prins overleed en de zaak van de Opstand leek in deze tijd op een dieptepunt gekomen. De politiek-maatschappelijke alsmede de strategische leiding viel na de dood van de prins feitelijk in handen van de uiterst bekwame landsadvocaat van Holland, Johan van Oldenbarnevelt. Na ongelukkige pogingen om buitenlandse vorsten aan de Republiek te binden via de Franse kroonprins Frans van Anjou en Robert Dudley, de graaf van Leicester, als vertrouweling van Elizabeth I van Engeland, was rond 1589 de rolverdeling tussen Willem van Oranje’s zoon Maurits van Nassau en Oldenbarnevelt duidelijk. De militaire leiding kwam in handen van Maurits. Van Oldenbarnevelt wist voor de Staten in de loop van circa 15 jaren de zaak van de Republiek effectief te bepleiten. Zij bleken in staat het tij van de Tachtigjarige Oorlog definitief ten gunste van de Republiek te keren.


Diverse historici oordeelden uitvoerig over Willem van Oranje:
In 1642 geeft P.C. Hooft zijn Nederlandse Historiën uit. De geschiedenis van de Opstand en het leven van Willem van Oranje worden uitvoerig beschreven. Het eindoordeel van de 17e eeuwse Hooft over Willem van Oranje is dan nog als volgt:

"Immers dit zal niemand loochenen, dat geen vorst onder de zon ooit vuriger bemind, en hoger geachte mocht worden van zijn onderdanen, dan Zijne Doorluchtigheid geweest is van Hollanders en Zeeuwen".
De Belgische historicus Henri Pirenne kwalificeerde de moord op Oranje als een nutteloos misdrijf. Willem van Oranje had immers zijn betekenis al lang verloren. Hij was nauwelijks in staat geweest de opmars van Parma het hoofd te bieden. De moord op deze prins en opportunistische diplomaat is later door de Oranjefactie echter flink politiek uitgebuit.

De historicus Jan Romein rekende hem tot de erflaters van de Nederlandse beschaving. Willem van Oranje stond volgens hem aan de wieg van de Nederlandse natie. De pretenties van de Habsburgers (het stichten van een centraal geleid wereldrijk met één godsdienst) zouden zijn stukgelopen op zijn vasthoudendheid.

Chronologie
1530 - 1550
24 april 1533: Willem wordt op de Dillenburg geboren als zoon van Willem de Rijke en Juliana van Stolberg.
22 augustus 1544: Willem verlaat de Dillenburg en vertrekt als erfgenaam van René van Châlon (gesneuveld bij de belegering van Saint-Dizier) naar Brussel. Hij krijgt zijn verdere opvoeding aan het hof in Brussel.
1550 - 1560
8 juli 1551: De prins van Oranje huwt Anna van Egmont, gravin van Buren. Door dit huwelijk krijgt hij grotere belangen in de Nederlanden.
29 maart 1552: Willem wordt ingehuldigd als baron van Breda.
1552-1555: Hij dient als overste in het leger van keizer Karel V.
25 oktober 1555: Karel V doet afstand van de troon. Zijn zoon Filips volgt hem op als heer der Nederlanden.
24 maart 1558: Anna van Egmont, de eerste vrouw van prins Willem, overlijdt.
1558-1559: Willem heeft een buitenechtelijke relatie met Eva Elincx waaruit een buitenechtelijke zoon Justinus van Nassau (later onder andere admiraal) voortkomt.
1560 - 1568
25 augustus 1561: Willem huwt met Anna van Saksen.
11 maart 1563: Willem richt samen met de graven van Hoorne en Egmont een scherpe brief aan Filips II.
augustus 1563 - maart 1564: Prins Willem woont de vergaderingen van de Raad van State niet bij in verband met zijn protest tegen de godsdienstpolitiek van Filips II.
13 maart 1564: Granvelle vertrekt uit het landsbestuur. Oranje bezoekt weer de vergaderingen van de Raad van State.
31 december 1564: Oranje houdt een urenlange rede in de Raad van State over de godsdienstpolitiek, de inquisitie, de Plakkaten en de plaats van de Staten-Generaal. Hij doet publiekelijk de uitspraak: Ik kan niet goedkeuren dat vorsten over de gewetens heersen.
18 januari 1565: Egmont is in Madrid om verzachting van het beleid te vragen. Filips wijst dit af.
juli 1565: Een graantekort dreigt in de Nederlanden. Er is maatschappelijke onrust.
20 oktober 1565: De Brieven van Segovia komen aan in de Nederlanden. Elke vorm van versoepeling van het ingezette beleid wordt radicaal afgewezen.
24 december 1565: De oprichting van het Verbond der Edelen onder leiding van Lodewijk van Nassau en Hendrik van Brederode.
23 januari 1566: Willem van Oranje verdedigt in een brief aan Margaretha van Parma een vorm van godsdienstige tolerantie. Protestanten zouden vrijheid van godsdienst moeten hebben.
5 april 1566: Het verbond der edelen biedt een smeekschrift aan de landvoogdes aan. Haar raadgever Berlaymont typeert de edelen als gueux (bedelaars). Hieruit ontstaat later de naam geuzen.
13 juli 1566: Willem van Oranje bezoekt het onrustige Antwerpen. Hij weet de rust te herstellen, mede door de protestanten een zekere vorm van godsdienstvrijheid toe te staan. Oranje heeft hier de eerste ontmoetingen met de calvinisten.
10 augustus 1566: In Vlaanderen begint de Beeldenstorm. Oranje had dit verwacht en hoopt erop dat Filips nu aan de wensen van het volk zal toegeven. De Beeldenstorm houdt aan tot 21 augustus.
3 oktober 1566: Oranje heeft een onderhoud met Egmont en Hoorne. Hij merkt dat beide heren zich niet sterk willen maken tegen Filips II.
15 april 1567: Willem vertrekt uit Breda naar Duitsland (Dillenburg).
22 augustus 1567: Alva komt aan in Brussel. Hij is de nieuwe landvoogd.
september 1567: De Raad van Beroerten wordt ingesteld. Egmont en Hoorne worden gevangengezet.
16 december 1567: De Raad van Beroerten besluit tot vervolging van Willem van Oranje.
januari 1568: Willem wordt openbaar gedagvaard voor de Raad van Beroerten. Zijn bezittingen in de Nederlanden worden verbeurd verklaard.
14 februari 1568: Willems oudste zoon Philips Willem wordt gevangengenomen en naar Spanje overgebracht.
3 maart 1568: Willem antwoordt officieel op de dagvaarding met La justification du prince d’Oranges.
25 mei 1568: Willem biedt slag bij Heiligerlee tegen Alva met een leger onder leiding van zijn broer Lodewijk. Adolf sneuvelt in deze strijd.
6 juni 1568: Egmont en Hoorne worden onthoofd te Brussel.
22-23 oktober 1568: Willem verliest de slag in Brabant.
1568 - 1580
1568-571: Prins Willem probeert regelmatig slag te leveren met Alva en de Spanjaarden. Alva heeft echter nadrukkelijk de overhand. Steun van elders blijft uit. Ook ontstaat er geen volksopstand in de Nederlanden. De onderdrukkingspolitiek van Alva lijkt succesvol.
1 april 1572: De watergeuzen veroveren Den Briel. Onder de bevolking ontstaat brede steun voor Willems verzet tegen de Spanjaarden. De Opstand begint. Op 6 april verklaart Vlissingen zich voor de prins. Op 1 mei volgt Terneuzen, eind mei Enkhuizen. Begin juli hebben 26 steden zich voor de prins verklaard. In het najaar van 1572 zijn in Holland en Zeeland alleen Amsterdam, Middelburg en Goes nog in Spaanse handen. Alle andere delen van Holland en Zeeland staan achter de prins.
15-29 juli 1572: Vergadering van de Staten in Dordrecht. De prins laat zich vertegenwoordigen door Filips van Marnix van Sint-Aldegonde.
20 oktober 1572: Terugkomst prins, intocht in Enkhuizen.
9 augustus 1573: Oranje zendt een brief aan de Staten ter aanmoediging van de opstand.

Willem van Oranje, Gebrandschilderd Glas 25 in de Sint-Janskerk in Gouda: "Het ontzet van Leiden"8 oktober 1573: Alkmaar wordt ontzet.
oktober 1573: De prins gaat over tot het calvinisme.
18 december 1573: Alva verlaat de Lage Landen. Zijn opvolger is Requesens.
december 1573: De Spanjaarden slaan het beleg rond Leiden.
19 februari 1574: Middelburg wordt door de watergeuzen genomen.
mei 1574: De Spaanse vloot wordt op de Zuiderzee door de watergeuzen verslagen.
3 oktober 1574: Leiden wordt door de watergeuzen, onder leiding van admiraal Lodewijk van Boisot, ontzet.
oktober-november 1574: De prins legt in de Staten van Holland belangrijke verklaringen af over de voortgang van de Opstand en de voorwaarden voor vrede.
12 juli 1575: Prins Willem treedt in het huwelijk met Charlotte de Bourbon.
8 november 1576: De Pacificatie van Gent.
18 september 1577: Oranje bemiddelt bij de spanningen en onrust in Antwerpen.
22 september 1577: Oranje houdt een intocht in Brussel.
4 januari 1578: De prins is in Gent.
6 januari 1579: Unie van Atrecht.
23 januari 1579: Unie van Utrecht.
28 juli 1579: De prins legt tegenover de Staten-Generaal verantwoording van zijn handelen af.

Praalgraf in de Nieuwe Kerk in Delft1580 - 1584
15 maart 1580: Alexander Farnese tekent de ban tegen de prins van Oranje.
13 december 1580: Willem van Oranje biedt de Staten-Generaal zijn Apologie aan. Op 17 december 1580 geven de Staten toestemming de Apologie te laten drukken.
5 juli 1581: De Staten van Holland en Zeeland erkennen de prins van Oranje als de Hoge Overheid.
26 juli 1581: De Staten aanvaarden de Acte van Verlatinghe.
18 maart 1582: Jean Jaureguy doet een vergeefse aanslag op het leven van de prins.
12 april 1583: De prins huwt met Louise de Coligny.
22 juli 1583: De prins moet Antwerpen verlaten.
november 1583: Vlaanderen is geheel in handen van Parma.
29 januari 1584: Frederik Hendrik wordt geboren.
10 juli 1584: De prins wordt door Balthasar Gerards vermoord. De lijkschouwing en balseming van de prins wordt uitgevoerd door zijn lijfarts en vriend Pieter van Foreest samen met Cornelis Busennius.
3 augustus 1584: Het lichaam van de prins wordt in het koor van de Nieuwe Kerk in Delft bijgezet in een tijdelijk grafmonument. Op een onbekend tijdstip is de kist met het lichaam van de prins in een kelder onder het koor bijgezet. Deze kelder is nu deel van de Koninklijke Grafkelders van de Oranjes onder en achter het tussen 1614 en 1623 gebouwde praalgraf van Willem van Oranje. Het hart van de prins blijkt bij de balseming apart te zijn gehouden. Het werd in een kleine loden doos teruggevonden onder de gisant.
Heerlijkheid:
prins van Oranje, graaf van Nassau, Katzenelnbogen, Vianden en Diez
Willem:
(1) trouwde, 18 jaar oud, op woensdag 8 juli 1551 in Buren met Anna van Egmont (van Buren), 18 jaar oud. Anna is geboren in maart 1533 in Grave. Anna is overleden op donderdag 24 maart 1558 in Breda (NL), 24 of 25 jaar oud. Zij is begraven in Grote of Lieve Vrouwe Kerk in Breda.
Notitie bij Anna: Uit de brieven van Willem en Anna blijkt dat sprake is geweest van een goed huwelijk. De bijnaam die de prins had voor zijn vrouw was Tanneke. Anna stierf op slechts 25-jarige leeftijd
Heerlijkheid:
gravin van Buren, Lingen en Leerdam; vrouwe van IJsselstein, Borssele, Grave, Cranendonck, Eindhoven, Jaarsveld, Kortgene, Sint-Maartensdijk en Odijk
(2) begon een relatie, minstens 18 jaar oud, na 1551 met Eva ook bekend als Eva Elinx, Elincx, minstens 16 jaar oud.
Notitie bij de relatie van Willem en Eva: Zij was waarschijnlijk de dochter van een burgemeester uit Emmerik. Ze had een buitenechtelijke relatie met Willem van Oranje na het overlijden van zijn eerste vrouw Anna van Egmond van Buren in 1558. Ze was gehuwd met Abraham Arondeaux, die mogelijk secretaris van Hulst is geweest
Eva is geboren omstreeks 1535. Eva is overleden.
(3) trouwde, 28 jaar oud, op maandag 25 augustus 1561 met Anna Van Saksen, 16 jaar oud. Het huwelijk werd ontbonden op vrijdag 14 december 1571.
Notitie bij het huwelijk van Willem en Anna: Na de bepaling van de bruidsschat op 100.000 daalders werd op 24 augustus 1561 in Leipzig het huwelijk gesloten en een week later vertrok het paar naar de Nederlanden.

Het huwelijk tussen Anna van Saksen en Willem van Oranje was slecht en op 14 december 1571 werd Anna gedwongen in te stemmen met een scheiding. Anna werd vervolgens krankzinnig verklaard. Haar kinderen werden haar afgenomen en de resterende tijd van haar leven bracht ze door in een dichtgemetselde kamer in het paleis van de Saksische keurvorst in Dresden. Ze stierf daar aan uitputting. Ze ligt in Meißen begraven.
Anna is geboren op dinsdag 23 december 1544 in Dresden, dochter van Maurits Van Saksen en Agnes van Hessen. Anna is overleden op woensdag 18 december 1577 in Dresden, 32 jaar oud.
Notitie bij Anna: Afkomst en vroege leven
Anna was de dochter van hertog (vanaf 1547: keurvorst) Maurits van Saksen en zijn vrouw Agnes van Hessen. Omdat haar jongere broer Albrecht (1545 - 1546) al jong stierf, groeide zij op als enig kind. Anna had een handicap aan haar schouder.

Toen haar vader in 1553 overleed en haar moeder twee jaar later hertrouwde, woonde Anna bij twee zusters van haar moeder in Weimar. In 1555 overleed ook haar moeder en Anna ging wonen aan het hof van haar oom August in Dresden.

Aangezien zij de enige erfgename was van haar vader, gold zij in die tijd als een rijke vrouw die in de belangstelling stond van de internationale vorstenhuizen. Zo dong in 1556 Erik, zoon van de Zweedse koning Gustaaf Wasa, al naar haar hand en twee jaar later Willem van Oranje. Laatstgenoemde was vooral geïnteresseerd in de rijkdommen en de steun die hij zou verwerven van Saksen, Hessen en de Palts.

Toch bestond er binnen Anna’s familie weerstand tegen het aanzoek van Willem van Oranje. Op de eerste plaats meende men dat er sprake was van standsverschil – Anna zou betere partijen kunnen krijgen – en op de tweede plaats was het ontbreken van financiële middelen bij Oranje zorgwekkend, vooral in het geval de prins onverhoopt zou komen te overlijden, waardoor Anna opgezadeld zou blijven met de schulden. Uiteindelijk zou Willems betrokkenheid bij de strijd van de protestanten de doorslag geven en de weg openen voor zijn tweede huwelijk.
(4) trouwde, 42 jaar oud, op zondag 12 juni 1575 met Charlotte van Bourbon, ongeveer 29 jaar oud. Het huwelijk werd ontbonden in 1571.
Notitie bij het huwelijk van Willem en Charlotte: een scheiding van tafel en bed
huwelijk eindigde door het overlijden van Charlotte de Bourbon in 1582
Charlotte is geboren omstreeks 1546. Charlotte is overleden op zaterdag 5 mei 1582 in Antwerpen, ongeveer 36 jaar oud.
Notitie bij Charlotte: was de dochter van Lodewijk III van Bourbon-Vendôme, hertog van Montpensier en Jacqueline de Longwy, gravin van Bar-sur-Seine. Charlotte was sinds 1575 de derde echtgenote van Willem van Oranje.

Jeugd
Charlotte ging in 1559 onder druk van haar ouders in het klooster Abbaye Notre-Dame-de-Jouarre, onder de hoede van haar tante Louise, die daar abdis was. Volgens haar vader had dat het voordeel dat Charlotte dan niet kon delen in de erfenis, die hij bij zijn enige zoon François in betere handen vond. Haar tante stierf echter al spoedig na Charlotte’s intrede. Zij liet merken dat zij geen non wilde worden, en dus ook geen abdis, en ook dat zij niet van haar erfenis wilde afzien. Niettemin werd zij in 1565 geïnstalleerd als abdis. In tegenstelling tot haar vader, die tijdens de godsdienstoorlogen vanaf 1561 aan de zijde van de katholieken vocht, vatte Charlotte sympathie op voor de Hugenoten.

In 1572 vluchtte Charlotte uit het klooster en zocht op advies van Johanna van Albret, koningin van Navarra, bescherming in Heidelberg bij de calvinistische Frederik III van de Palts (Louise Juliana, de oudste dochter van Charlotte, zou later trouwen met diens kleinzoon) en ging over tot het calvinisme. Daar ontmoette zij enkele weken later Willem van Oranje. Twee jaar later vroeg die haar via zijn vertrouweling Marnix van Sint-Aldegonde ten huwelijk.

Het huwelijk van Willem van Oranje met Charlotte de Bourbon op 12 juni 1575 stuitte bij velen om een aantal redenen op onbegrip. Niet alleen zat Willem diep in de schulden, maar ook was Charlotte als afvallige non onterfd door haar vader en kreeg zij natuurlijk geen bruidsschat mee. De familie van Anna van Saksen wees erop, dat er in 1571 weliswaar een scheiding van tafel en bed tot stand was gekomen, maar dat er van formele echtscheiding geen sprake was. Dit derde huwelijk van Willem was dan ook geen huwelijk uit berekening, zoals gewoonlijk in die dagen, maar uit wederzijdse liefde en genegenheid. Hun briefwisseling laat dit zien. Charlotte steunde Willem krachtig in zijn Nederlandse onafhankelijkheidsstrijd. Zij liet zich, als Willem op pad was, door brieven op de hoogte houden en fungeerde als verbindingspersoon tussen Willem en het leger. In de zeven jaren van hun huwelijk baarde zij hem niet minder dan zes kinderen, die allen volwassen geworden zijn.

Na de eerste mislukte aanslag op Willems leven op 18 maart 1582 verzorgde Charlotte haar man intensief, waardoor zij erg verzwakt raakte. Ze overleed op 5 mei van datzelfde jaar aan een longontsteking. Charlotte de Bourbon is begraven in de Grote of Onze-Lieve-Vrouwe Kathedraal in Antwerpen, in een graf dat tegenwoordig niet terug te vinden is.
(5) trouwde, 49 jaar oud, op dinsdag 12 april 1583 in Antwerpen met Louise de Coligny, 27 jaar oud. Louise is geboren op maandag 23 september 1555 in Châtillon-sur-Loing. Louise is overleden op vrijdag 13 november 1620 in Fontainebleau, 65 jaar oud.
Kinderen van Willem en Anna (1):
1 Maria Van Nassau, geboren op woensdag 22 november 1553 in Breda. Zij is gedoopt op dinsdag 12 december 1553 in Breda. Maria is overleden op zaterdag 7 december 1555, 2 jaar oud. Zij is begraven in Grote of Onze-Lieve-Vrouwekerk in Breda..
2 Filips Willem van Oranje, geboren op woensdag 19 december 1554 in Buren. Volgt 35.
3 Maria Van Nassau, geboren op vrijdag 7 februari 1556 in Breda. Volgt 36.
Kind van Willem en Eva:
4 Justinus Van Nassau, geboren in 1559. Volgt 37.
Kinderen van Willem en Anna (3):
5 Anna Van Nassau, geboren op zaterdag 31 oktober 1562 in 1. Anna is overleden in 1562, geen jaar oud.
6 Anna Van Nassau, geboren op vrijdag 5 november 1563 in Breda. Volgt 38.
7 Maurits August Filips Van Nassau, geboren op maandag 18 december 1564 in Brussel. Maurits is overleden op zondag 8 december 1566 in Breda, 1 jaar oud.
8 Maurits van Oranje, geboren op vrijdag 14 november 1567 in Slot Dillenburg. Volgt 39.
9 Emilia Van Nassau, geboren op zondag 10 april 1569 in Keulen. Volgt 43.
Kinderen van Willem en Charlotte:
10 Louise Juliana Van Nassau, geboren op zaterdag 31 maart 1576 in Delft. Volgt 44.
11 Maria Elisabeth Van Nassau, geboren op vrijdag 26 april 1577 in Middelburg. Volgt 45.
12 Catharina Belgica Van Nassau, geboren in juli 1578 in Antwerpen. Volgt 46.
13 Charlotte Flandrina Van Nassau, geboren op dinsdag 18 augustus 1579 in Antwerpen. Charlotte is overleden op maandag 16 april 1640 in St. Croix, bij Poitiers, 60 jaar oud.
Notitie bij Charlotte: Na de dood van haar moeder in 1582 haalde Lodewijk III zijn kleindochter naar Frankrijk. Lodewijk overleed echter enkele maanden na zijn dochter waarna Charlotte Flandrina door een nicht van haar moeder, Jeanne de Chabot, onder haar hoede werd genomen. Deze nicht had naar de zin van Jeanne de Bourbon, een zuster van Charlotte Flandrina’s moeder die ook naar het klooster was gestuurd en abdis van Jouarre was, te calvinistische neigingen waarop zij de Franse koning Hendrik III verzocht de, vanzelfsprekend katholieke, opvoeding van haar nicht op zich te mogen nemen. Charlotte Flandrina ging vervolgens over tot het rooms-Katholieke geloof en trad in 1593 in een klooster. In 1605 werd zij abdis van het klooster van St. Croix waar zij in 1640 overleed.

Charlotte Flandrina was doof.
14 Charlotte Brabantina Van Nassau, geboren op zaterdag 17 september 1580 in Antwerpen. Volgt 47.
15 Emilia Secunda Antwerpiana Van Nassau, geboren op zaterdag 9 december 1581 in Antwerpen. Volgt 58.
Kind van Willem en Louise:
16 Frederik Hendrik van Oranje, geboren op zondag 29 januari 1584 in Delft. Volgt 59.
35 Filips Willem van Oranje is geboren op woensdag 19 december 1554 in Buren, zoon van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Anna van Egmont (van Buren). Filips is overleden op dinsdag 20 februari 1618 in Brussel, 63 jaar oud.
Notitie bij Filips: Filips Willem is deels vernoemd naar de Spaanse koning Filips II. Nadat Willem van Oranje in 1568, het begin van de Nederlandse Opstand, de wapenen had opgenomen tegen Filips II, werd zijn zoon Filips Willem, die toen student was aan de Universiteit van Leuven, gevangengenomen en vanuit Leuven naar Spanje ontvoerd. Hij fungeerde als gijzelaar in Spaanse handen. Gedurende zijn lange verblijf in Spanje kreeg hij een katholieke opvoeding. Aan de universiteit van Salamanca voltooide hij zijn studies. Pas in 1596 mocht hij naar de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden reizen. Op dat moment kwam hij echter de Republiek niet in, omdat hij niet vertrouwd werd en als vrome katholiek beschouwd werd als aanhanger of spion van Spanje.

Bij de dood van zijn vader in 1584 erfde Filips Willem het vorstendom Oranje. Bij het tekenen van het Twaalfjarig Bestand in 1609 ontving hij alle Nassause bezittingen in de Zuidelijke Nederlanden. Met zijn reeds protestantsgezinde broers Maurits en Frederik Hendrik voerde hij een felle strijd over de erfenis van zijn vader.

Ook erfde hij van zijn vader het graafschap Buren. Tijdens zijn gevangenschap in Spanje nam Filips Willems zus Maria zijn taken in de Noordelijke Nederlanden waar.

Op 23 november 1606 trad hij in Fontainebleau in het huwelijk met Eleonora van Bourbon-Condé (1587-1619), een nicht van de Franse koning Hendrik IV, en een dochter van Hendrik I van Bourbon-Condé. Het huwelijk bleef kinderloos.

Sinds 1596 woonde Filips Willem in de Zuidelijke Nederlanden in het Nassaupaleis te Brussel. Op verzoek van de Noordelijke Staten-Generaal hield hij zich niet bezig met politieke zaken. In 1599 werd hij ridder in de Orde van het Gulden Vlies. Nadat hij in 1609 zijn rechten deels teruggekregen had en hij weer toegang had tot de Republiek, woonde hij korte tijd in Breda.

Filips Willem overleed op 20 februari 1618 op 63-jarige leeftijd in Brussel na een verkeerde klysmabehandeling. Hij ligt begraven in de Sint Sulpitiuskerk te Diest. Filips Willem was heer van Diest, dat hij had verkregen na de dood van vader. Bij testament had hij al zijn bezittingen niet aan zijn vrouw, maar aan zijn halfbroer Maurits vermaakt.

Bij datzelfde testament vermaakte hij als heer van Diest een grote som geld aan de parochie H. Sulpitius, opdat voor de altijd trouw katholiek gebleven Oranje-telg in Diest jaarlijks een plechtig requiem zou worden opgedragen door de lokale pastoor. Onlangs werd dit testamentum ’herontdekt’ en werd de mis voor de overledene in ere hersteld. Diest viert Filips Willem als teken van de verbondenheid van de stad met het Huis van Oranje-Nassau.
Heerlijkheid:
prins van Oranje, graaf van Nassau, Graaf van Buren
Filips trouwde, 51 jaar oud, op donderdag 23 november 1606 in Fontainebleau met Eleonora Dorothea van Bourbon-Condé, 19 jaar oud. Eleonora is geboren op donderdag 30 april 1587, dochter van Hendrik I van Bourbon-Condé en Charlotte de la Trémoille. Eleonora is overleden op zondag 20 januari 1619, 31 jaar oud.
Notitie bij Eleonora: was de dochter van Hendrik I van Bourbon-Condé en diens tweede vrouw Charlotte de la Tremoille. Tevens was zij de nicht van koning Hendrik IV van Frankrijk.

Eleonora trouwde op 23 november 1606 in Fontainebleau met Philips Willem van Oranje, die toen reeds 51 was.

Toen haar man na een verkeerde medische behandeling kwam te overlijden, erfde Eleonora niets, aangezien Philips Willem al zijn bezittingen aan zijn halfbroer Maurits had vermaakt.

[bewerken] Trivia
Op 25 oktober 1611 werd bekend, dat de moeder van Eleonora en haar schoonzuster Charlotte Marguerite de Montmorency, echtgenote van Hendrik II van Bourbon-Condé, naar Den Haag zouden reizen. De Staten Generaal besloten daarop om de dames een passend cadeau te geven, enerzijds uit beleefdheid, anderzijds met de gedachte, dat Hendrik II van Bourbon-Condé hen eventueel in de toekomst zou kunnen assisteren.

Besloten werd om tafellinnen aan te bieden ter waarde van 12.000 gulden, een voor die tijd astronomisch bedrag. Op initiatief van de burgemeester van Haarlem, tevens Statenlid, werd het linnen aangeschaft, mede doordat de stad Haarlem op dit gebied een (inter)nationale reputatie genoot.

Het linnen damast werd speciaal geweven met daarin bloemmotieven, jachttaferelen, bijbelse voorstellingen en voorstellingen uit de klassieke literatuur. Er werd gezegd, dat de totale lengte van het linnen bijna drie kilometer bedroeg.
36 Maria Van Nassau is geboren op vrijdag 7 februari 1556 in Breda, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Anna van Egmont (van Buren). Maria is overleden op maandag 10 oktober 1616 in Buren, 60 jaar oud. Zij is begraven in Sint-Lambertuskerk te Buren..
Notitie bij Maria: Maria werd vernoemd naar Maria van Hongarije, de zuster van keizer Karel V en landvoogdes der Nederlanden. Na de dood van Anna van Egmont in 1558 nam Maria van Hongarije Maria en haar broer Philips Willem onder haar hoede en zorgde voor een opvoeding aan haar hof. In 1567 vertrok Maria met haar vader naar Dillenburg.

Maria zette zich in om haar broer Philips Willem vrij te krijgen uit Spanje, waar hij door Filips II gegijzeld werd gehouden. Later koos Maria opnieuw de zijde van Philips Willem, die met zijn halfbroers Maurits en Frederik Hendrik in een hevige strijd verwikkeld was over de nalatenschap van hun vader.

Op 7 februari 1595 huwde Maria te Buren graaf Filips van Hohenlohe (1550-1606). Filips was een legeraanvoerder in dienst van de Republiek en had een slechte reputatie. Het huwelijk bleef kinderloos.

In haar woonplaats Buren heeft Maria veel aan liefdadigheid gedaan.

Na het overlijden van haar echtgenoot in 1606 stichtte Maria in 1612 in Buren een weeshuis, waarin tegenwoordig het Marechausseemuseum is gevestigd. Maria overleed daar in 1616 op 60-jarige leeftijd en is op 23 oktober bijgezet in de grafkelder van haar Egmondse voorgeslacht in de Sint-Lambertuskerk te Buren.
Heerlijkheid:
Zij voerde na het overlijden van haar moeder de titel gravin van Buren
Maria trouwde, 39 jaar oud, op dinsdag 7 februari 1595 in Buren met Filips Ernst van Hohenlohe-Neuenstein, 44 jaar oud. Filips is geboren op maandag 17 februari 1550. Filips is overleden op maandag 6 maart 1606 in IJsselstein, 56 jaar oud. Hij is begraven op zondag 5 november 1606 in Stiftskerk St. Petrus en St. Paulus te Öhringen.
Notitie bij Filips: Filips was de zoon van Ludwig Kasimir van Hohenlohe-Waldenburg en Anna zu Solms-Lich. Op 7 februari 1595 huwde hij te Buren met Maria van Nassau (1556-1616). Het huwelijk bleef kinderloos, maar kort voor Hohenlohe’s dood adopteerden ze de negenjarige Margrita Maria gravin van Falckenstein.

Filips van Hohenlohe, ook wel Hollock genoemd, was legeraanvoerder in dienst van de Republiek. Sinds 1575 had hij Willem I van Oranje gediend, en werd diens luitenant-generaal in Holland. Hohenlohe veroverde in 1576 Geertruidenberg, in 1577 Steenbergen, Tholen en Breda en later onder andere Mengen, en Gennep (1599). In 1590 stichtte hij de schans bij ’s-Hertogenbosch die later Fort Crèvecoeur zou worden.

Wegens zijn ervaring bleef hij na de moord op Willem in 1584 op verzoek van de Staten van Holland luitenant-generaal. Maurits was namelijk nog te jong om zijn vader op te volgen. Hohenlohe was een moedig, maar roekeloze aanvoerder. Bovendien was hij drankzuchtig. Nadat Maurits kapitein-generaal werd van de Republiek, werd de verhouding tussen hem en Hohenlohe geleidelijk aan slechter. Maurits vond hem onbetrouwbaar; Hohenlohe kon geen geheimen bewaren. Aan de slechte verhouding heeft echter ook een privé-zaak bijgedragen. Hohenlohe had in 1582 aan Willem van Oranje toestemming gekregen om te trouwen met zijn oudste dochter, Maria van Nassau. Het huwelijk had nog niet plaatsgevonden vanwege de financiële situatie van beiden. Er ontstond na de moord onenigheid over de erfenis van Willem van Oranje. De rechtmatige erfgenaam van Willem van Oranje was Philips Willem, maar hij zat gevangen in Spanje. Maria, tweede in lijn, had sinds 1584 het beheer over zijn bezittingen gevoerd, en na de verovering van Breda, onderdeel van de bezittingen, zou Maria eindelijk voldoende financiën verkrijgen om te kunnen trouwen. Hohenlohe zou na het huwelijk met Maria, het beheer over een belangrijk deel van de erfenis van Willem van Oranje overnemen. Maurits was het daar niet mee eens, en in 1591 splitste de Staten-Generaal de bezittingen. Maria van Nassau kreeg alleen de via moederszijde geërfde bezittingen, de Burense goederen (Buren, Leerdam, IJsselstein, Sint Maartensdijk met het verdronken land van Noord-Beveland). Jarenlange juridische strijd leverde niets meer op. Hohenlohe trouwde in 1595 met Maria van Nassau.

Tijdens de veldtocht van 1597 diende Hohenlohe nog onder Maurits, maar hij raakte na het huwelijk steeds meer geïsoleerd. Maurits stelde hem nauwelijks nog op in zijn leger. Het dieptepunt in de relatie met Maurits was in 1600, toen hij Hohenlohe ontsloeg als luitenant-generaal van Holland en Zeeland.

In 1604 werd Hohenlohe ziek en kreeg verlammingsverschijnselen. Na zijn dood werd het lichaam door zijn vrouw naar Öhringen (Baden-Württemberg) gebracht, waar het werd bijgezet in het familiegraf in de Stiftskerk St. Petrus en St. Paulus.
Heerlijkheid:
Graaf van Hohenlohe zu Langenburg
37 Justinus Van Nassau is geboren in 1559, zoon van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Eva ook bekend als Eva Elinx, Elincx. Justinus is overleden in 1631 in Leiden, 71 of 72 jaar oud. Hij is begraven in Hooglandse Kerk te Leiden..
Notitie bij Justinus: Hij was het enige buitenechtelijke kind van Willem van Oranje; zijn moeder was Willems vriendin Eva Elincx. Willem heeft Justinus officieel erkend en opgevoed.

Justinus studeerde in 1576 te Leiden en werd op 17 mei 1583 luitenant-kolonel in staatse dienst. Op 28 februari 1585 werd hij luitenant-admiraal. Hij vocht tegen de Spaanse Armada en veroverde 2 galjoenen. Van 1601 tot 1625 was hij gouverneur van Breda, waar hij namens zijn halfbroers Filips Willem, Maurits en Frederik Hendrik de heerlijke rechten over de heerlijkheid en de baronie van Breda uitoefende. In 1625 gaf Breda zich over aan Spinola na het Beleg van Breda (1624-1625), waarna Justinus naar Leiden vertrok. Daar stierf hij in 1631.

Nakomelingen
1. Willem Maurits van Nassau (juni 1603 - Leiden, 1638 Jonker van Nassau, heer van Grimhuizen en ritmeester in staatse dienst. Hij trouwde op 13 september 1631 te ’s Gravenhage met Maria van Aerssen van Sommelsdijk (? - 1641). Uit dit huwelijk:

1.1. Justinus II van Nassau, Jonker van Nassau heer van Grimhuizen (1633 - 1658). Stierf ongehuwd en kinderloos.

1.2. Justina van Nassau, (1635 - na 1676) trouwde op 27 oktober 1652 met George van Cats (1632 - na 1676) heer van Cats, Coulster en Schagen. Uit dit huwelijk:

Willem Maurits van Cats, (1670 - Dec. 1743), heer van Heiloo en Oesdom, Ter Coulster, Vrijheer van Hoogtwoud, Eertswoud en Veenhuizen, ritmeester in Staatse dienst, hooghemraad van Schieland, extraordinaris ambassadeur aan Spanje 1719.
1.3. Anna van Nassau (1638 - ’s Gravenhage 3 juni 1721), trouwde in 1659 met Willem Adriaan, graaf van Hornes, heer van Kessel en Batenburg. Willem Adriaan overleed op 6 maart 1694. Uit dit huwelijk 3 dochters.

2. Louise Henriëtte van Nassau (1604 - tussen 17 mei 1637 en 6 oktober 1645) Trouwde op 27 februari 1632 met Henri Philip Herbert luitenant-kolonel in staatse dienst.

3. Philips van Nassau, Jonker van Nassau, heer van Grimhuizen en Wychen (1605 - tussen 1672 en 1676) Philips trouwde in 1630 met Anna Margaretha van Cortembach, overleden in 1662, vrouwe van Vaesthartelt. Uit dit huwelijk:

3.1. Philips van Nassau

3.2. Anna Margaretha van Nassau overleden op 12 maart 1676, vrouwe van Wychen, Vaesthartelt en Grimhuizen. Trouwde in 1659 met Diederik baron Schenk van Nydeggen-Afferden-Grubben die in 1661 overleed. In 1668 hertrouwde ze met Johan Gerard van Oostrum, heer van Maersbergen en Zeist, kolonel in staatse dienst. Johan Gerard stierf op 24 november 1696.
Justinus trouwde, 37 of 38 jaar oud, op donderdag 4 december 1597 met Anna de Mérode, 30 jaar oud. Anna is geboren op donderdag 9 januari 1567. Anna is overleden op zondag 8 oktober 1634 in Leiden, 67 jaar oud. Zij is begraven in Hooglandse Kerk te Leiden..
38 Anna Van Nassau is geboren op vrijdag 5 november 1563 in Breda, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Anna Van Saksen. Anna is overleden op maandag 13 juni 1588 in Franeker, 24 jaar oud. Zij is begraven in Jacobijnerkerk in Leeuwarden.
Notitie bij Anna: Anna ging in 1567 naar Slot Dillenburg en werd daar opgevoed door haar grootmoeder Juliana van Stolberg. Daar zal zij ook kennisgemaakt hebben met met haar latere echtgenoot Willem Lodewijk van Nassau. Zij huwde met hem in 1587. Zij overleed echter al een half jaar daarna, tijdens haar eerste zwangerschap. Anna werd begraven in de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden. Willem Lodewijk is uit respect voor haar niet hertrouwd.

Haar kostbare grafmonument, gepolychromeerde gisant bij de Grafkelder van de Friesche Nassau’s in de Oude Kerk in Leeuwarden werd in 1795 vernield. Haar graf werd door een woedende menigte geschonden.
Anna trouwde met Willem Lodewijk Van Nassau. Willem is geboren op woensdag 13 maart 1560 in Dillenburg. Willem is overleden op zondag 31 mei 1620 in Leeuwarden, 60 jaar oud.
Notitie bij Willem: In Friesland staat hij bekend onder de bijnaam Us Heit (Fries voor: Onze Vader). Willem Lodewijk was tevens Kapitein-generaal van het leger van Friesland en samen met prins Maurits van Oranje opperbevelhebber van het Staatse Leger in de strijd tegen de Spanjaarden.

Biografie
Hij was de oudste zoon van Jan VI van Nassau-Dillenburg (Jan de Oude) en diens eerste vrouw Elisabeth van Leuchtenberg.

Willem Lodewijk speelde in de jaren voor het Twaalfjarig Bestand in de Tachtigjarige Oorlog een belangrijke rol in de oorlog, samen met zijn neef en zwager Maurits van Nassau. Hij voerde belangrijke hervormingen in het leger door. Aan de ene kant zorgde hij ervoor dat de soldaten op regelmatige tijden hun soldij kregen, aan de andere kant verlangde hij als tegenprestatie uiterste discipline. Hij was een sterk voorstander van een aanvalsoorlog: in plaats van de opstandige gebieden te beschermen tegen Spaanse aanvallen, moesten de opstandelingen actief door Spanje bezette gebieden aanvallen. Hierbij gebruikte hij samen met Maurits de oorlogstechnieken die eeuwen eerder al door de Romeinen werden gebruikt. Willem Lodewijk, briljant strateeg als hij was, bestudeerde namelijk de beschrijvingen uit de Romeinse Tactica.

Graaf Willem Lodewijk staat vooral bekend om zijn tactiek die ook wel de "Groninger Schansenkrijg" genoemd wordt. Groningen was door het overlopen van de graaf van Rennenberg in Spaanse handen gekomen en het gewest Friesland zou het volgend doelwit kunnen zijn. Na enkele (mislukte) pogingen in 1583 en 1587 (de list van Enumatil) waarbij hij Groningen rechtstreeks op de Spanjaarden o.l.v. kolonel Francisco Verdugo wilde veroveren, begon hij in 1589 zijn plan om de heirwegen naar de Stad stukje bij beetje af te sluiten, zodat de bevoorrading naar Groningen stopgezet werd. In 1589 werd de toegangsweg langs het Reitdiep afgesloten door het versterken van de sterkte De Opslag. Twee jaar later werd de fortificatie bij de Delfzijlen versterkt en werden er Staatse troepen gelegerd. In 1592 werden Steenwijk en Coevorden definitief door de Staatsen ingenomen en versterkt. Tenslotte werd op de laatste pas (die naar het Duitse Lingen) op de boerentange de vesting Bourtange gebouwd, waardoor alle heirwegen werden afgesloten. Voorts werden o.a. de schansen Bellingwolderzijl (het latere Oudeschans), de Leek en de Zwartendijksterschans gebouwd om de kunstmatig verhoogde wegen door de hoogveenmoerassen onder controle te krijgen. Ook werden het huis te Ruinen en de burcht te Wedde veroverd op de Spanjaarden en versterkt.

In 1594 werd het doel van de krijg in het noorden bereikt. Op 23 juli werd de stad Groningen, na een beleg van toch nog enkele weken, op de Spanjaarden veroverd en werd het Tractaat van Reductie getekend. De stad Groningen maakte vanaf toen weer onderdeel uit van de Unie van Utrecht (1579) en Willem Lodewijk werd ook stadhouder van het nieuwste gewest: Stad en Lande.

Huwelijk
Willem Lodewijk huwde (waarschijnlijk op 22 november 1587) met zijn nicht Anna van Nassau (dochter van Willem van Oranje en zijn tweede echtgenote Anna van Saksen). Het huwelijk was tegen de zin van Jan de Oude vanwege de schulden van Willem van Oranje. Een ander beletsel was het gegeven dat zij neef en nicht waren. Gereformeerde theologen gaven hierover een instemmend advies en het stel kon trouwen. Anna kreeg uit het sterfhuis van Willem van Oranje een jaarrente van 2.000 gulden mee. Anna werd echter al snel ziek en zij overleed tijdens haar eerste zwangerschap in juni 1588. Willem Lodewijk kwam het verlies van zijn vrouw niet te boven en is nooit hertrouwd.

Dood
Net teruggekeerd uit Holland, waar hij voor de zoveelse keer de belangen van Friesland had behartigd, werd Willem Lodewijk in mei 1620 getroffen door een beroerte waaraan hij op 31 mei 1620 overleed. Na zes weken werd op 13 juli 1620 zijn gebalsemde lichaam met een grandeur die hij tijdens zijn leven niet had meegemaakt, ten grave gedragen. In de lange lijkstatie liepen edellieden, familieleden, grietmannen, de Leeuwarder predikanten, professoren en vele andere hoogwaarigheidsbekleders mee. De lijkstoet eindigde in de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden waar hij werd bijgezet in de Grafkelder van de Friesche Nassau’s waar in 1588 zijn vrouw Anna haar laatste rustplaats had gekregen. Van de begrafenisstoet heeft de Harlinger graveur Pieter Feddes een gedetailleerde tekening gemaakt.

De titel graaf van Nassau-Dillenburg, die hij in 1607 na de dood van zijn vader erfde, ging na zijn dood over naar zijn broer George. Als stadhouder van Friesland werd hij opgevolgd door zijn jongere broer Ernst Casimir van Nassau-Dietz.

Onderwijs
Willem Lodewijk is stichter van de Universiteit van Franeker (1585), en is ook betrokken geweest bij de stichting van de Rijksuniversiteit Groningen (1614).
Het Willem Lodewijk Gymnasium in Groningen is naar hem vernoemd.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau-Dillenburg, van 1584 tot zijn dood stadhouder van Friesland en later ook van de gewesten Groningen (1594) en Drenthe (1596).
39 Maurits van Oranje is geboren op vrijdag 14 november 1567 in Slot Dillenburg, zoon van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Anna Van Saksen. Maurits is overleden op woensdag 23 april 1625 in Den Haag, 57 jaar oud.
Notitie bij Maurits: Jeugd
Prins Maurits werd geboren te Dillenburg als zoon van Willem van Oranje en diens tweede vrouw Anna van Saksen. Toen Maurits nog geen jaar oud was, moest Anna van Saksen het Slot Dillenburg verlaten. Maurits zou zijn moeder nooit meer terugzien.

Zijn vader was inmiddels leider geworden van de opstand in de Nederlanden en verbleef daar regelmatig. In het dagelijkse leven in Dillenburg werd Maurits streng calvinistisch opgevoed door zijn oom Jan van Nassau. Hij studeerde eerst in Heidelberg (1575-1577) en vertrok toen naar de Nederlanden om in 1582 in Leiden aan een studie te beginnen.

Stadhouder
Toen op 10 juli 1584 zijn vader in Delft werd vermoord, was prins Maurits zestien jaar. Al op zijn 18e verjaardag werd hij benoemd tot stadhouder en admiraal van Holland en Zeeland. In 1588 werd hij admiraal-generaal van de Nederlanden — de bevoegdheden van de Raad van State werden op hem overgedragen. Zijn eerste militaire actie was de verovering van de stad Axel op de Spanjaarden in 1586. Enkele jaren later, in 1590 en 1591, werd Maurits ook stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijssel.

Titels
De titel Prins van Oranje was van zijn oudere halfbroer Filips Willem, van 1568 tot 1609 gegijzeld in Spanje. Deze kwam vrij in 1609 en kreeg de Bredase bezittingen en die van zijn moeder, Anna van Egmont, met bijbehorende titel tot zijn beschikking. Pas na het overlijden van Filips Willem in 1618 werd Maurits officieel de Prins van Oranje.

Volgens een gravure van Willem Jacobsz. Delff uit 1619 naar een schilderij van Adriaen Pietersz. van de Venne droeg Maurits verder de titels graaf van Nassau, Katzenelnbogen, Vianden, Dietz, Lingen, Moers, Buren en Leerdam, markgraaf van Veere en Vlissingen, baron van Breda, Grave, het Land van Cuijk, Diest, Grimbergen, Herstal, Cranendonck, Warneton, Arlay, Noseroy, St. Vith, Daesburg, Lek, Polanen, Niervaart, Aggeris, St. Maarten en erfburggraaf van Antwerpen en Besançon.

Militair hervormer
Aanvankelijk stonden de zaken er slecht voor. Zijn leger was zwak en leed nederlaag op nederlaag tegen de Spaanse troepen. Maar langzamerhand slaagde prins Maurits er in om samen met raadpensionaris Johan van Oldenbarnevelt het tij te keren. In de jaren ’90 van de 16e eeuw, toen de Spaanse landvoogd Alessandro Farnese, hertog van Parma, door zijn bemoeienis met de Franse burgeroorlog werd afgeleid (overigens in opdracht van koning Filips II), behaalde Maurits wel militaire successen waardoor het gehele noordoosten van Nederland op de Spanjaarden kon worden veroverd. De jaren 1588 tot 1598 werden achteraf door historicus Robert Fruin de Tien Jaren genoemd, vanwege zijn vele overwinningen in deze periode. Maurits nam als adviseur en docent Simon Stevin in dienst, die als militair ingenieur zaken zoals de bouw van vestingen aanpakte. Maurits werd internationaal als een groot generaal gezien. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het voorstel van de keurvorst van Keulen op de Rijksdag te Regensburg in 1597. Hij stelde voor om Maurits tot veldoverste van het Duitse Rijk te benoemen in de strijd tegen de Turken.
In totaal zou Maurits 43 steden en 55 forten veroveren met zijn troepen.


Slag bij Nieuwpoort
In 1600 werd het leger met Maurits als generaal door Van Oldenbarnevelt naar Duinkerke gestuurd om de daar aanwezige kapers te vernietigen; die waren immers in dienst van de vijand en richtten grote schade aan bij de Nederlandse koopvaardij. Maurits wilde deze operatie eigenlijk niet, en ontmoette op het strand bij Nieuwpoort een Spaans leger onder bevel van hertog Albrecht. Deze Slag bij Nieuwpoort wist hij wel te winnen. Toch koesterde hij sindsdien een wrok tegen Van Oldenbarnevelt, die het staatse leger aan grote gevaren zou hebben blootgesteld.

Twaalfjarig Bestand en conflict met Van Oldenbarnevelt
Enkele jaren later werd onder leiding van Van Oldenbarnevelt een wapenstilstand gesloten met de Spanjaarden, het Twaalfjarig Bestand. Maurits vreesde vooral dat hij door het bestand als legeraanvoerder meer buitenspel zou staan met als argument dat de Spanjaarden hun militaire macht in vredestijd zouden kunnen versterken. Dit was een conflictsituatie. Ook tijdens het Twaalfjarig Bestand brak in de Nederlanden een conflict uit tussen de remonstranten en de contraremonstranten. Al snel ontaardde dit godsdienstige meningsverschil in een groot politiek conflict. De regenten kozen partij voor de remonstranten, na de terechtstelling van Oldenbarnevelt werden o.a. Jacob Dircksz de Graeff en Rombout Hogerbeets op instigatie van Maurits uit de regering van Amsterdam verwijderd. Maurits van Oranje, hoewel ook gematigd remonstrants evenals Van Oldenbarnevelt, koos voor de contraremonstranten, zodat het tussen Maurits en Van Oldenbarnevelt escaleerde met als uiteindelijk gevolg dat de Hollandse raadpensionaris Van Oldenbarnevelt op 13 mei 1619 werd onthoofd op beschuldiging van landverraad. In 1612 werd Maurits aangesteld als pandheer van Bredevoort, waarvoor hij 50.000 goudguldens moet betalen. In 1613 werd Maurits opgenomen als ridder in de Orde van de Kousenband.

Laatste jaren
In 1620 werd Maurits, na het overlijden van zijn neef Willem Lodewijk stadhouder van Groningen en Drenthe. Een jaar later werd de strijd met Spanje hervat. Door de gerechtelijke moord op Van Oldenbarnevelt was de Republiek bestuurlijk lang niet meer wat het geweest was en ook militair leed Maurits enkele forse nederlagen. In 1623 vond een aanslag op zijn leven plaats, beraamd door de zonen van Johan van Oldenbarnevelt (Reinier en Willem), Claes Michielsz Bontenbal en andere remonstranten. De aanslag mislukte. Reinier van Oldenbarnevelt en Bontenbal werden onthoofd en Willem van Oldenbarnevelt vluchtte naar Brussel.

Zielszorg en stervensbegeleiding ontving Prins Maurits op diens verzoek van Johannes Bogerman, Contra Remonstrant en voorzitter van de Synode van Dordrecht 1618-1619.

Prins Maurits stierf op 23 april 1625 in Den Haag, waarschijnlijk aan leverkanker. Zij devies was Fortitudo mea Deus, ’God is mijn kracht’, ontleend aan de Latijnse vertaling van psalm 43:2.
Ook had Maurits de lijfspreuk Tandem fit surculus arbor (Eens wordt de stek een boom).

Maurits is nooit getrouwd geweest
Heerlijkheid:
Prins van Oranje, Graaf van Nassau, stadhouder en van 1585 tot zijn dood kapitein-generaal van het leger van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
Maurits:
(1) begon een relatie met Margaretha VAN MECHELEN. Margaretha is geboren omstreeks 1580 in Lier. Margaretha is overleden op woensdag 17 mei 1662 in Den Haag, ongeveer 82 jaar oud.
Notitie bij Margaretha: was een Zuid-Nederlandse edelvrouw.

Zij was een dochter van Cornelis van Mechelen, schepen van Lier te België en Barbara van Nassau. Barbara van Nassau stamde uit een katholieke bastaardtak van de Bredase Nassaus. Zij was een dochter van Paulus, jonker van Nassau en Margaretha van Lier. De grootvader van Paulus was een bastaardzoon van Johan IV van Nassau.

Van circa 1600 tot circa 1610 was Margaretha van Mechelen de maîtresse van Maurits van Oranje. Samen kregen zij drie kinderen: Willem van Nassau-LaLecq (1601-1627), Lodewijk van Nassau-Beverweerd (1602-1665) en Maurits (1604-1617).

Maurits van Oranje is echter nooit met Margaretha getrouwd, waarschijnlijk omdat zij katholiek was en afkomstig was van lagere adel. Wel kregen hun kinderen een andere behandeling dan Maurits’ overige bastaardkinderen. Hun kinderen namen wel deel aan het hofleven.
Deze drie kinderen zijn door Maurits erkend. De afstammelingen van de eerste twee zonen werden verheven tot rijksgraaf van Nassau.

Op zijn sterfbed in 1625 dreigde Maurits tegenover zijn toen nog ongehuwde halfbroer Frederik Hendrik van Oranje dat hij alsnog met Margaretha zou trouwen als zijn broer niet zelf in het huwelijk zou treden. In dat geval zou hij ook hun buitenechtelijke zonen echten en zouden deze Maurits opvolgen als stadhouder in plaats van Frederik Hendrik. Frederik Hendrik trouwde echter met Amalia van Solms, een aantal dagen voor het overlijden van Maurits.
(2) begon een relatie met Cornelia Jacobsdochter.. Cornelia is overleden.
(3) begon een relatie met Ursula De Rijck. Ursula is overleden.
(4) begon een relatie met Jobghen Van Alphen. Jobghen is overleden.
(5) begon een relatie met Anna van de Kelder. Anna is overleden.
(6) begon een relatie met Deliana De Backer. Deliana is overleden.
Kinderen van Maurits en Margaretha:
1 Willem (Willem van Nassau-LaLecq ) Van Nassau, geboren in 1601. Volgt 40.
2 Lodewijk Van Nassau, geboren in 1602. Volgt 42.
3 Maurits Van Nassau, geboren omstreeks 1604. Maurits is overleden op maandag 5 juni 1617, ongeveer 13 jaar oud.
Kind van Maurits en Cornelia:
4 Anna, geboren na 1604. Anna is overleden op zondag 11 juni 1673, ten hoogste 69 jaar oud.
Kind van Maurits en Ursula:
5 Elisabeth, geboren omstreeks 1611. Elisabeth is overleden.
Kind van Maurits en Jobghen:
6 Carel van Oranje, geboren omstreeks 1612. Carel is overleden op zaterdag 28 maart 1637, ongeveer 25 jaar oud.
Kind van Maurits en Anna:
7 Carel Maurits, geboren omstreeks 1616. Carel is overleden omstreeks 1646, ongeveer 30 jaar oud.
Kind van Maurits en Deliana:
8 Eleonora, geboren omstreeks 1620. Eleonora is overleden omstreeks 1700, ongeveer 80 jaar oud.
40 Willem (Willem van Nassau-LaLecq ) Van Nassau is geboren in 1601, zoon van Maurits van Oranje (zie 39) en Margaretha VAN MECHELEN. Willem is overleden in 1627 in Groenlo, 25 of 26 jaar oud.
Notitie bij Willem: De buitenechtelijke kinderen van Maurits en Margaretha werden erkend en van goederen en een adellijke titel voorzien (Nassau-LaLecq). Willem, geboren in 1601, kreeg de titel "Des Heiligen Roomsen Rijksgraaf van Nassau". Na 1625 werd dit "Heer van de Lek" waardoor hij meestal Willem LaLecq genoemd werd. Hij kreeg van zijn vader de heerlijkheid van de Lek als leengoed aan hem en zijn erfgenamen. Zijn broer Lodewijk van Nassau ontving de titel "Heer van Beverweerd en Odijk".

Willem van Nassau sneuvelt bij Grol. Jacobus van DijckVanaf zijn 19e levensjaar diende Willem in het leger in de oorlog tegen de Spanjaarden tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Als hij 24 jaar oud is ontvangt hij de functie van luitenant-admiraal van Holland en West Friesland. Hij is dan plaatsvervanger van de stadhouder Frederik Hendrik, de Stedendwinger. In 1625 neemt hij als leider van een vloot Nederlandse schepen deel aan de door de Engelsen georganiseerde aanval op Cádiz, die door wanbeleid op een compleet fiasco uitdraait.
In de zomer van 1627 is hij als militair aanwezig bij het Beleg van Grol. Op 18 augustus, niet lang voor het einde van de strijd wordt Willem, die met de Franse troepen aan het front mee vecht, met een koeghel van de wallen door de slaep van het hooft geschooten, een wonde die hem de doodt aenbraght. Hij sterft ter plaatse op 26-jarige leeftijd. Lodewijk erft de heerlijkheid van de Lek van Willem.

Op 4 april 1627, 4 maanden voor zijn dood, trouwde Willem te Sluis met Anna van der Noot, vrouwe van Hoogwoud en Aartswoud. Met Anna had hij geen kinderen, wel had hij een buitenechtelijke relatie bij een andere vrouw, Barbara Augustinus Cocx. Zij kregen een zoon: Willem Jonker van Nassau (1620-1679) .

Jacobus Revius dichtte: "Op de doot van jonckheer Willem van Nassau."
O Vaderlant, mijn doot wilt langer niet beclagen,
Nadien ick heb erlangt mijn alderhoochsten wins:
De siele was voor God, het lichaam voor den Prins,
Dees beyde heb ick beyds oock willich opgedragen
Laurens Reael, de opvolger van Nassau als Admiraal schreef een gedicht ter gelegenheid van zijn dood.
Functie:
Hij was militair in het Staatse leger van 1620 tot zijn dood in 1627.
Willem:
(1) trouwde, 25 of 26 jaar oud, op zondag 4 april 1627 in Sluis met Anna van der Noot. Anna is overleden.
(2) begon een relatie, minstens 26 jaar oud, na 1627 met Barbara Augustinus Cocx. Barbara is overleden.
Kind van Willem en Barbara:
1 Willem jonker Van Nassau, geboren omstreeks 1620. Volgt 41.
41 Willem jonker Van Nassau is geboren omstreeks 1620, zoon van Willem (Willem van Nassau-LaLecq ) Van Nassau (zie 40) en Barbara Augustinus Cocx. Willem is overleden op woensdag 21 juni 1679 in Den Haag, ongeveer 59 jaar oud. Willem trouwde, ongeveer 30 jaar oud, omstreeks 1650 met Geertruijt Hendriks Mulder.
Notitie bij het huwelijk van Willem en Geertruijt: Uit dit huwelijk zijn vijf kinderen bekend.
Geertruijt is overleden.
42 Lodewijk Van Nassau is geboren in 1602, zoon van Maurits van Oranje (zie 39) en Margaretha VAN MECHELEN. Lodewijk is overleden op zaterdag 28 februari 1665, 62 of 63 jaar oud. Hij is begraven in Sint Jacobskerk in Den Haag.
Notitie bij Lodewijk: Lodewijk van Nassau werd geboren als buitenechtelijke zoon van stadhouder Maurits van Oranje en Margaretha van Mechelen. Hij erfde in 1625, na de dood van Maurits, de heerlijkheid Beverweerd, aan de Kromme Rijn, en Odijk. Na het sneuvelen van zijn broer Willem in 1627 kwam daar de heerlijkheid Lek nog bij.

Lodewijk maakte carrière in het Staatse leger, onderscheidde zich in 1629 bij het Beleg van ’s-Hertogenbosch, werd 1632 kolonel, commandeerde na 1635 het regiment Rosencrants, redde in 1640 bij Hulst de kanonnen uit handen van de vijand, werd in 1643 generaal-majoor en gouverneur van Bergen op Zoom, en in 1658 gouverneur van ’s-Hertogenbosch.

In 1641 stuurde zijn oom Frederik Hendrik, Prins van Oranje, hem naar Frankrijk om uit te leggen dat het huwelijk van zijn zoon Willem met Maria Stuart een privé-zaak was en niets te maken had met de politiek van de Republiek. Op 1 december 1660 werd hij door de Staten van Holland aangesteld als lid van de commissie ter educatie van prins Willem III van Oranje-Nassau, "het kind van staat", evenals Cornelis de Graeff, Johan de Witt, Nanning van Foreest, Kornelis van Beveren en Wigbold van der Does.
Van 1660 tot 1662 was Lodewijk extra-ordinaris ambassadeur in Engeland.
Lodewijk trouwde, 27 of 28 jaar oud, op zondag 7 april 1630 met Isabella van Hornes.
Notitie bij het huwelijk van Lodewijk en Isabella: Het echtpaar kreeg tien kinderen:

Maurits Lodewijk I, heer van de Lek (LaLecq) en Beverweerd (1631-1683), getrouwd met Anna Isabella van Beieren van Schagen
Willem Adriaan I, heer van Odijk, Kortgene, Zeist en Driebergen (1632-1705), getrouwd met Elisabeth van der Nisse
Elisabeth van Nassau-Beverweerd (1633-1718), getrouwd met Henry Bennet, graaf van Arlington
Emilia van Nassau-Beverweerd (1635-1688), getrouwd met Thomas Butler, graaf van Ossory
Mauritia Margaretha van Nassau-Beverweerd (1637-1671), getrouwd met Colin Lindsay, graaf van Balcarres
Wilhelmina Anna van Nassau-Beverweerd (1638-1688), getrouwd met Aelbert van Ruijtenburg
Hendrik, heer van Ouwerkerk en Woudenberg (1640-1708)
Charlotte van Nassau-Beverweerd (geb. 1642, waarschijnlijk jong overleden)
Gerard Anthonie van Nassau (geb. 1643, waarschijnlijk jong overleden)
Charlotte Philiberthe van Nassau-Beverweerd (1649-1702)
Isabella is overleden.
43 Emilia Van Nassau is geboren op zondag 10 april 1569 in Keulen, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Anna Van Saksen. Emilia is overleden op vrijdag 16 maart 1629 in Genève, 59 jaar oud.
Notitie bij Emilia: De moeder van Emilia begon kort na Emilia’s geboorte een relatie met de vader van de schilder Rubens. Deze affaire was reden de kinderen bij hun moeder weg te halen. Emilia, haar zuster Anna en haar broer Maurits kwamen terecht bij hun oom Jan de Oude op kasteel Dillenburg. Na enige tijd bij haar vader in Delft en haar zuster Anna in Friesland gewoond te hebben trad Emilia in de jaren 1590 op als gastvrouw aan het hof van haar broer Maurits. Tijdens een van de ontvangsten ontmoette de calvinistische Emilia haar toekomstige katholieke echtgenoot Emanuel van Portugal (1568-1638) met wie zij in 1597 in het geheim trouwde. Maurits was fel gekant tegen dit huwelijk (vanwge de katholiciteit van de Portugees) en probeerde het paar uit elkaar te drijven. Toen dat ijdele hoop bleek werden Emilia en Emanuel verbannen van het hof. Het duurde ruim tien jaar voor Maurits zich bij dit huwelijk kon neerleggen. Emilia zat in 1625 aan het sterfbed van haar broer. In de laatste jaren van hun huwelijk woonden Emilia en Emanuel gescheiden. Emanuel in Brussel; Emilia in Genève waar zij in 1629 op 59-jarige leeftijd overleed.

Kinderen
Uit het huwelijk van Emilia en Emanuel zijn tien kinderen geboren:

Dochter (1598-1602)
Maria Belgica van Portugal (1599-1647)
Emanuel II van Portugal (1600-1666)
Lodewijk Willem van Portugal (1601-1660)
Dochter (1602-1603)
Emilia Louise van Portugal (1603-1670)
Anna Louise van Portugal (1605-1669)
Juliana Catharina van Portugal (ca. 1607-1680)
Mauritia Eleonora van Portugal (1609-1674) Trouwt met Georg Frederik Lodewijk van Nassau-Siegen, kleinzoon van Jan VI van Nassau-Dillenburg
Sabina Delphica van Portugal (1612-1670)
Emilia trouwde, 28 jaar oud, op vrijdag 7 november 1597 met Emanuel van Portugal, 28 of 29 jaar oud. Emanuel is geboren in 1568 in Tanger. Emanuel is overleden op dinsdag 22 juni 1638 in Brussel, 69 of 70 jaar oud. Hij is begraven in Brussel.
Notitie bij Emanuel: Afkomst
Emanuel was de zoon van de Portugese troonpretendent António van Crato en Anna Barbosa met wie hij niet getrouwd was.

Huwelijken
1e huwelijk : Emilia van Nassau
Het huwelijk was fel omstreden. Emanuel was Rooms-katholiek, terwijl Emilia afkomstig was uit een calvinistische familie, die niets zagen in een gemengd huwelijk. Hierop besloten de verloofden zich in het geheim te laten trouwen door een Rooms-katholiek priester. Toen Emilia’s familie daar lucht van kreeg (waarbij vooral haar broer Maurits zich hevig tegen het huwelijk had verzet) werd zij onder huisarrest geplaatst, waarna Emanuel besloot naar Wesel te vluchten. In december 1597 lukte het Emilia zich te verenigen met haar echtgenoot.

Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:

Naam Geboren Overleden Echtgeno(o)t(e)
Dochter, NN 1598 1602
Maria Belgica 1598 1647 Johann Dietrich von Croll
Emanuel Anton 1600 1666 Johanna van Hanau-Münzenberg
Christoffel Willem Lodewijk 1601 1660 Anna Maria van Moutéleone
Dochter, NN 1602 1603
Emilia Louise 1603 1670 Ongehuwd
Anna Louise 1605 1669 Ongehuwd
Juliana Catharina 1607 1680 Ongehuwd
Eleonora Mauritia 1609 1674 George Frederik van Nassau-Siegen
Sabina Delphica 1612 1670 Ongetrouwd

2e huwelijk: Ludovico de Osorio (3 april 1630)
Leven
Hoewel er in 1608 sprake was van een verzoening tussen het echtpaar Emilia - Emanuel en Maurits, door bemiddeling van Emilia’s halfbroer Filips Willem, bleef de sfeer aan het hof gespannen, wat zijn oorzaak vond in het katholieke geloof van het paar. Aangemoedigd door een hogere financiële bijdrage besloot Emanuel in het geheim een overeenkomst aan te gaan met de landvoogd Albrecht van Oostenrijk die getrouwd was met Isabella, een dochter van koning Filips II van Spanje; als voorwaarde mocht Emanuel zich niet meer inlaten met de familie van Oranje, waarop Emanuel besloot naar Brussel te verhuizen.

Emilia, die de Spaanse koning beschouwde als de aanstichter tot de moord op haar vader, besloot haar man niet te volgen maar zich te vestigen in Genève, waar zij in 1629 overleed.

Dood
Vanaf zijn alliantie met Spanje woonde Emanuel in Brussel, waar hij op 22 juni 1638 overleed en begraven werd.
44 Louise Juliana Van Nassau is geboren op zaterdag 31 maart 1576 in Delft, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Charlotte van Bourbon. Louise is overleden op dinsdag 15 maart 1644 in Königsberg, 67 jaar oud. Zij is begraven in Dom van Koningsbergen, in het tegenwoordige Kaliningrad..
Notitie bij Louise: Louise Juliana is het eerste lid van het Huis Oranje-Nassau dat op Nederlands grondgebied geboren is. Na de dood van haar vader in 1584 - haar moeder was twee jaar eerder overleden - verbleef Louise Juliana met een aantal van haar jongere zusters bij haar stiefmoeder Louise de Coligny.
Tijdens haar huwelijk met Frederik IV van de Palts woonde zij in Duitsland.
Louise trouwde met Frederik IV van de Palts. Frederik is geboren op vrijdag 5 maart 1574 in Amberg. Frederik is overleden op zondag 19 september 1610 in Heidelberg, 36 jaar oud.
Notitie bij Frederik: Hij was de zoon van Lodewijk VI van de Palts en Elisabetha van Hessen.

Biografie
Keurvorst Frederik IV bouwde in 1606/1607 de vesting Friedrichsburg in Hollandsche stijl in de buurt van het vissersdorp Mannenheim. In 1608 neemt hij de leiding over van de Protestantse Unie - Het conflict tussen de rooms-katholieke en protestante vorstendommen verergert. Frederik sterft in 1610 in Heidelberg, waar hij in de Heiliggeistkirche begraven werd.

Huwelijk en kinderen
Frederik trouwde met Louise Juliana van Nassau (1576-1644). Uit dit huwelijk werden de volgende kinderen geboren:

Louise Juliana (1594-1640), gehuwd met graaf Johan II van Palts-Zweibrücken (1584-1635)
Katharina Sophie (1595-1626)
Frederik (1596-1632) gehuwd met Elizabeth Stuart (1596-1662)
Elisabeth Charlotte (1597-1660), getrouwd met keurvorst George Willem van Brandenburg (1595-1640)
Anna Eleonore (1599-1600)
Ludwig Wilhelm (*/† 1600)
Moritz Christian (1601-1605)
Lodewijk Filips (1602-1655), gehuwd met Maria Eleonore van Brandenburg (1607-1675)
Heerlijkheid:
keurvorst van de Palts (1583-1610)
45 Maria Elisabeth Van Nassau is geboren op vrijdag 26 april 1577 in Middelburg, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Charlotte van Bourbon. Maria is overleden op woensdag 3 september 1642 in Sedan, 65 jaar oud.
Notitie bij Maria: Elisabeth vertrok in de jaren 1590 met haar stiefmoeder Louise de Coligny naar Frankrijk. De Franse koning Hendrik IV stond in die periode op het punt over te gaan op het Rooms-katholieke geloof. Franse Hugenoten zochten naar aanleiding hiervan steun bij protestantse bondgenoten. Dit bracht Henri de La Tour d’Auvergne, Hertog van Bouillon ertoe een huwelijksaanzoek te doen aan de protestantse Elisabeth. Hoewel Henri een ruim twintig jaar oudere weduwnaar was, schijnt het huwelijk gelukkig geweest te zijn.
Maria trouwde met Hendrik van Bouillon de La Tour d’Auvergne. Hendrik is geboren op zaterdag 28 september 1555 in Joze-en-Auvergne bij Clermont-Ferrand. Hendrik is overleden op zaterdag 25 maart 1623 in Sedan, 67 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Hij had verschillende titels: soeverein vorst van Sedan, vorst van Raucourt, graaf van Montfort en Beaufort, vicomte van Turenne, baron van Oliergues. Hij was de zoon van Frans III de La Tour d’Auvergne, burggraaf van Turenne, die in 1594 sneuvelde in de slag bij Saint Quentin en Eleonore van Montmorency. In 1591 verwierf hij het hertogdom Bouillon door zijn huwelijk met Charlotte van de Marck. Uit dat huwelijk had hij geen kinderen. Later huwde hij met Elisabeth van Nassau, dochter van Willem van Oranje en Charlotte de Bourbon. Uit dit huwelijk zijn acht kinderen geboren, waarvan zes dochters en twee zonen. Hun oudste zoon Frederik Maurits volgde hem op als hertog. Een jongere zoon, Hendrik was de bekende maarschalk Turenne.

Hendrik van Bouillon werd rond 1574 protestant. Hij vocht met Hendrik IV van Frankrijk tegen de Katholieke liga. Hij was betrokken bij het complot van Biron, zodat hij na diens arrestatie enige tijd als politieke vluchteling in Genève moest verblijven. Hij was een persoonlijke vriend van de Franse koning Hendrik IV en kreeg de eretitel van maarschalk van Frankrijk. Hij trok zich terug in Bouillon en Sedan, waar hij de protestantse Academie stichtte.
46 Catharina Belgica Van Nassau is geboren in juli 1578 in Antwerpen, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Charlotte van Bourbon. Catharina is overleden op zondag 12 april 1648 in Hanau, 69 jaar oud.
Notitie bij Catharina: Zij groeide op bij haar tante Catharina van Nassau. Jan de Oude, de oom van Catharina Belgica, arrangeerde het huwelijk van zijn nicht met zijn petekind Filips Lodewijk II van Hanau-Münzenberg (1576-1612). Het paar trouwde in 1596 op kasteel Dillenburg.

Catharina Belgica trad na de dood van haar man in 1612 op als regent voor haar zoon. Dit regentschap duurde tot 1626. In de jaren 1630 verbleef Catharina Belgica als gevolg van Spaanse overheersing met haar familie enige jaren in ballingschap in Holland.

Huwelijk
Catharina Belgica en Filips Lodewijk II kregen in totaal 10 kinderen:

* Charlotte Louise (1597-1649)
* (meisje) (1598-1598)
* Philipp Ulrich (1601-1604)
* Amélie Elisabeth (1602-1651) , gehuwd met Willem V van Hessen-Kassel
* Catharina Juliana (1604-1668) , gehuwd met 1. Albert Otto II van Sols-Laubach/2. Maurits Christiaan van Wied-Runkel
* Filips Maurits (1605-1638) , gehuwd met Sibylla Christina, prinses van Anhalt-Dessau
* Willem Reinhard (1607-1630)
* Hendrik Ludwig (1609-1632)
* Frederik Ludwig (1610-1628)
* Jacob Johan (1612-1636)
Catharina trouwde, 18 jaar oud, op woensdag 23 oktober 1596 in Dillenburg met Filips Lodewijk II van Hanau-Münzenberg, 19 jaar oud. Filips is geboren op zondag 18 november 1576 in Hanau. Filips is overleden op donderdag 9 augustus 1612 in Hanau, 35 jaar oud.
Notitie bij Filips: Hij was een zoon van graaf Filips Lodewijk I van Hanau-Münzenberg en diens vrouw Magdalena van Waldeck-Wildungen.
Heerlijkheid:
graaf van Hanau-Münzenberg van 1580 tot zijn dood in 1612
47 Charlotte Brabantina Van Nassau is geboren op zaterdag 17 september 1580 in Antwerpen, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Charlotte van Bourbon. Charlotte is overleden in augustus 1631 in Château-Renard, 50 jaar oud.
Notitie bij Charlotte: Zij groeide op aan het oude Noordeinde te Den Haag. Door haar broer Maurits van Oranje wordt zij " la belle Brabantine" genoemd. Charlotte Brabantina leerde op de bruiloft van haar zuster Elisabeth Claude de la Trémoille, hertog van Thouars (1566-1604), kennen. Zij trouwde met hem op 11 maart 1598. Het huwelijk duurde slechts zes jaar. De hertog overleed reeds in 1604. Charlotte Brabantina overleed in 1631 op 50-jarige leeftijd.

Huwelijk
Uit het huwelijk zijn vier kinderen geboren:

* Henri (1599-1674) , gehuwd met Maria de la Tour d’Auvergne, dochter van haar zus Elisabeth van Nassau (1577-1642)
* Charlotte (1599-1664) , gehuwd met James Stanley, graaf van Derby. Charlotte is een voorouder van de Engelse president Winston Churchill
* Elisabeth (1601-1604)
* Frederik (1602-)
Charlotte trouwde met Claude de la Trémoille. Claude is geboren in 1566. Claude is overleden op maandag 25 oktober 1604 in Thouars, 37 of 38 jaar oud.
Notitie bij Claude: Hij volgde in 1577 zijn overleden vader op als burggraaf van Thouars. Hij was verder ook prins van Talmont en van Tarente, graaf van Laval, graaf van Taillebourg en van Benon, graaf van Guînes, baron van Sully, Isle-Bouchard, Berrie, Mauléon en Doué, heer van Mareuil, Onay, La Chaize-le-Vicomte en Sainte-Hermine. Verwant met de meest illustere huizen van het koninkrijk, zoals deze van Bourbon-Montpensier en van Montmorency, was hij een der machtigste protestantse vorsten van Poitou en Saintonge. In 1587 wordt Claude hervormd en vocht voor Hendrik IV, die Thouars verhief tot pairie. Door de opvolging in 1605 in Laval, verdubbelde Claude nog zijn bezittingen.
Kind van Charlotte en Claude:
1 Charlotte de la Trémoille, geboren in 1602. Volgt 48.
48 Charlotte de la Trémoille is geboren in 1602, dochter van Claude de la Trémoille en Charlotte Brabantina Van Nassau (zie 47). Charlotte is overleden op woensdag 21 maart 1663 in Chester, 60 of 61 jaar oud. Zij is begraven in Ormskirk. Charlotte trouwde met James 7th earl of Derby Stanley. James is geboren op woensdag 31 januari 1607. James is overleden op zondag 15 oktober 1651 in Bolton, 44 jaar oud (oorzaak: onthoofding). Hij is begraven in Ormskirk.
Notitie bij James: nam deel aan de opstand t.b.v. de jonge Engelse koning, werd zwaar gewond tijdens de gevechten in Wigan Lane (26.8.1651), werd gevangen genomen na de slag bij Worcester (3.9.1651) en werd onthoofd de maand erop te Bolton, co. Lancaster
Kind van Charlotte en James:
1 Amelia Sophia Stanley of Derby. Volgt 49.
49 Amelia Sophia Stanley of Derby, dochter van James 7th earl of Derby Stanley en Charlotte de la Trémoille (zie 48). Amelia is overleden op woensdag 22 februari 1702. Zij is begraven in Dunkeld, Perth. Amelia trouwde op maandag 5 mei 1659 met John 2nd Earl en 1st Marquess of Athol I Murray. John is overleden op zondag 6 mei 1703. Hij is begraven in Dunkeld, Perth.
Heerlijkheid:
Capt. General van de Royal Company of Archers, kolonel van de 4th troop of Horse Guards, Keeper of the Privy Seals, Hereditary Sheriff of Fife
Kind van Amelia en John:
1 Lord Charles Murray, geboren op zaterdag 28 februari 1660 in Knowsley. Volgt 50.
50 Lord Charles Murray is geboren op zaterdag 28 februari 1660 in Knowsley, zoon van John 2nd Earl en 1st Marquess of Athol I Murray en Amelia Sophia Stanley of Derby (zie 49). Lord is overleden op zaterdag 19 april 1710, 50 jaar oud. Hij is begraven op donderdag 24 april 1710 in in de kapel van Holyrood House.
Heerlijkheid:
Luitenant-Kolonel van (the Scots Greys) Falzell´s Dragoons, Master of the Horse to the Queen, op 16.8.1686 verheven tot Earl of Dunmore, Viscount of Fincastle, Lord Murray of Blair, Moulin and Tillemot
Lord trouwde, 22 jaar oud, op dinsdag 8 december 1682 in Londen met Catharine Watts, of Great Munden. Catharine is overleden.
Kind van Lord en Catharine:
1 Anne Murray, geboren op vrijdag 31 oktober 1687 in Whitehall. Volgt 51.
51 Anne Murray is geboren op vrijdag 31 oktober 1687 in Whitehall, dochter van Lord Charles Murray (zie 50) en Catharine Watts, of Great Munden. Anne is overleden op zondag 30 november 1710 in Paisley, 23 jaar oud (oorzaak: pokken). Anne trouwde, 18 jaar oud, op dinsdag 4 mei 1706 in Cramond met John 4th earl of Dundonald Cochrane, 18 jaar oud. John is geboren op vrijdag 4 juli 1687 in Paisley. John is overleden op woensdag 5 juni 1720, 32 jaar oud.
Functie:
Colonel of the 4th Horse Guards
Kind van Anne en John:
1 Catherina Cochrane, geboren in 1709. Volgt 52.
52 Catherina Cochrane is geboren in 1709, dochter van John 4th earl of Dundonald Cochrane en Anne Murray (zie 51). Catherina is overleden op woensdag 15 maart 1786 in Bath (GB), 76 of 77 jaar oud. Catherina trouwde, 18 of 19 jaar oud, op maandag 5 januari 1728 met Alexander 6th Earl of Galloway Stewart, ongeveer 34 jaar oud. Alexander is geboren omstreeks 1694. Alexander is overleden op vrijdag 24 september 1773 in Aix rn Provence, ongeveer 79 jaar oud.
Heerlijkheid:
styled Lord Garlies, Lord of Police, Grand Master of Freemasons, Lieut.General and President of the Counsil of the Royal Archers
Kind van Catherina en Alexander:
1 John 7th Earl of Galloway Stewart, geboren op dinsdag 15 maart 1735. Volgt 53.
53 John 7th Earl of Galloway Stewart is geboren op dinsdag 15 maart 1735, zoon van Alexander 6th Earl of Galloway Stewart en Catherina Cochrane (zie 52). John is overleden op donderdag 13 november 1806 in Galloway House Wigtown, 71 jaar oud. Hij is begraven op donderdag 27 november 1806 in Sorbie.
Heerlijkheid:
styled Lord Garlies, Tory M.P. voor Morpeth, en later voor Ludgershall, Lord of Police, Lord of the Bedchamber, Lord Lieut. of co. Wigtown, werd op 6.6.1796 verheven tot Baron Stewart of Garlies, in de Stewartry of Kirkcudbright
John trouwde, 29 jaar oud, op woensdag 13 juni 1764 in Hannover Square, London met Anne Dashwood, 20 of 21 jaar oud. Anne is geboren in 1743. Anne is overleden op vrijdag 8 januari 1830 in London (GB), 86 of 87 jaar oud.
Kind van John en Anne:
1 George 8th Earl of Galloway Stewart, geboren op donderdag 24 maart 1768. Volgt 54.
54 George 8th Earl of Galloway Stewart is geboren op donderdag 24 maart 1768, zoon van John 7th Earl of Galloway Stewart (zie 53) en Anne Dashwood. George is overleden op donderdag 27 maart 1834 in Hampstead, 66 jaar oud.
Heerlijkheid:
styled Lord Garlies, diende bij de Marine, onderscheide zich als kapitein tijdens de inname van Guadaloupe in april 1794, waar hij evenwel gewond raakte, voorts bij Cape St. Vincent in 1796; Rear Admiral 1810, Vice Admiral 1819 en Admiral in 1830; Lord of the Admiralty, Lord Lieut. of co. Kircudbright en van co. Wigtown
George trouwde, 29 jaar oud, op dinsdag 18 april 1797 in Westminster met Lady Jane Baily Paget, 22 jaar oud. Lady is geboren op donderdag 1 september 1774. Lady is overleden op donderdag 30 juni 1842 in London (GB), 67 jaar oud.
Kind van George en Lady:
1 Jane Stewart of Galloway, geboren op donderdag 29 maart 1798. Volgt 55.
55 Jane Stewart of Galloway is geboren op donderdag 29 maart 1798, dochter van George 8th Earl of Galloway Stewart (zie 54) en Lady Jane Baily Paget. Jane is overleden op zaterdag 12 oktober 1844 in Blenheim Palace, 46 jaar oud. Jane trouwde met George Spencer, 6th Duke of Marlborough Churchill. George is geboren op vrijdag 27 december 1793 in Bill Hill, Wokingham. George is overleden op woensdag 1 juli 1857 in Blenheim Palace, 63 jaar oud.
Heerlijkheid:
styled Marquess of Blandford, ging naar school in Eaton en Oxford, Lord Lieut. of Oxon, nam op 24.3.1840 zijn zetel in in het Britse Hogerhuis als conservatief
Kind van Jane en George:
1 John Winston Spencer 7th Duke of Marlborough Churchill, geboren op zondag 2 juni 1822 in Garboldisham Hall, Norfolk. Volgt 56.
56 John Winston Spencer 7th Duke of Marlborough Churchill is geboren op zondag 2 juni 1822 in Garboldisham Hall, Norfolk, zoon van George Spencer, 6th Duke of Marlborough Churchill en Jane Stewart of Galloway (zie 55). John is overleden op donderdag 5 juli 1883 in Blenheim Palace, 61 jaar oud.
Heerlijkheid:
styled Marquess of Blandford, ging naar school in Eaton en Oxford, Lord Lieut. of Oxon, nam op 20.7.1857 zijn zetel in in het Britse Hogerhuis als conservatief
John trouwde met Frances Anne Emily lady Vane Stewart. Frances is geboren op maandag 15 april 1822 in London. Frances is overleden op zondag 16 april 1899 in Blenheim Palace, 77 jaar oud.
Kind van John en Frances:
1 Randolph Henry Spencer Churchill, geboren op dinsdag 13 februari 1849 in Blenheim Palace. Volgt 57.
57 Randolph Henry Spencer Churchill is geboren op dinsdag 13 februari 1849 in Blenheim Palace, zoon van John Winston Spencer 7th Duke of Marlborough Churchill (zie 56) en Frances Anne Emily lady Vane Stewart. Randolph is overleden op donderdag 24 januari 1895 in London (GB), 45 jaar oud.
Functie:
ging naar school in Oxford, Secretary of State voor India 1885-1886, Minister van Financiën 1886
Randolph trouwde met Jennie Jerome. Jennie is geboren op maandag 9 januari 1854 in Brooklyn. Jennie is overleden op dinsdag 28 juni 1921 in London (GB), 67 jaar oud.
Kind van Randolph en Jennie:
1 Winston Leonard Spencer Churchill, geboren op maandag 30 november 1874 in Blenheim Palace. Winston is overleden op zondag 24 januari 1965 in London, 90 jaar oud.
Notitie bij Winston: Hij was de Britse staatsman die als premier van 1939 tot 1945 Hitler weerstond en daarmee een beslissende rol in diens ondergang en de gealliëerde winst heeft gespeeld. Het lukte hem de Britse oorlogsinspanning op peil te krijgen en de VS tot steun daarbij te bewegen. Geen enkele Britse premier is ooit zo populair geweest als Churchill.

Churchill was een van de bekendste staatslieden van de 20e eeuw, was ook betrokken bij de Eerste Wereldoorlog en was enkele malen minister van Marine. Hij was tevens schrijver en ontving in 1953 de Nobelprijs voor de Literatuur voor zijn geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog. Als één van de weinige Europeanen was hij Amerikaans ere-staatsburger.

1874 - 1940
Sir Winston Churchill werd geboren in Blenheim Palace te Oxfordshire. Hij is een directe nakomeling van de in het Verenigd Koninkrijk beroemde John Churchill, de 1e hertog van Marlborough. Churchills vader was Lord Randolph Churchill, de derde zoon van de zevende hertog van Marlborough en in 1886 Minister van Financiën. Zijn moeder was Jennie Jerome, de dochter van de Amerikaanse miljonair Leonard Jerome. Churchill bezocht de Britse jongensschool Harrow, een iets minder bekende kostschool dan Eton College. Daarna vervolgde hij zijn opleiding aan de beroemde Koninklijke Militaire Academie te Sandhurst.

In 1895 ging Churchill als militair waarnemer naar Cuba waar hij met de Spaanse troepen meeging, die de guerrilla probeerden de kop in te drukken. Hij was niet alleen militair waarnemer; hij schreef opgetogen over zijn vuurdoop op zijn 21e verjaardag in de ’Graphic Review’ .

Als Tweede Luitenant, gestationeerd in Bombay India, vroeg en kreeg hij uiteindelijk een aanstelling bij de strijdmacht in het noordwesten. Dankzij ex-minnaars van zijn moeder waren enkele kranten bereid zijn verslagen te publiceren van het neerslaan van een Pathaanse opstand in 1897 aan de Noordwestgrens van Brits-Indië, dus in het huidige Afghaans-Pakistaanse grensgebied. Hij schreef reportages voor ’The Pioneer ’ en ’The Daily Telegraph’ . Zijn boek over deze campagne, ’The Story of the Malakand Field Force’ , verscheen op 14 maart 1898.

Op 2 september 1898 was hij te Omdurman, nabij Khartoem in Soedan deelnemer aan de laatste echte cavaleriecharge van het Britse leger. In een brief aan zijn moeder meldde Churchill dat hij zelf tenminste vijf en mogelijk zeven tegenstanders had gedood. Die cavaleriecharge was maar een side show van de Slag bij Omdurman: het leger van kalief Abdullahi, de opvolger van de Mahdi (1844-1885), werd hoofdzakelijk met mitrailleurs vanaf schepen op de Nijl uitgeschakeld. In oktober was Churchill terug in Engeland, waar hij begon aan zijn tweedelige werk ’The River War’ , dat het jaar daarop werd gepubliceerd. Op 5 mei 1899 nam Churchill ontslag uit het Britse Leger.

In de Tweede Boerenoorlog werkte Churchill als oorlogscorrespondent. Hij werd gevangengenomen door de Boeren die een hinderlaag hadden gelegd voor een Brits treinkonvooi. Hij slaagde er echter in te ontsnappen naar Lourenço Marques, het huidige Maputo, in de toenmalige Portugese kolonie Mozambique.

Eenmaal terug in het Verenigd Koninkrijk begon hij aan zijn carrière in de politiek. Van 1901 tot 1922[1] en van 1924 tot 1964 was hij lid van het Lagerhuis. In het begin was hij lid van de Conservative Party, maar omdat deze partij zich kantte tegen het principe van internationale vrijhandel, ging hij in 1904 over naar de Liberal Party. In de jaren 1906 tot 1910 heeft hij als lid van de regering de basis gelegd voor onder andere de werkeloosheidsverzekeringen, arbeidsbureaus, de onafhankelijkheid van Ierland en een forse beperking van de macht van het Hogerhuis (waarin geen gekozen vertegenwoordigers zitting hadden en hebben). Door onenigheid met de liberale premiers Asquith en Lloyd George keerde Churchill tijdens het interbellum terug naar de Conservatieven.

In 1910 werd Churchill Minister van Binnenlandse Zaken en dient hij een verzoek in om ongeveer 100.000 "geestelijk gedegenereerde" mensen te steriliseren en een paar duizend anderen te laten werken in op te richten staatskampen. Dit "om het Engelse ras te redden van deze zich voortplantende inferieuren."

In 1911 werd hij Minister van Marine (First Lord of the Admiralty). Hij zou dit blijven tot in de Eerste Wereldoorlog. In die functie was hij lid van de Committee of Imperial Defense die samen met mensen als Edward Grey betrokken was bij de voorbereiding van de Britse strijdkrachten op de dreigende oorlog in Europa. Churchill en de First Sea Lord (Chef staf) Prins Louis von Battenberg zorgden ervoor dat de reusachtige Britse vloot in de zomer van 1914 na oefeningen niet uiteen ging en zo bij het uitbreken van de oorlog ogenblikkelijk inzetbaar was. Hij speelde in die tijd een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de eerste Britse tank, de Mark I.

Churchill was in 1915 de bedenker van de rampzalige Gallipoli-landingen bij de Dardanellen, die bedoeld waren om de hoofdstad van Ottomaanse bondgenoot van Duitsland te veroveren en een bevoorradingsroute naar bondgenoot Rusland open te leggen. Voor het Britse Rijk vielen hierbij niet minder dan 250.000 doden, gewonden en vermisten te betreuren. (Voor het Ottomaanse Rijk was dit getal ongeveer even groot.) Dit bezorgde hem bij zijn critici de bijnaam "De slager van Gallipoli". Hij nam een groot deel van de verantwoordelijkheid op zich door af te treden als Minister van Marine, hoewel de hoofdschuldigen de plaatselijke bevelhebbers waren. Toen er spoedig daarna een regering gevormd werd die uit alle partijen bestond, werd Churchill Minister zonder Portefeuille (Chancellor of the Duchy of Lancaster). Churchill voelde zich daar niet op zijn plaats en nam al snel weer ontslag uit de regering en voegde zich bij het leger. Hij diende aan het Westelijk front, maar bleef lid van het Lagerhuis.

In 1917 werd hij Minister van Munitie. Toen de Eerste Wereldoorlog was afgelopen was hij ook Minister van Oorlog als Minister van Luchtvaart geweest. Hij stelde in 1919 voor om gifgas te gebruiken "als experiment tegen weerspannige Arabieren." In zijn ogen was het gebruik van chemische wapens slechts "de toepassing van de Westerse wetenschap op moderne oorlogsvoering." Ook was hij er voorstander van om in te grijpen in de Russische revolutie. Hij zag het als zijn persoonlijke queeste om het Bolsjewisme "te wurgen bij de geboorte". Hij werd Minister van Koloniën en was de ondertekenaar van het Engels-Ierse verdrag van 1921.

In oktober 1922 werd bij Churchill de blindedarm verwijderd. Toen hij na de operatie bijkwam, was de regering gevallen en waren verkiezingen uitgeschreven. Bij deze verkiezingen verloor hij zijn zetel (voor het kiesdistrict het Schotse Dundee). In 1924 kwam hij uit voor Epping, ten noorden van Londen, met Conservatieve steun en werd verkozen. Churchill werd benoemd tot Chancellor of the Exchequer, oftewel Minister van Financiën. In 1925 werd hij weer lid van de Conservatieve Partij.

Bij de verkiezingen van 1929 werden de Conservatieven verslagen. Door interne meningsverschillen werd Churchill geen leider van de partij. Toen de eerste Labour Premier Ramsay MacDonald een coalitie-regering vormde was er geen plaats voor Churchill, die toen zijn tijd maar besteedde aan schrijven. Na 1933 was hij één van de weinigen in zijn land die voorzagen dat de opkomst van nazi-Duitsland tot een nieuwe oorlog zou leiden, en pleitte voor een sterker leger. De slachtpartijen van de ’Great War’ lagen echter nog zo vers in het geheugen, dat men de realiteit niet onder ogen wenste te zien. Hij was een fel tegenstander van Neville Chamberlain’s ’appeasement’ politiek. Zijn positie als roepende in de woestijn werd nog erger toen hij partij koos voor Eduard VIII bij diens dramatische keuze voor een huwelijk met de gescheiden vrouw Wallis Simpson, wat Eduard de troon kostte.

In 1937 schreef Churchill het 70 jaar later opgedoken controversiële artikel ’How The Jews Can Combat Persecution’ dat een verbod kreeg op publicatie. Hierin nam hij de Joden onder meer kwalijk dat ze niet wilden integreren en te veel rente rekenden voor leningen (met gebruik van de term "Hebreeuwse bloedzuiger"), en dat ze daardoor hun vervolging zelf in de hand hebben gewerkt. Hij volgde hiermee de standpunten van de Engelse fascistische partij BUF, Oswald Mosley’s British Union of Fascists, die een jaar eerder was opgericht, en anti-semitische rellen leidde in de Londense Cable Street. Nochtans was Churchill zeker geen antisemiet en correspondeerde hij veel met Joodse en zionistische prominenten. In de periode dat Joachim von Ribbentrop de Duitse ambassadeur in Londen was, kwam het bij een diner tot een incident toen Churchill opmerkte dat "het stompzinnig was om mensen te beoordelen op basis van toevalligheden zoals geboorte".

De Tweede Wereldoorlog
Toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak werd Churchill benoemd als Minister van Marine (First Lord of the Admiralty). Toen Neville Chamberlain als premier aftrad werd hij opgevolgd door Churchill. Zijn vriend, vertrouweling en krantenmagnaat Max Aitken werd toezichthouder over de vliegtuigproductie.

Churchills toespraken waren een inspiratie voor het Britse volk. Zijn beroemde toespraak "I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat" (vertaling: "Ik heb niets anders te bieden dan bloed, hard werk, tranen en zweet") (13 mei 1940) was zijn eerste toespraak als Premier.

Kort voor de Battle of Britain sprak hij deze legendarische woorden tot het Britse volk: "We shall defend our island, whatever the cost may be, we shall fight on the beaches, we shall fight on the landing grounds, we shall fight in the fields and in the streets, we shall fight in the hills; we shall never surrender." (vertaling: "We zullen ons eiland verdedigen, wat het ook zal kosten, we zullen vechten op de stranden, We zullen vechten op de landingsplaatsen, we zullen vechten in de velden en op de straten, we zullen vechten in de heuvels. We zullen ons nooit overgeven.") Nadat het duidelijk werd dat de (lucht)slag om Engeland gewonnen was sprak hij in een toespraak de woorden:Never in the field of human conflict was so much owed by so many to so few (vertaling: "Nog nooit in de geschiedenis van de oorlogvoering hebben zovelen zoveel te danken gehad aan zo weinigen." Daarmee refereerde hij aan de piloten van het Britse Fighter Command, de Britse gevechtsvliegers.)


Door zijn persoonlijke vriendschap met de Amerikaanse President Franklin Roosevelt was het Verenigd Koninkrijk verzekerd van de aanvoer van goederen via de Atlantische Oceaan. Het Verenigd Koninkrijk stak zich voor deze goederen wel diep in de schulden. Om de financiële situatie niet al te zeer aan te tasten werd tussen het VK en VS de Lend Lease-constructie bedacht: het Amerikaanse leger kreeg vrij toegang tot het Verenigd Koninkrijk en haar koloniën om daar legerbases op te zetten.

Churchill richtte de SOE op, die operaties in vijandelijk gebied uitvoerde. De SOE viel onder de verantwoordelijkheid van het ministerie van oorlog dat geleid werd door Hugh Dalton. Ook de commando’s werden opgericht. De meeste Special Forces in de wereld zijn georganiseerd naar het voorbeeld van deze commando’s.

Sommige van zijn militaire acties zijn controversieel. Tijdens de Grote Bengaalse Hongersnood van 1943 was Churchill op zijn best onverschillig, en er wordt gezegd dat hij er misschien (doordat hij niets deed) medeplichtig aan was. In Brits-Indië was echter de dreiging van de Japanse troepen nadat die Brits Birma ingenomen hadden steeds groter. Sommigen verwijten de Britten dat zij, doordat ze niets aan de hongersnoden deden, de tactiek van de verschroeide aarde toepasten. In 1943 besloot hij om Hamburg te bombarderen met vuurbommen, waarbij tenminste 48.000 burgers om het leven kwamen. Vervolgens huurde hij Britse wetenschappers in om voor een grotere Duitse stad "een andere weersvoorspelling te doen." Ook het bombardement op Dresden in februari 1945 was omstreden. Dresden was geen militair doelwit en tienduizenden burgers kwamen om. Churchill schreef later in zijn mémoires dat hij de illusie had dat Dresden "een communicatiecentrum voor het oostfront" vormde.

Churchill was ook één van de drijvende krachten achter de verdragen die de grenzen van de Europese en Aziatische landen van voor de Tweede Wereldoorlog veranderden. De grens tussen Noord-Korea en Zuid-Korea werd voorgesteld op de conferentie van Jalta, zoals ook de verwijdering van Japanse troepen uit dat gebied. Voorstellen voor de Europese grenzen werden pas gedaan in 1943 door Roosevelt en Churchill. De schikking was uiteindelijk te Potsdam door Churchill, Stalin en President Truman.

Een van de bovengenoemde schikkingen ging over de grens van Polen en de Sovjet-Unie de zogenoemde Curzon-lijn, en de grens tussen Polen en Duitsland de Oder-Neissegrens. Ondanks het feit dat Polen het eerste land was dat zich tegen Adolf Hitler verzette, werden de grenzen vastgesteld door de grote drie (het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie), zonder dat de Poolse regering hierin gekend werd. De Poolse soldaten voelden zich verraden.

Onderdeel van de uiteindelijke schikking was het overbrengen van Duitsers uit het betreffende gebied. De exacte getallen van de verplaatsingen van bevolkingsgroepen over de Duits-Poolse en Pools-Russische grenzen zijn moeilijk te bepalen, maar het waren vooral miljoenen Duitsers, die met geweld uit hun voormalige Ostgebiete werden verdreven. Churchill en zijn Minister van Buitenlandse Zaken Anthony Eden waren hier fel tegen, want zij voorzagen, dat het onttrekken van de oostelijke graangebieden aan Duitsland, in dat land binnen de kortste keren tot hongersnood zou leiden. De kwestie bleef echter liggen tot na de Engelse verkiezingen van 25 juli, die Churchill nog tijdens de Conferentie van Potsdam van het toneel deden verdwijnen, en zijn opvolgers waren niet tegen Stalin opgewassen. De Russen gingen ondertussen gewoon door met het verdrijven van de Duitse bevolking tot over de Oder en de oostelijke Neisse, en plaatsten de Engelsen en de Amerikanen aldus steeds meer voor een voldongen feit.

Hoewel Churchill een (zeer) belangrijke rol in de Tweede Wereldoorlog heeft gespeeld, heeft hij veel vijanden in zijn eigen land gemaakt. Onder andere zijn kritiek op de onafhankelijkheid voor Brits Indië - hij noemde Mahatma Gandhi een "opruiend advocaatje verkleed als fakir"- en op sociaal vooruitstrevende ideeën zoals openbare gezondheidszorg en beter onderwijs voor het volk, veroorzaakte veel onvrede, met name onder de veteranen uit de Tweede Wereldoorlog. In de verkiezingen die gehouden werden toen de oorlog was afgelopen, werden Churchill en zijn Conservatieve Partij met een groot verschil aan stemmen verslagen door Clement Attlee en diens Labour Party.



Ondanks het feit dat de verkiezingsnederlaag van Churchill onverwacht was, is de reactie van het Britse volk menselijk te noemen. Churchill was een grote oorlogsheld voor de Britten, maar zij wilden duidelijk na de zware oorlog met een schone lei herbeginnen. Daarom kozen ze een volledig nieuwe regering met een nieuwe premier aan het hoofd ervan.

Opmerkelijk was Churchill’s reactie op zijn verlies: "that’s democracy" sprak hij, daarmee aanduidend hoe de wisseling van de staatsmacht in een land hoort te verlopen. Zijn bitterheid bleek wel uit zijn weigering om in 1945 de zeer prestigieuze orde van de kousenband aan te nemen; "wanneer het Britse volk me de hiel heeft laten zien kan ik de kousenband niet aannemen". Churchill werd gedecoreerd met de "Order of Merit" en ontving talloze buitenlandse ordes, waaronder het grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw en het eredoctoraat van de Universiteit Leiden, dat hem in 1946 op voordracht van Prof. R.P. Cleveringa werd uitgereikt in de Pieterskerk in Leiden.

De tweede termijn
Nadat de Labour Party in 1951 verslagen was, werd Churchill opnieuw Premier. In 1953 werd hij Ridder in de Orde van de Kousenband (en werd daarna Sir Winston genoemd), ook kreeg hij de Nobelprijs voor de Literatuur voor zijn vele boeken over de Engelse en de wereldgeschiedenis. Een beroerte in juni 1953 had als gevolg dat hij aan zijn linkerkant tijdelijk verlamd raakte. De bevolking kreeg niet te horen dat de gezondheid van de premier erg slecht was. In 1955 legde Churchill zijn premierschap om gezondheidsredenen neer. Hij bleef nog wel hoofd van de Universiteit van Bristol. In 1956 kreeg hij van de stad Aken de Karelsprijs, voor zijn ideeën over een Verenigde Staten van Europa. In 1959 erfde hij de titel Father of the House, hij was het langstzittende parlementslid sinds 1924, hij zou dit blijven tot zijn afscheid van het Lagerhuis in 1964. Hierna ging de titel naar Richard Austen Butler.

Familie
Op 2 september 1908 trouwde Winston Churchill met Clementine Hozier (1885-1977), een beeldschone jongedame van zeer goede familie. Zij had echter geen fortuin of erfenis te verwachten.
Ze kregen vijf kinderen:

Sarah Millicent Hermione Churchill
Randolph Frederick Edward Churchill
Marigold Frances Churchill (overleed als kind)
Diana Churchill
Mary Churchill
Onder andere door Churchill’s "grand living" en door enorme verbouwingen aan hun Kentse buitenverblijf Chartwell, kende het gezin Churchill een chronisch geldtekort. Churchill lenigde dit doordat hij op semi-industrieel tempo artikels en boeken schreef, die in de VS en het VK tegen mooie vergoedingen per kopij werden gepubliceerd.

Clementines moeder was Lady (Henrietta) Blanche Ogilvy (1852-1925), de tweede vrouw van sir Henry Montague Hozier. De identiteit van haar vader is niet helemaal zeker, haar moeder had (zo wil het verhaal) nogal losse opvattingen over seksualiteit, en zou daarom later ook gescheiden zijn. Ze heeft altijd volgehouden dat Capt. William George "Bay" Middleton Clementines vader zou zijn, maar volgens de biografe van Churchill zou de zwager van Clementines moeder (Algernon Bertram Freeman-Mitford) de vader van Clementine zijn.

Churchills zoon en kleinzoon zijn beiden in zijn voetsporen gevolgd en werden lid van het parlement. Zijn jongste dochter, Lady Mary Soames, ontving ook de Orde van de Kousenband en daarmee werd een uniek moment geschapen in de geschiedenis van deze Orde: nog nooit eerder kregen een niet-Koninklijke vader en diens niet-Koninklijke zoon/dochter allebei deze Orde.


De laatste dagen
Op 15 januari 1965 kreeg Churchill een tweede beroerte en als gevolg daarvan was hij doodziek. Negen dagen later, op 24 januari 1965, stierf hij. Hij werd drie dagen opgebaard in de Westminster Hall. Churchill kreeg een staatsbegrafenis. De rouwdienst werd gehouden in de St Paul’s Cathedral. Toen zijn kist langzaam de Theems afvoer bogen de kranen en groetten hem op die manier voor de laatste keer.

Churchill werd begraven in het familiegraf op Saint Martin’s Churchyard, Bladon, vlakbij Woodstock, Oxfordshire, Engeland.

[bewerken] Churchill en de VS
Vanwege zijn Amerikaanse moeder was Churchill al vroeg in zijn carrière populair in de VS. Bij het uitbreken van de oorlog in Europa op 1 september 1939, zag hij de noodzaak tot het sluiten van een bondgenootschap met de VS als volkomen onvermijdelijk. Vanaf zijn aantreden als premier op 12 mei 1940 heeft hij onafgebroken geijverd voor het bevorderen van dit idee, waarbij hij op een gewillig oor kon rekenen bij president Roosevelt. Groot-Brittannië werd echter in de VS niet gewaardeerd zoals Churchill dat werd: zijn land gold daar, vooral in politieke kringen, als aanmatigend, reactionair, bedilzuchtig en arrogant. Churchill deed er alles aan om dat te veranderen en bracht het Lend-Lease Act uit maart 1941 tot stand, dat de Britten levering op krediet garandeerde van vrijwel alles waaraan zij uit de VS behoefte konden hebben. Op 7 december 1941 werd het pleit beslist door de Japanners: bij de aanval op Pearl Harbor werd de VS in één keer de Tweede Wereldoorlog ingetrokken, omdat Japan al in oorlog was met Engeland. Bovendien verklaarde nazi-Duitsland op 11 december de oorlog aan de VS vanwege het bondgenootschap tussen Tokio en Berlijn en omdat Duitsland zodoende de Amerikaanse bevoorradingsschepen op de Atlantische Oceaan kon aanvallen.

Na de oorlog was de omslag in de Amerikaanse waardering voor de Britten totaal: het land werd als moedig, vasthoudend en eerbaar gezien. De ontwikkeling van de NAVO was daar een logisch uitvloeisel van. Churchill werd benoemd tot Amerikaanse ereburger.

Churchill als schrijver
Churchill was een verwoed schrijver; hij heeft 38 titels verdeeld over 59 boeken (enkele titels beslaan meerdere delen) op zijn naam staan. Hij was een broodschrijver niet alleen omdat hij niet over een eigen vermogen beschikte, maar ook omdat aan het begin van de twintigste eeuw leden van het Lagerhuis geen bezoldiging kregen. Daarnaast was het een bewuste keuze om zijn naam te vestigen alvorens de politieke arena te betreden, wat na de dood van zijn vader (1895) een gloeiende ambitie was geworden. In zijn latere leven hield hij er een aristocratische levensstijl op na.

Zijn eerste boeken zijn gebaseerd op zijn ingezonden verslagen toen hij oorlogscorrespondent was; “The Story of the Malakand Field Force,” “The River War,” “London to Ladysmith via Pretoria” en “Ian Hamilton’s March.” Churchill’s boeken vonden gretig aftrek omdat zij voldeden aan de behoefte aan heldendaden van het Britse Rijk en hij kreeg menig compliment, zelfs van de toenmalige Kroonprins, de latere Koning Edward VII. In zijn Indiase periode heeft hij zijn enige roman “Savrola” geschreven, maar dit was geen succes.

Na zijn verkiezing in het Lagerhuis (1900) was zijn eerste schrijversambitie om de eer van zijn vader, een groot politicus die roemloos aan zijn einde was gekomen, te herstellen met een tweedelige biografie “Lord Randolph Churchill” die hem veel lof opleverde. Daarnaast schreef Churchill in die periode enkele politieke pamfletten “Mr. Brodrick’s Army,” “For Free Trade,” “Liberalism and the Social Problem” en “The People’s Rights” waarin hij zijn politieke standpunten kon verwoorden voor en na zijn verandering van politieke partij.

Toen hij in de regering werd opgenomen stokte zijn schrijfproductie, uiteraard vanwege het totale beslag dat de verantwoordelijkheid van regeringsgezag op hem legde, maar ook door het praktische feit dat deze functies wel betaald werden. Als Minister van Binnenlandse Zaken in 1910 en Minister van Marine in de Eerste Wereldoorlog, als Lagerhuislid in de loopgraven en als Minister van Materieel, Minister van Oorlog en Minister van Koloniën in de nadagen ervan verzamelde hij het materiaal voor zijn eerste monumentale werk “The World Crisis.” Dit werd in 4 titels (5 boeken) tussen 1923 en 1929 gepubliceerd en wordt beschouwd als één van de standaardwerken over de ’Great War’, zoals de Eerste Wereldoorlog toen heette. Van één titel werd in 1927 de eerste Nederlandse vertaling gemaakt, een overdruk “Drie Jaar Wereldbrand 1916-1918” van in De Telegraaf en De Courant het Nieuws van den Dag verschenen artikelen.

Deze titels werden snel verkocht, vlot herdrukt en leverden hem veel geld op; zijn buitenhuis Chartwell in Kent werd in 1922 met het voorschot op "The World Crisis" bekostigd. In 1929 leidden twee zaken tot een hernieuwde verhoogde schrijfproductie. Ten eerste verloor Churchill zijn kabinetszetel als Minister van Financiën en had hij dus geen vast inkomen meer. Daarnaast had hij via zijn goede Amerikaanse vriend Bernard Baruch veel geld belegd op de beurs in Amerika. Na de crash van oktober 1929 was een groot deel van zijn vermogen als sneeuw voor de zon verdwenen en was hij genoodzaakt om zijn toen reeds kostbare levensstijl te bekostigen met opbrengsten uit zijn schrijfarbeid.

In die tijd had Churchill zijn schrijfwijze inmiddels aangepast en maakte hij gebruik van stenografen om zijn gedicteerde schrijfmonologen vast te leggen die hij vervolgens corrigeerde. Dit, samen met zijn victoriaanse, aristocratische opvoeding, verklaart zijn gedragen stijl en archaïsche woordkeus. In de jaren dertig ontstond een klein schrijffabriekje in Chartwell met secretaresses en onderzoeksassistenten, allen om de schrijfproductie op peil te houden, niet alleen van boeken, maar ook van talloze (betaalde) artikelen in kranten en tijdschriften.

Zo verscheen het vierde deel “The Aftermath” van zijn geschiedenis van de Eerste Wereldoorlog nog in 1929, “My Early Life” (Mijn Jonge Jaren, Allert de Lange, 1947) in 1930, dat als een jongensboek leest, een verkorte en gereviseerde “The World Crisis 1911-1918 Abridged and Revised” van de eerste drie titels ook in 1930, een addendum aan “The World Crisis” getiteld “The Eastern Front” in 1931 over de oorlog aan het oostfront tussen Rusland en de Dubbelmonarchie Duitsland en Oostenrijk-Hongarije, “India,” in 1931, een politiek pamflet dat hem in latere jaren zou worden nagedragen als aartsimperialist en “Thoughts and Adventures,” in 1932, een bundel van essays die eerder in verschillende kranten en tijdschriften waren gepubliceerd.

Veel tijd en moeite stak hij in zijn derde grote vierdelige werk “Marlborough: His Life and Times” [Ned. uitgave: "Marlborough: Zijn Leven en Zijn Tijd", Kroonder, 1947] dat tussen 1933 en 1938 verscheen, over zijn voorvader John Churchill, de eerste Hertog van Marlborough, die zijn titel en zijn kasteel Blenheim als beloning voor zijn overwinningen in de Spaanse Successieoorlog verkreeg.

Zo verscheen “Great Contemporaries” [Groote Tijdgenooten, Universum Editie, 1937] een serie biografische schetsen van uiteenlopende figuren als Joseph Chamberlain, Paul von Hindenburg, Lawrence of Arabia, Maarschalk Foch, Leon Trotski, Hitler en Franklin Roosevelt. In de edities die tijdens de Tweede Wereldoorlog verschenen werden de essays over Savinkov, Trotski (nu Stalin een bondgenoot was) en Roosevelt (idem) geschrapt. Andere titels zijn “Arms and the Covenant” en “Step by Step 1936-1939”. De laatste is een bundeling van ruim tachtig reeds eerder in kranten verschenen artikelen over de toestand in de wereld en die een schitterend tijdsbeeld geven over de dramatische internationale ontwikkelingen en de actuele mening hierover van Churchill die op dat moment in politiek isolement verkeerde. Ook in dit werk werden in de drukken die tijdens de Tweede Wereldoorlog verschenen enkele artikelen geschrapt die kritisch waren ten opzichte van de Sovjet-Unie.

Tijdens en kort na de Tweede Wereldoorlog verschenen bundelingen van zijn redevoeringen “Into Battle,” “The Unrelenting Struggle,” “The End of the Beginning,” “Onwards to Victory,” The Dawn of Liberation,” “Victory” en “Secret Session Speeches.” Tevens verscheen in 1945 een samenvatting hiervan “War Speeches 1940-1945” [Oorlogsredevoeringen, Cassell, 1945], waarvan de Nederlandse vertaling eerder dan de Engelse editie werd uitgegeven.

Vanaf 1948 verscheen zijn vierde grote werk “The Second World War” [Memoires over de Tweede Wereldoorlog, Elsevier, 1948-1954], waarvoor hij, naast al zijn andere literaire prestaties, in 1953 de Nobelprijs voor de Literatuur ontving. Dit was zeker niet zijn beste werk, mede omdat hij hierin zijn eigen rol in de wereldpolitiek en in de oorlogsstrategie groter voorstelde dan zij in werkelijkheid was en omdat hij selectief was in zijn weergave van de feiten. Onder andere over het feit dat men de Duitse Enigma-code was gebroken wilde Churchill de Sovjet-Unie niet wijzer wilde maken dan zij al was.

Tussen 1947 en 1961 verschenen nog de bundelingen van zijn redevoeringen van na de Tweede Wereldoorlog, met daarin zijn beroemde Fultonspeech, waarin hij de term “IJzeren Gordijn” lanceerde en zich profileerde als voorvechter van Europese eenwording, in “The Sinews of Peace,” “Europe Unite", ”In the Balance,” “Stemming the Tide” en “The Unwritten Alliance.” In de periode tussen zijn twee premierschappen vond hij tijd om een kort niemendalletje over zijn favoriete hobby schilderen te schrijven onder de titel “Painting as a Pastime.”

Na zijn aftreden als Eerste Minister in 1955 ten faveure van Anthony Eden ondernam hij geen grote schrijfactiviteiten meer. Zijn laatste literaire inspanning was het afronden en redigeren van zijn vijfde en laatste grote vierdelige werk “History of the English Speaking Peoples” [Ned. uitgave: "Geschiedenis van de Engels Sprekende Volken", Elsevier, 1956-1958] dat hij in de jaren dertig al was begonnen en bijna had geklaard toen de Tweede Wereldoorlog uitbrak en hij door Neville Chamberlain in de regering als Minister van Marine werd opgenomen.

Niet alleen zal Winston Spencer Churchill blijven voortleven als een groot staatsman, die met zijn inspirerende redevoeringen in staat was zijn land samen te brengen om zich desnoods alleen teweer te stellen tegen Nazi-Duitsland, maar ook als een groot schrijver, wiens boeken tot op de dag van vandaag worden herdrukt.

Bekende uitspraken
"Ik begrijp die ophef over het gebruik van gas niet. Ik ben een groot voorstander van het gebruik van gifgas tegen onbeschaafde stammen."
"Alle belangrijke zaken zijn eenvoudig en veel kunnen worden uitgedrukt in een enkel woord: vrijheid, rechtvaardigheid, eer, plicht, genade, hoop."
"Men zal mij nooit horen beweren dat de Amerikaanse indianen en de zwarten in Australië een groot onrecht is aangedaan. Hun is absoluut geen onrecht aangedaan doordat een sterker ras, een hoogwaardiger ras, een intelligenter ras zoals u wilt, is gekomen om hun plaats in te nemen." (1937)
"Je hebt moed nodig om op te staan en te spreken; je hebt ook moed nodig om te zitten en luisteren."
"Zou ik een Italiaan zijn geweest, dan stond ik van het begin tot aan het einde geheel aan uw zijde in uw strijd tegen de bestiale lusten en passies van het leninisme." (brief aan Mussolini, 1927)
"Het beste argument tegen democratie is een conversatie van vijf minuten met een gemiddelde stemgerechtigde"
"Een hond in zijn hok heeft nog geen recht op dat hok, ook al ligt hij er al heel lang in. Dat recht hebben ze niet." (over de Palestijnen, 1937)
"Ik heb mijn woorden vaak moeten innemen [terugnemen] en heb dat in het algemeen als een voedzaam dieet ervaren."
"De inherente ondeugd van kapitalisme is de ongelijke verdeling van zegeningen, de inherente deugd van socialisme is de gelijke verdeling van ellende."
Nancy Astor: "Als ik uw vrouw was dan zou ik gif in uw koffie doen.". Churchill: "Nancy, als ik uw man was dan zou ik het opdrinken." (Deze uitspraak is apocrief)
"Democratie is de ergste manier van regeren, op alle andere manieren die al geprobeerd zijn na dan."
"Politiek is bijna even opwindend als oorlog, en even gevaarlijk. Tijdens een oorlog kan je maar één keer worden neergeschoten, maar in de politiek telkens opnieuw." (tegen een collega-journalist tijdens de oorlog in Soedan.)
"Ik zal duidelijk zijn: ik ben een zionist." (aan de Amerikaanse pers, 1954)
Toen Churchill op een bezoek aan de VS juist uit bad kwam en Roosevelt onverwacht de badkamer binnenkwam zei Churchill: "As you can see, Mr. President, I have nothing to conceal from you"[2] ("Zoals u kunt zien, meneer de President, heb ik niets voor u te verbergen".)
Functie:
premier van Engeland in de Tweede Wereldoorlog.
58 Emilia Secunda Antwerpiana Van Nassau is geboren op zaterdag 9 december 1581 in Antwerpen, dochter van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Charlotte van Bourbon. Emilia is overleden op vrijdag 28 september 1657 in Burg Landsberg, 75 jaar oud.
Notitie bij Emilia: Emilia Antwerpiana trouwde met Frederik Casimir van Zweibrücken-Landsberg. Zij was het laatst overlevende kind van Willem van Oranje en stierf in 1657 op 75-jarige leeftijd.

Huwelijk
Uit het huwelijk zijn drie kinderen geboren:

* Frederik (1617-1617)
* Frederik Lodewijk (1619-1681) , gehuwd met Juliana Magdalena zu Rhein
* Karel Hendrik (1622-1623)
Emilia trouwde, 34 of 35 jaar oud, in 1616 met Frederik Casimir van Palts-Zweibrücken-Landsberg, 30 of 31 jaar oud. Frederik is geboren op maandag 10 juni 1585 in Zweibrücken. Frederik is overleden op zaterdag 30 september 1645 in Montigny-Montfort, 60 jaar oud.
Notitie bij Frederik: Hij was een zoon van Johan I van Palts-Zweibrücken en van Magdalena van Kleef.

Na de dood van zijn vader verdeelden de drie broers de erfenis. De oudste Johan erfde Palts-Zweibrücken, de tweede, Frederik Casimir, kreeg Landsberg, terwijl Kleeburg naar de jongste zoon Johan Casimir ging. Tijdens de Dertigjarige Oorlog vluchtte de familie naar Montfort bij Montigny-Montfort in Bourgondië. In 1616 huwde hij met Emilia Antwerpiana van Nassau (ook Amalie) (1581–1657), dochter van Willem I van Oranje
59 Frederik Hendrik van Oranje is geboren op zondag 29 januari 1584 in Delft, zoon van Willem (Willem de Zwijger) van Oranje (zie 34) en Louise de Coligny. Frederik is overleden op donderdag 14 maart 1647 in Den Haag, 63 jaar oud.
Notitie bij Frederik: Hij volgde in 1625 zijn halfbroer Maurits op als stadhouder. Als opperbevelhebber (kapitein-generaal) van het leger gaf hij, evenals Maurits, voorkeur aan het belegeren van steden boven veldslagen, aangezien de Spaanse infanterie nog altijd zeer geducht was. In de jaren ’30 van de 17e eeuw was die in de Zuidelijke Nederlanden zelfs sterker dan ooit. Vanwege zijn vele succesvolle belegeringen kreeg hij de bijnaam ’stedendwinger’.

Frederik Hendrik werd in 1602 benoemd tot legeraanvoerder. Tijdens het beleg van Grave (1602) was hij slechts 18 jaar en kreeg hij de troepen van de gewonde sir Francis Vere onder zijn bevel. Tijdens dit beleg wist Frederik Hendrik met zijn troepen een halve maan te veroveren. In 1606 slaagde hij erin het vestingstadje Bredevoort, dat belegerd werd door Du Terrail, te ontzetten.

Toen zijn broer Maurits van Oranje op 23 april 1625 overleed, werd Frederik Hendrik als zijn opvolger als stadhouder benoemd in Holland, Zeeland, Utrecht, Overijssel en Gelderland. Een jaar later begon hij met zijn neef Ernst Casimir, stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe, een veldtocht tegen de Spaanse Nederlanden, en veroverde in dat jaar Oldenzaal. In 1627 won hij het Beleg van Groenlo (1627).
In 1628 wist de kaper Piet Hein bij de slag in de baai van Matanzas een Spaanse Zilvervloot te veroveren, waarmee hij een enorme schat voor de Republiek verwierf. Frederik Hendrik kon die goed gebruiken in zijn strijd. In 1629 belegerde hij ’s-Hertogenbosch, en met succes: de stadhouder wist de ’moerasdraak’ te veroveren.

Door zijn militaire genie, in het bijzonder zijn deskundigheid in belegeringen, slaagde hij erin het grondgebied van de Republiek verder uit te breiden naar het zuiden; een inval in Vlaanderen moest in 1631 afgeblazen worden, maar tijdens de veldtocht langs de Maas in 1632 viel Opper-Gelre in zijn handen door de inname van de steden Venlo en Roermond (bij Roermond sneuvelde Ernst Casimir echter). Vervolgens werd opgetrokken naar naar Maastricht. Een bestorming van de stad mislukte, maar na een beleg van zes weken maakte Frederik Hendrik zich in september 1632 toch meester van deze belangrijke stad.
Kort na deze overwinningen zou Frederik Hendrik overwogen hebben om Brussel aan te vallen, maar tot vaste plannen is het nooit gekomen en hij bleef tot november in Maastricht.

In 1635 raakten Frankrijk en Spanje weer met elkaar in oorlog, deze maal in het kader van de Dertigjarige Oorlog. Frederik Hendrik zag wel heil in een bondgenootschap met Frankrijk, en op 8 februari 1635 ondertekende hij met de Franse kardinaal Richelieu een verdrag in Parijs, waarbij werd afgesproken om na de overwinning op de Spanjaarden de Zuidelijke Nederlanden onderling te verdelen. De Republiek zou Brabant en Mechelen krijgen en Frankrijk de rest. Dat hield in dat Frankrijk het grootste deel van franstalig Vlaanderen zou krijgen; alleen het noorden van Vlaanderen, Antwerpen en (Staats-Vlaanderen) zou bij de Republiek komen. Frederik Hendrik kon dit verdrag echter niet verkopen aan zijn achterban; de calvinisten konden niet verkroppen dat in de door Frankrijk geannexeerde gebieden de protestanten hooguit binnenshuis hun godsdienst mochten belijden; de stad Amsterdam zag de grote concurrent Antwerpen liever in handen van een vijandelijke mogendheid, zodat die ook met militaire middelen bestreden kon worden; de ’Staten-partij’ van Adriaen Pauw zag ook geopolitieke risico’s: die zag de Zuidelijke Nederlanden liever als buffer in Spaanse handen, dan dat de Republiek aan het machtige Frankrijk zou komen te grenzen.

Frederik Hendrik zette toen maar zonder de Fransen zijn campagne voort. In 1636 veroverde hij in het oosten het strategisch belangrijke versterkte eiland in de Rijn, Schenkenschanz. In 1637 won hij het Vierde beleg van Breda, dat sindsdien in Staatse handen zou blijven. Hij verloor Venlo en Roermond echter weer aan de Spanjaarden.
Na Breda richtte hij zich op wat hij al jaren wenste: de herovering van de stad Antwerpen op de Spanjaarden, die in 1585 voor de Opstand verloren gegaan was. Maar toen zijn neef Willem van Nassau in zijn opdracht in 1638 een poging waagde, werd hij grondig verslagen in de Slag bij Kallo.
Deze tegenslag voor de Republiek probeerde Spanje onmiddellijk uit te buiten door een tweede ’Armada’ van zo’n 77 schepen te zenden. Door Maarten Tromp werd deze vloot in 1639 echter vernietigd in de Slag bij Duins, waarmee echter niet was voorkomen dat al een redelijk aantal troepen in Vlaanderen aan land was gezet. Dit markeerde een voorlopig hoogtepunt in de Nederlandse maritieme macht, waarna het accent weer verschoof naar de oorlog te land, waar de Spanjaarden hun krachten moesten verdelen tussen de strijd tegen de Republiek en in de Dertigjarige Oorlog vooral tegen Frankrijk. Langzaam terugkrabbelend concentreerde Frederik Hendrik zich op Zeeuws-Vlaanderen, waar hij Sas van Gent en Hulst veroverde. De blokkade van Antwerpen werd hierdoor versterkt.

In 1640 werd Frederik Hendrik na het overlijden van Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz, die in 1632 zijn vader Ernst Casimir was opgevolgd, ook benoemd tot stadhouder van Groningen en Drenthe.

In 1646 deed hij nog een laatste poging om Antwerpen te herwinnen; hij sloeg het beleg voor de stad, maar slaagde er niet in haar te onderwerpen. Tijdens de laatste jaren van de Tachtigjarige Oorlog genoot Cornelis de Graeff zijn bijzonder vertrouwen bij de inmiddels aangevangen vredeonderhandelingen met Spanje.

Frederik Hendrik overleed op 63-jarige leeftijd in 1647, een jaar voordat de Vrede van Münster getekend werd; de onderhandelingen voor dat verdrag waren al vertraagd door zijn verslechterende gezondheid.

Toen Maurits in 1625 op sterven lag, was Frederik Hendrik nog altijd ongehuwd en stond evenals zijn halfbroer bekend als rokkenjager. Frederik Hendrik had bij de burgemeestersdochter Margaretha Catharina Bruyns een bastaardzoon: Frederik van Nassau. Deze werd de stamvader van de tak Nassau-Zuylestein. Omdat Maurits altijd ongehuwd was gebleven, zette hij Frederik Hendrik ter wille van de voortzetting van de dynastie onder druk om te trouwen. Zou hij niet trouwen, dan zou hij niet de erfgenaam worden van Maurits. De Duitse Amalia van Solms, die als hofdame met de ’winterkoning’ Frederik V van de Palts in 1620 mee naar Den Haag was gevlucht, kwam in beeld. Frederik Hendrik en Amalia trouwden op 4 april 1625. Anders dan Maurits ontwikkelden Frederik Hendrik en Amalia een hofhouding met koninklijke allure, waarbij Den Haag steeds meer het karakter van hofstad kreeg en de heerschappij van de Oranjes de pretenties van een monarchale dynastie aannam. De oudste zoon van Frederik Hendrik en Amalia, Willem II, kon zelfs met een Engelse prinses trouwen, Maria Stuart. Amalia legde een juwelenverzameling aan en Frederik Hendrik liet tal van paleizen en verblijven bouwen of verbouwen: in Den Haag het Paleis Noordeinde en het Huis ten Bosch, in Rijswijk het Huis ter Nieuburch (dat niet meer bestaat), in Honselersdijk (in het Westland) een buitenverblijf en in de Betuwe het kasteel van Buren. Ook schilderijen, waarvan er in de Republiek toen zoveel werden gemaakt, werden verzameld.

Paleizen
Verschillende paleizen in Nederland zijn in Frederiks opdracht gebouwd en verbouwd; onder andere liet hij Huis ten Bosch, Huis ter Nieuburch en Huis Honselaarsdijk bouwen, ook verbouwde hij paleis Noordeinde. Frederik Hendrik was, dankzij aanmoediging van zijn secretaris Constantijn Huygens, een kunstverzamelaar. In 1634 bestond de stadhouderlijke kunstcollectie uit zo’n honderd schilderijen, waaronder een Rembrandt en een Rubens. In Huis ten Bosch is de Oranjezaal aan Frederik Hendrik opgedragen. Een wandschildering, getiteld Frederik Hendrik de Triomfator, laat de stadhouder zien als overwinnaar van zijn vijanden.

Frederik Hendrik en Amalia streefden ernaar om te worden opgenomen in de familie van Europese vorstenhuizen. Zij hadden het tij mee, want gedurende het bewind van de prins steeg de Nederlandse welvaart explosief. Het prinselijk paar wist voor zijn kinderen voorname huwelijken te sluiten. De erfprins huwde Maria Stuart, dochter van koning Karel I van Engeland, en Louise Henriëtte werd erfprinses van Brandenburg. Albertine Agnes huwde een Friese Nassau. Via haar stamt het huis Oranje-Nassau af van Willem van Oranje.

Na zijn dood werd zijn zoon Willem II benoemd tot stadhouder.
Heerlijkheid:
prins van Oranje
Frederik trouwde met Amalia Augusta van Solms. Amalia is geboren op zaterdag 31 augustus 1602 in Braunfels. Amalia is overleden op zondag 8 september 1675 in Den Haag, 73 jaar oud.
Notitie bij Amalia: Amalia van Solms-Braunfels werd op 31 augustus 1602 geboren als dochter van Johan Albrecht I van Solms-Braunfels (de oudste zoon van Elisabeth van Nassau, een zuster van Willem van Oranje) en Agnes van Sayn-Wittgenstein. Haar jeugd bracht zij door op het slot Braunfels aan de Lahn.

Op 18-jarige leeftijd kwam zij als hofdame van Elizabeth Stuart, echtgenote van Frederik V van de Palts, de ’winterkoning’ van Bohemen (en neef van de stadhouder), naar Den Haag. Hier leerde zij Frederik Hendrik kennen, wiens achternicht zij was. Zij trad op 4 april 1625 met hem in het huwelijk. Frederiks halfbroer Maurits had dit op zijn sterfbed aan hem gevraagd.

Toen Frederik Hendrik na het overlijden van zijn broer prins Maurits stadhouder werd, wist hij zijn invloed op het beleid sterk uit te breiden. Hiermee groeide ook de invloed van Amalia.

Onder Frederik Hendrik en Amalia nam het ceremonieel in het Haagse hofleven aanzienlijk toe. De bouw van een aantal paleizen, waaronder het huis Honselaarsdijk, het paleis te Rijswijk, het Huis ten Bosch en aanzienlijke verbouwingen aan het Oude Hof in het Noordeinde, het kasteel van Buren en het Hof van Solms in Oirschot, volgden. Amalia was de stuwende kracht achter het huwelijk van haar oudste dochter Louise Henriëtte met de keurvorst van Brandenburg en haar zoon Willem II met Maria Stuart. Na de dood van haar zoon nam zij de voogdij van haar kleinzoon Willem III op zich.

Na het overlijden van haar echtgenoot stond in 1649 Filips IV van Spanje het grondgebied van Turnhout aan haar af.

Uit hun huwelijk werden negen kinderen geboren, van wie vier de volwassen leeftijd niet bereikten:

Willem II van Oranje (27 mei 1626 — 6 november 1650) (stadhouder) gehuwd met Maria Stuart
Louise Henriëtte van Nassau (7 december 1627 — 18 juni 1667), gehuwd met keurvorst Frederik Willem I van Brandenburg
Henriëtte Amalia van Nassau (26 oktober 1628 — december 1628)
Elisabeth van Nassau (4 augustus 1630 — 4 augustus 1630)
Isabella Charlotte van Nassau (28 april 1632 — april 1642)
Albertine Agnes van Nassau (9 april 1634 — 24 mei 1696). trouwde met Willem Frederik van Nassau-Dietz
Henriëtte Catharina van Nassau (10 februari 1637 — 3 november 1708), trouwde met Johan George II van Anhalt-Dessau
Hendrik Lodewijk van Nassau (30 november 1639 — 29 december 1639)
Maria van Nassau (5 september 1642 — 20 maart 1688), trouwde met Maurits van Simmern (was de zoon van Lodewijk Filips van de Palts en van Maria Eleonore van Brandenburg)
Heerlijkheid:
Gravin van Braunfels
60 Jan (of Johan) VI de Oude van Nassau-Dillenburg is geboren op maandag 22 november 1535 in Wiesbaden, zoon van Willem I de Rijke van Nassau-Dillenburg (zie 32) en Juliana Benedicta van Stolberg. Jan is overleden op zondag 8 oktober 1606 in Dillenburg, 70 jaar oud.
Notitie bij Jan: Jan van Nassau erfde in 1559 als oudste broer na Willem van Oranje de Nassause goederen van het geslacht Nassau in Duitsland, omdat zijn broer Willem (van Oranje) de nalatenschap van zijn neef René van Chalon erfde, namelijk het prinsdom Orange in Frankrijk en de bezittingen in de Nederlanden. Jan was evenals zijn andere broers Luthers opgevoed, maar ging in 1572 uit overtuiging over tot het Calvinisme. In 1577 was hij in de Nederlanden, en fungeerde hij korte tijd als stadhouder van Gelre. In 1579 vervulde hij een belangrijke rol bij de totstandkoming van de Unie van Utrecht. Een jaar later echter verliet hij de Nederlanden omdat hij zich niet kon vinden in de Fransgezinde politiek van zijn broer Willem. Hij keerde terug naar Slot Dillenburg.

Jan van Nassau kan worden gezien als de stamvader van het thans in Nederland regerende vorstenhuis. De afstamming verloopt via zijn zoon Ernst Casimir. Van de vijf zonen van Juliana van Stolberg en Willem de Rijke is hij de enige zoon die een natuurlijke dood is gestorven.

Jan was graaf van Nassau-Dillenburg en verkreeg in 1569 de titel van graaf van Siegen, Hadamar en Diez. In 1561 volgde de titel graaf van Beilstein. Hij heeft verschillende belangrijke functies vervuld. Hij miste echter wel de takt en de diplomatieke gaven van zijn broers Willem en Lodewijk.

Na zijn overlijden werd, krachtens zijn testament, Nassau verdeeld over zijn vijf dan nog levende zonen. Nassau viel dan uiteen in de graafschappen Nassau-Dillenburg (Willem Lodewijk), Nassau-Siegen (Jan), Nassau-Beilstein (George), Nassau-Dietz (Ernst-Casimir) en Nassau-Hadamar (Johan Lodewijk).
Jan trouwde met Elisabeth van Leuchtenberg. Elisabeth is geboren in maart 1537. Elisabeth is overleden op maandag 6 juli 1579 in Dillenburg, 42 jaar oud.
Kind van Jan en Elisabeth:
1 Ernst Casimir van Nassau-Dietz, geboren op dinsdag 22 december 1573 in Dillenburg. Volgt 61.
61 Ernst Casimir van Nassau-Dietz is geboren op dinsdag 22 december 1573 in Dillenburg, zoon van Jan (of Johan) VI de Oude van Nassau-Dillenburg (zie 60) en Elisabeth van Leuchtenberg. Ernst is overleden op woensdag 2 juni 1632 in Roermond, 58 jaar oud.
Notitie bij Ernst: Toen na het overlijden van zijn vader diens graafschap Nassau werd verdeeld onder zijn vijf in leven zijnde zoons, volgde Ernst Casimir hem op als graaf van Nassau-Dietz.

Ernst Casimir was vooral bekend als een uitstekend militair leider tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Zo diende hij onder Maurits bij het beleg van onder andere de steden Lochem, Steenwijk en Oldenzaal, en onder Frederik Hendrik tijdens het Beleg van Grol en het Beleg van ’s-Hertogenbosch. Als stadhouder in Groningen stichtte hij in 1628 de vesting Nieuweschans. Door de bevolking van Friesland werd hij hoog gewaardeerd, hoewel hij weinig in Friesland aanwezig was. Als dank voor zijn militaire successen kreeg hij van de bevolking van Friesland de toezegging dat zijn zoon hem bij zijn dood kon opvolgen.

In juni 1632 overleed Ernst Casimir toen hij bij de inspectie van de loopgraven bij het Beleg van Roermond door een kogel werd getroffen. Hij werd als graaf van Nassau-Dietz opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir I, die door de Staten van Friesland, Groningen en Drenthe ook tot stadhouder werd benoemd
Heerlijkheid:
graaf van Nassau-Dietz (1606 - 1632), stadhouder van Friesland (1620 - 1632), stadhouder van Groningen en Drenthe (1625 - 1632)
Ernst trouwde, 33 jaar oud, op vrijdag 8 juni 1607 met Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel, 13 jaar oud. Sophia is geboren op zondag 20 februari 1594 in Wolfenbüttel. Sophia is overleden op donderdag 23 januari 1642 in Arnhem, 47 jaar oud.
Heerlijkheid:
gravin van Spiegelberg, gravin van Nassau-Dietz
Kinderen van Ernst en Sophia:
1 Hendrik Casimir I van Nassau-Dietz, geboren op zaterdag 21 januari 1612 in Arnhem. Hendrik is overleden op vrijdag 13 juli 1640 in Hulst (NL), 28 jaar oud. Hij is begraven in Leeuwarden.
Notitie bij Hendrik: Hij was opvolger van zijn vader Ernst Casimir, die sneuvelde bij de Beleg van Roermond.

Biografie
Tijdens het bewind van Hendrik Casimir ging het Friesland economisch voor de wind. Politiek had Hendrik Casimir weinig in te brengen: hij kreeg een beperkte instructie en was meer een bestuurlijk ambtenaar. Het wantrouwen tegen de stadhouder en de lokale machthebbers groeide naar aanleiding van de verdeling van de oorlogslasten.

In 1635 hadden negen Friese steden de door de stadhouder benoemde vroedschapsleden naar huis gestuurd. Zij wensten evenals Franeker en Leeuwarden een vrije raadsbestelling. De broer van de 17e historicus Lieuwe van Aitzema speelde een belangrijke rol als burgemeester van Dokkum. Op 5 november 1637 werden de zaken teruggedraaid, nadat de stadhouder had gedreigd Harlingen te bezetten. Enkel door militair ingrijpen en een interventie van de Raad van State in 1637 lukte het om in Friesland de gemoederen te bedaren. Vervolgens zijn voor iedere stad regeringsreglementen opgesteld, die in werking bleven tot 1748.

Hendrik Casimir was een kundig militair, maar trad nooit op de voorgrond. De stadhouder mocht van de Friese Staten niet op eigen gezag troepen verplaatsen. Hendrik Casimir was betrokken bij het Beleg van Breda (1637), samen met stadhouder Frederik Hendrik. Op 12 juli 1640 raakte hij gewond in Sint Jansteen bij de Slag bij Hulst. De volgende dag stierf hij aan zijn verwonding. Hendrik Casimir ligt begraven in Leeuwarden.

Hendrik Casimir was ongehuwd en had geen kinderen. Hij werd in Friesland opgevolgd door zijn broer Willem Frederik.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau-Dietz en stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe vanaf 1632 tot zijn dood. Van 1620 tot 1640 landcommandeur van de Duitse Orde
2 Willem Frederik van Nassau-Dietz, geboren op woensdag 7 augustus 1613 in Arnhem. Volgt 62.
62 Willem Frederik van Nassau-Dietz is geboren op woensdag 7 augustus 1613 in Arnhem, zoon van Ernst Casimir van Nassau-Dietz (zie 61) en Sophia Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel. Willem is overleden op vrijdag 31 oktober 1664 in Leeuwarden, 51 jaar oud.
Notitie bij Willem: Willem Frederik studeerde in Leiden en Groningen en nam daarna dienst in het leger van Frederik Hendrik van Oranje. In 1640 nam hij deel aan de strijd om Hulst, waarbij zijn oudere broer Hendrik Casimir sneuvelde. Vervolgens ontstond een conflict met Frederik Hendrik van Oranje wie Hendrik Casimir zou opvolgen als stadhouder van Friesland, Groningen en Drenthe. Als opperbevelhebber van het leger weigert Frederik Hendrik dan ook om Willem Frederik tot veldmaarschalk te benoemen. Willem Frederik doet er alles aan om Frederik Hendriks vertrouwen te winnen. Uiteindelijk werd Willem Frederik stadhouder van Friesland en Frederik Hendrik van Groningen en Drenthe. Tegen die tijd was de Tachtigjarige Oorlog bijna ten einde. In 1650, na het overlijden van Frederik Hendrik en van zijn zoon en opvolger Willem II, werd hij alsnog stadhouder van Groningen en Drenthe. Zijn benoeming tot veldmaarschalk van de Republiek wordt enkele malen door de republikanse regentenpartij onder Johan de Witt en Cornelis de Graeff tegengehouden. In 1662 werd hij door de Staten van Friesland aan het hoofd van een klein expeditieleger gesteld dat de orde in de stad Groningen, waar problemen waren ontstaan rond Johan Schulenborgh, herstellen.

Bij het schoonmaken van zijn pistool kreeg hij een schot door zijn hoofd. Korte tijd daarna stierf hij.
Hij werd na zijn dood in 1664 opgevolgd door zijn zoon Hendrik Casimir II; de weduwe Albertine Agnes werd "regentes" voor haar zoon.

Dagboeken
Willem Frederik is ook bekend geworden vanwege zijn dagboeken die later teruggevonden zijn. Hierin schreef hij openhartig over emotionele onderwerpen als ziekte, lust, drankzucht, berouw en schuld. Tijdens ziektes en onpasselijkheden hield hij zorgvuldig zijn stoelgang en braakpartijen bij.

Na zo’n tien jaar vleien, gepaste aandacht geven, zich bemind maken bij Frederik Hendrik en diens echtgenote, de overbedillerige Amalia van Solms, moest Willem Frederik toezien hoe Louise Henriëtte werd uitgehuwelijkt aan de Grote Keurvorst van Brandenburg.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau-Dietz (1640 - 1654), vorst van Nassau-Dietz (1654 - 1664), stadhouder van Friesland (1640 - 1664), stadhouder van Groningen en Drenthe (1650 - 1664), landcommandeur van de Duitse Orde (1641-1664),
Willem trouwde, 38 of 39 jaar oud, in 1652 met Albertine Agnes Van Nassau, 17 of 18 jaar oud. Albertine is geboren op zondag 9 april 1634 in Den Haag. Albertine is overleden op donderdag 24 mei 1696 in Oranjewoud, Friesland, 62 jaar oud.
Notitie bij Albertine: Via haar stamt het huidige Nederlandse koningshuis af van Willem van Oranje.
Na de dood van haar man Willem Frederik in 1664 werd ze in Friesland regentes voor haar zoon Hendrik Casimir II. Tijdens het regentschap moest Albertine Agnes in 1672 het hoofd bieden aan de aanvallen van Bernhard von Galen, de bisschop van Münster
Kinderen van Willem en Albertine:
1 Amalia van Nassau-Dietz, geboren in 1655. Volgt 63.
2 Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz, geboren op donderdag 18 januari 1657 in Den Haag. Volgt 65.
63 Amalia van Nassau-Dietz is geboren in 1655, dochter van Willem Frederik van Nassau-Dietz (zie 62) en Albertine Agnes Van Nassau. Amalia is overleden in 1695, 39 of 40 jaar oud. Amalia trouwde met Johan Willem van Saksen-Eisenach. Johan is geboren in 1666, zoon van Johan George I van Saksen-Eisenach en Johanna van Sayn-Wittgenstein. Johan is overleden in 1729, 62 of 63 jaar oud. Johan trouwde later met Christina Juliana van Baden-Durlach (1678-1707). Johan trouwde later met Maria Christina tot Leiningen-Heidesheim (1692-1734). Johan trouwde later in 1708 met Magdalena Sybilla van Saksen-Weißenfels (1673-1726).
Notitie bij Johan: In 1690 werd hij hertog te Jena na het uitsterven van het huis Saksen-Jena. Hij volgde in 1698 zijn oudere broer Johan George op als hertog van Saksen-Eisenach. Van zijn moeder erfde hij het graafschap Sayn-Altenkirchen.

en werd vader van:
Willem Hendrik (1691-1741)
Albertina Joanetta (1693-1700)
Joanetta Antoinette (1698-1726), gehuwd met hertog Johan Adolf II van Saksen-Weißenfels(1685-1746)
Carolina Christina (1699-1743), gehuwd met landgraaf Karel I van Hessen-Philippsthal (1682-1770)
Anton Gustaaf (1700-1700)
Charlotte Wilhelmina (1703-1774)
Joanetta Wilhelmina (1704-1705)
Karel Willem (1706-1706)
Karel August (1707-1711)
Joanetta Magdalena (1710-1711)
Christiana Wilhelmina (1711-1740), gehuwd met vorst Karel van Nassau-Usingen (1712-1775)
Johan Willem (1713-1713).
Kind van Amalia en Johan:
1 Willem Hendrik van Saksen-Eisenach, geboren in 1691 in Oranienwald. Volgt 64.
64 Willem Hendrik van Saksen-Eisenach is geboren in 1691 in Oranienwald, zoon van Johan Willem van Saksen-Eisenach en Amalia van Nassau-Dietz (zie 63). Willem is overleden in 1741 in Eisenach, 49 of 50 jaar oud.
Notitie bij Willem: In 1729 volgde hij zijn vader op als hertog van Saksen-Eisenach maar stierf zonder kinderen, waardoor de lijn Saksen-Eisenach uitstierf en het hertogdom terechtkwam bij de linie Saksen-Weimar, en het hertogdom Saksen-Weimar-Eisenach ontstond.
Willem:
(1) trouwde met Albertina Juliana van Nassau-Idstein. Albertina is geboren in 1698. Albertina is overleden in 1722, 23 of 24 jaar oud.
(2) trouwde met Anna Sophia van Hohenzollern. Anna is geboren in 1706. Anna is overleden in 1751, 44 of 45 jaar oud.
65 Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz is geboren op donderdag 18 januari 1657 in Den Haag, zoon van Willem Frederik van Nassau-Dietz (zie 62) en Albertine Agnes Van Nassau. Hendrik is overleden op zondag 25 maart 1696 in Leeuwarden, 39 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Hendrik Casimir volgde, aanvankelijk onder voogdijschap van zijn moeder, zijn vader na diens overlijden in 1664 op als stadhouder van Friesland en Groningen. In 1675 verklaarden de Staten van Friesland het stadhouderschap erfelijk voor het huis Nassau-Dietz. Hendrik Casimir II werd daardoor de eerste Friese erfstadhouder. Zoals zijn voorgangers werd hij officier in het leger van de Republiek, maar met zijn neef en opperbevelhebber Willem III van Oranje kon hij slecht overweg. In 1674 liep hij zelfs over naar de Fransen. Hij keerde terug in 1688 tijdens de Negenjarige Oorlog, en in 1689 werd hij tot derde veldmaarschalk in het Staatse leger benoemd. Toen hij na de dood van Waldeck, de eerste veldmaarschalk, in 1692 niet diens positie kreeg toebedeeld, voelde hij zich gepasseerd en nam in 1693 opnieuw ontslag.

Hij werd als stadhouder opgevolgd door zijn zoon Johan Willem Friso.
Heerlijkheid:
vorst van Nassau-Dietz en stadhouder van Friesland en Groningen (1664) - 1696), landcommandeur van de Duitse Orde (1693-1696)
Hendrik trouwde met Henriëtte Amalia Maria van Anhalt-Dessau. Henriëtte is geboren op maandag 16 augustus 1666 in Kleef. Henriëtte is overleden op donderdag 18 april 1726 in Oraniënstein, 59 jaar oud.
Notitie bij Henriëtte: Toen haar man in 1696 overleed werd ze regentes voor haar zoon, Johan Willem Friso.
In 1710 richtte Henriëtte Amalia de Orde van het Vertrouwen op.
Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau is overleden in 1726 op 59-jarige leeftijd en begraven in Dietz
Kinderen van Hendrik en Henriëtte:
1 Willem George Friso van Nassau-Dietz, geboren op zondag 24 juni 1685 in Leeuwarden. Willem is overleden op dinsdag 25 juni 1686 in Leeuwarden, 1 jaar oud.
2 Henriëtte Albertine van Nassau-Dietz, geboren op woensdag 24 juli 1686 in Leeuwarden. Henriëtte is overleden op maandag 21 januari 1754 in Slot Oranienstein (Diez), 67 jaar oud.
3 Johan Willem Friso van Nassau-Dietz, geboren op maandag 4 augustus 1687 in Dessau. Volgt 66.
4 Sophia Hedwig van Nassau-Dietz, geboren op woensdag 8 maart 1690 in Leeuwarden. Volgt 140.
66 Johan Willem Friso van Nassau-Dietz is geboren op maandag 4 augustus 1687 in Dessau, zoon van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz (zie 65) en Henriëtte Amalia Maria van Anhalt-Dessau. Johan is overleden op dinsdag 14 juli 1711 in Strijensas, 23 jaar oud. Hij is begraven in Grafkelder van de Friesche Nassau’s in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden..
Notitie bij Johan: Hij was de zoon van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz en Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau. Bij het overlijden van zijn vader in 1696 werd hij vorst van Nassau-Dietz en tot stadhouder benoemd van de gewesten Friesland en Groningen. Zijn moeder trad op als regentes tot 1707. Toen nam Johan Willem Friso de functie van stadhouder van Friesland daadwerkelijk op zich, en in 1708, toen hij meerderjarig werd tevens het stadhouderschap van Groningen.

Als enige erfgenaam van zijn achterneef stadhouder Willem III, die in 1702 overleed, erfde hij de titel Prins van Oranje. Echter, direct na het openvallen van het testament, maakten ook de Fransman Frans Lodewijk van Bourbon-Conti en Willems neef Frederik I van Pruisen aanspraak op de titel Prins van Oranje. In 1711 werd besloten de erfeniskwestie in Den Haag te bespreken.

Johan Willem Friso nam als generaal deel aan de Spaanse Successieoorlog. Bij de slag bij Malplaquet op 11 september 1709, ontstond een misverstand tussen hem en de Britse commandant, Marlborough. Hierdoor verloren vele duizenden Nederlanders het leven in deze bloedige veldslag. De slag werd toch beslist in het voordeel van de geallieerden.

Het ongeluk bij de Moerdijk
Op 14 juli 1711 kwam Johan Willem Friso aan bij de Moerdijk nabij Strijensas. Hier wilde hij het Hollandsch Diep oversteken om zo naar Den Haag te kunnen, i.v.m. een bespreking met zijn rivaal, Frederik van Pruisen, over de erfenis van zijn achterneef koning-stadhouder Willem III. Het weer was goed, maar er bleek een flinke bui op komst. De prins liet zijn boot bij een groter vaartuig aanleggen. Om het zelf droog te houden, zal hij plaatsnemen in een klein vissersvaartuig waarop zijn koets verscheept staat. Als de boot bijna de overkant heeft bereikt, is de bui uitgebleven. De prins was inmiddels uit zijn koets gekomen. De schipper moest de zeilen nog even wenden en daarna kon het gezelschap aan land gaan. Echter, de zeilen weigeren en plots komt er een flinke windvlaag aanzetten. Deze vult het zeil en de boot kantelt over, schept water en kantelt. Alle opvarenden vallen overboord, en één (Du Tour) weet zich aan de portierkruk van de koets vast te klemmen. Prins Johan Willem Friso klemt zich weer aan hem vast, maar kan hem niet vasthouden als een golf hem meesleurt. De schipper zet tevergeefs reddingsacties op touw. Maar het kwaad was al geschied. De jonge prins was verdronken, evenals zijn kamerheer. De overige opvarenden konden wel worden gered.

Pas acht dagen na het ongeluk ziet een schipper het lijk van de prins drijven, op ongeveer dezelfde plek als het ongeluk. Op 25 februari 1712, ruim 7 maanden na zijn dood, werd Johan Willem Friso begraven in de Grafkelder van de Friesche Nassau’s in de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
Heerlijkheid:
Vorst van Nassau-Dietz (1696-1711), Prins van Oranje (1702-1711) en stadhouder van Friesland (1707-1711) en Groningen (1708-1711).
Johan trouwde met Maria Louise ’Maaike Meu’ van Hessen-Kassel. Maria is geboren op zaterdag 7 februari 1688 in Kassel. Maria is overleden op dinsdag 9 april 1765 in Leeuwarden, 77 jaar oud.
Notitie bij Maria: Zij was de moeder van stadhouder Willem IV en in die hoedanigheid van 1711 - 1731 regentes voor hem. Tevens was zij van 1759-1765 regentes voor haar minderjarige kleinzoon stadhouder Willem V
Maria Louise werd geboren in Kassel als dochter van Karel Lodewijk van Hessen-Kassel en Maria Anna van Koerland. Zij kwam uit een gezin van vijftien kinderen, tien broers en vijf zusters. Ze werd streng opgevoed.

Na diverse ontmoetingen met Johan Willem Friso van Nassau-Dietz besloot het paar te trouwen. Naar het schijnt was het bij de eerste ontmoeting al echte liefde. Johan Willem Friso reisde in 1709 naar Kassel om er zijn glorieuze intocht te doen. Maar hij heeft pech, midden in de stad breekt een wiel van zijn wagen, zodat hij niet vol pracht en praal bij zijn bruid kan voorrijden, maar te voet het paleis moet bereiken. Op 26 april 1709 vind te Kassel het huwelijk plaats.

Het paar gaat wonen in het stadhouderlijk hof van Leeuwarden. Haar echtgenoot is niet veel thuis doordat deze wegens oorlog op het slagveld moet verblijven.

Op 14 juli 1711 komt haar echtgenoot aan bij Moerdijk. Hij wil oversteken naar Den Haag om daar de erfenis van zijn verre neef, Koning-stadhouder Willem III te regelen. Echter, de boot slaat door een rukwind in het zeil om en Johan Willem Friso verdrinkt. Uit dit korte huwelijk was toch nog één kind geboren
Achtenveertig dagen na het overlijden van haar echtgenoot wordt nog een zoon geboren:

Willem IV Karel Hendrik Friso (1711-1751), gehuwd met Anna van Hannover (1709-1759).
Marie Louise nam tijdens de minderjarigheid van haar zoon het stadhouderschap van Friesland, Groningen en Drenthe waar als regentes. Ze richtte alles op de juiste opvoeding van haar kinderen, en in het bijzonder dat van haar zoon. Ze resideerde afwisselend te Leeuwarden en Groningen en paleis Soestdijk. Tijdens haar regentschap doet ze tevens verschillende aankopen: de ambachtsheerlijken van Soet en Birkt, van Baarn en Ter Eem komen bij de domeingronden. Bijgebouwen krijgen een andere bestemming, en de stallen worden verhuisd. Tevens liet zij in 1730 in Leeuwarden voor zichzelf het buitenverblijf Marienburg bouwen.

Middelbare leeftijd
In 1731 zat haar taak als regentes er op. Ze ging het Princessehof in de Leeuwarderse Grote Kerkstraat bewonen, een hof dat in 1731 was aangekocht. Maria Louise had een belangrijke porseleincollectie. Tegenwoordig is in het Princessehof het nationaal keramiekmuseum gevestigd.

In de jaren hierna vereenzaamde ze. Haar zoon was ontzettend druk, en bovendien was hij vaak in het verre Den Haag. Reizen naar Den Haag werden haar te vermoeiend om vaak te doen. Daarnaast kon zij bijzonder slecht overweg met haar schoondochter Anna van Hannover. Toen in 1747 Willem IV van Oranje-Nassau ook stadhouder van de andere gewesten van de Republiek werd verbleef hij permanent in Den Haag.

Regentes (1759-1765)
In oktober 1750 bezocht zij voor het laatst haar zoon op paleis het Loo. Het jaar daarop overleed haar zoon. Schoondochter Anna van Hannover overleed in 1759, waardoor haar kleinkinderen Carolina en de erfstadhouder Willem V als minderjarige wezen achterbleven. De ruim 70-jarige Maria Louise nam het regentschap over van haar schoondochter.

Haar gezondheid was in deze jaren al lange tijd zwak. Zij moest tijdens dit tweede regentschap samenwerken met de hertog van Brunswijk, die als voogd over haar kleinkinderen was aangesteld. Meermaals reisde zij van Leeuwarden naar Den Haag om op te komen voor de belangen van haar nageslacht. Een lichte beroerte deed haar de macht over de rechterhand verliezen.

Op palmpasen 1765 was ze nog aanwezig in de Grote Kerk van Leeuwarden, waarna ze bij het verlaten van de kerk zoveel mogelijk kerkganger nadrukkelijk goedendag knikt. Op paaszaterdag werd de oude Marie Louise ziek. Ze wilde niet hebben dat haar ziekte uitlekte, aangezien dan Pasen voor de mensen bedorven zou zijn. Op tweede paasdag, 9 april 1765 sliep zij moe in. Ze was 77 jaar oud. Enkele weken later werd ze bijgezet in de bovengrondse kapel van de Grafkelder van de Friesche Nassau’s in de Grote Kerk van Leeuwarden, 54 jaar nadat haar echtgenoot was overleden.

Marijke Meu
Door haar aardige karakter werd ze in Friesland heel populair. De bevolking gaf haar de koosnaam Maaike muoi (muoi is het Friese woord voor tante). Deze bijnaam leeft nu nog steeds voort. Tevens is het verhaal bekend dat ze in haar draagkoetsje vaak door de straten van Leeuwarden ging. Zij wierp dan steevast suikergoed naar de joelende straatjeugd
Kinderen van Johan en Maria:
1 Anna Charlotte Amalie van Nassau-Dietz, geboren op donderdag 23 oktober 1710 in Leeuwarden. Volgt 67.
2 Willem Karel Hendrik Friso van Oranje- Nassau, geboren op dinsdag 1 september 1711 in Leeuwarden. Volgt 68.
67 Anna Charlotte Amalie van Nassau-Dietz is geboren op donderdag 23 oktober 1710 in Leeuwarden, dochter van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (zie 66) en Maria Louise ’Maaike Meu’ van Hessen-Kassel. Anna is overleden op donderdag 18 september 1777 in Durlach, 66 jaar oud.
Notitie bij Anna: Amalie groeide op in Friesland en sprak daardoor onder andere Fries. Na haar huwelijk verhuisde ze naar Durlach.
Anna trouwde, 16 of 17 jaar oud, in 1727 met Frederik van Baden-Durlach, 23 of 24 jaar oud. Frederik is geboren op zondag 7 oktober 1703. Frederik is overleden op woensdag 26 maart 1732, 28 jaar oud.
Notitie bij Frederik: In 1727 trouwt hij met Amalia van Nassau-Dietz, en wordt vader van:

Karel Frederik van Baden (1728-1811)
Willem Lodewijk (1732-1788).
68 Willem Karel Hendrik Friso van Oranje- Nassau is geboren op dinsdag 1 september 1711 in Leeuwarden, zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz (zie 66) en Maria Louise ’Maaike Meu’ van Hessen-Kassel. Willem is overleden op vrijdag 22 oktober 1751 in Den Haag in Paleis Huis ten Bosch, 40 jaar oud.
Notitie bij Willem: Hij was de eerste erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Provinciën. Hij was voornaam, vredelievend en minzaam in zijn optreden, maar had te kampen met een zwakke gezondheid en een vergroeiing van zijn rug wat zijn politiek-bestuurlijke optreden meer en meer parten zou gaan spelen.

Jeugd
Willem Karel Hendrik Friso werd geboren in Leeuwarden als zoon van Johan Willem Friso van Nassau-Dietz en Maria Louise van Hessen-Kassel. De val van een paard, in 1717 in de tuin van de zomerresidentie, deed even voor zijn leven vrezen. Willem IV kreeg meer dan de gebruikelijke opvoeding van adellijke kinderen. De prins studeerde aan de Universiteit van Franeker en aan de Universiteit Utrecht. Willem IV sprak diverse talen (waaronder Fries) en was geïnteresseerd in geschiedenis; ook in de fouten van zijn voorgeslacht, zoals hij zijn hoogleraar meldde.

Zijn benoeming had veel voeten in de aarde: er waren kapers op de kust, en daarbij zijn de bronnen niet eensluidend; iedere auteur beweert wat anders.Aangenomen kan worden dat hij in november 1722 in Gelderland werd benoemd, maar voorlopig had hij daar alleen de titel en de toelage. In 1726 werd hem een plaats in de Raad van State geweigerd door de niet-stadhouderlijke provincies. De ontvangst van de prins drie jaar later in Den Haag was uitgesproken koel. Drenthe en Groningen zouden hem daarentegen in 1729 en Friesland in 1731 tot stadhouder benoemd hebben. Vanaf die tijd was hij in feite de hoogste ambtenaar van deze gewesten.

Huwelijk
Al in 1721 was er sprake van een huwelijk met Anna van Hannover. De Engelse ambassadeur William Cadogan, de eerste graaf Cadogan, die met Margaretha Cecilia Munter was getrouwd, speelde mogelijk een belangrijke rol. De onderhandelingen voor het huwelijk van Prinses Anna met de Nederlandse vorst zouden twaalf jaar duren. De oorzaak lag grotendeels op het internationale politieke vlak. Na de dood van Koning-Stadhouder William/Willem III, tijdens het Tweede Stadhouderloze Tijdperk, waren Pruisische en ook Engelse diplomaten en juristen druk doende om voor hun vorst aanspraak te maken op de begerenswaardige titel ’Prins van Oranje’, met alle hierbij behorende emolumenten en bezittingen. Toen de nalatenschap van stadhouder Willem III werd geregeld in een geheim verdrag, bekend als het (Traité de partage) en zowel Willem Karel Hendrik Friso als koning Frederik Willem I van Pruisen als Prins van Oranje werden erkend, maar de eerste de meeste bezittingen verkreeg - Willem deed afstand van Graafschap Lingen en Moers - en de tweede naar verluidt de meeste schulden, steeg zijn waarde aanzienlijk op de huwelijksmarkt. Op 21 oktober 1733 ging hij voor het Gerecht van Leeuwarden in ondertrouw. Het huwelijk dat gepland was in november 1733 werd uitgesteld, omdat de bemoeienissen van zijn toekomstige schoonvader George II met de Republiek niet op prijs werden gesteld. Willem werd, mede vanwege alle ophef, ziek en vertrok naar het kuuroord Bath. Eerst enkele maanden later was hij voldoende hersteld om in het huwelijk te treden.

Händel, die Anna en haar jongere zussen klavecimbel- en muziekles had gegeven, en haar als zijn beste leerling beschouwde, componeerde ter gelegenheid van het huwelijk zijn Serenata Il Parnasso in Festa (HWV 73), waarvoor delen uit Athalia (HWV 52) gebruikt zijn. Op 25 maart 1734 trouwde het paar in de Franse kapel van het Paleis van St. James. Händel componeerde hiervoor, op een tekst van Prinses Anna (naar twee psalmen), het anthem This is the day the Lord hath made (HWV 262).

In Amsterdam werd het paar op 8 mei 1734 met zó weinig animo ontvangen door burgemeester Lieve Geelvinck, dat het paar al na een half uur besloot om door te reizen naar Leeuwarden.

In Engeland was hij door de universiteit van Oxford met een ere-doctoraat bedacht en trad hij toe tot de vrijmetselarij. Bij zijn terugkeer in de Republiek ontstonden ook loges in Den Haag en Leeuwarden. Zo had hij een eigen hofloge "Antiqua Virtute et Fide" in Leeuwarden. Zijn kok Vincent la Chapelle was daarbij betrokken.

Als stadhouder
In 1740 brak opnieuw de Oostenrijkse Successieoorlog uit, waarin Oostenrijk en Frankrijk tegenover elkaar stonden. De Republiek koos in 1747 de kant van Oostenrijk, om zo een bufferzone tussen de Republiek en Frankrijk in stand te houden, waarop Franse troepen de zuidelijke Nederlanden binnenvielen. In enkele weken veroverden de troepen van Lodewijk XV de belangrijkste plaatsen in Zeeuws-Vlaanderen. In paniek werd de prins op 2 mei 1747 benoemd tot Captein-Generaal en Stadhouder van alle gewesten van de Republiek. Over zijn bevoegdheden kon Willem het na diverse pogingen tot ’promotie’ niet eens worden met de Staten-Generaal. Zij legden hem een instructie voor die overeenkwam met de Unie van Utrecht. Willem wilde alleen de eed afleggen op de instructie van zijn voorganger Willem III.

Op 11 mei 1747 deed de prins zijn intrede in Amsterdam. Ter begroeting waren niet alleen de burgemeesters, maar ook alle predikanten aanwezig. Wie geen oranje droeg liep de kans in de gracht gegooid te worden. Zelfs de paarden en ook de ossen op weg naar de slager waren ermee versierd. In november van datzelfde jaar volgde verheffing tot erfstadhouder van de Republiek, waarbij ook de opvolging in vrouwelijke lijn werd geregeld, want Willem IV had toen enkel een dochter. Hiermee kwam een eind aan het Tweede Stadhouderloze Tijdperk. De organisator was de porseleinverkoper Daniël Raap, een gematigd Doelist, die de Oranjegezinde bevolking mobiliseerde.

In 1748, enkele maanden na de geboorte van zijn zoon Willem Batavus, ontstond het Pachtersoproer. Raap, die zich verzette tegen de regenten - van oudsher tegenstanders van een rol van de Oranjes in het Nederlandse staatsbestel - overlegde diverse malen met de prins en zijn vrouw. In veel steden werden diverse burgemeesters en vroedschapsleden vervangen. Omstreden was zijn benoeming van de Groningse jonker Rudolf de Mepsche tot drost van Westerwolde.


Zijn belangrijkste raadgevers waren graaf Bentinck en Mattheus Lestevenon. In de nieuwe regeringsreglementen kreeg de erfstadhouder meer invloed op de benoemingen. Veel afgezette vroedschapsleden kregen echter na verloop van tijd hun zetel terug. Een besluit dat hem niet in dank is afgenomen; de positieve stemming onder de bevolking jegens de prins sloeg volledig om, volgens Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern in een brief aan zijn nicht Maria Theresia.

Willem kreeg te maken met een teruglopende economie. Een poging de handel op te beuren door het instellen van een vrijhaven, liep door tegenwerking van de admiraliteitscolleges op niets uit. De bankier Thomas Hope en de politiek econoom Isaac de Pinto beloonde hij met respectievelijk een functie in de WIC en VOC.

Willem IV stelde veel belang in een aanstelling van Lodewijk Ernst, hertog van Brunswijk-Wolfenbüttel toen zijn gezondheid hem steeds meer parten speelde. Anna van Hannover nam de lopende zaken over. Willem IV stierf op 22 oktober 1751 in Den Haag na een kuur in Aken. De teraardebestelling vond plaats op 4 februari 1752 in de grafkelder van de Oranjes te Delft. De erfstadhouder werd opgevolgd door zijn dan drie jaar oude zoon. Anna van Hannover nam de landszaken waar tot 1759; Friesland benoemde haar schoonmoeder Marijke Meu, die de functie van regentes uitoefende tot 1765
Heerlijkheid:
prins van Oranje en graaf van Nassau-Dietz
Willem trouwde, 22 of 23 jaar oud, in 1734 in Londen met Anna (Anne, Princess Royal and Princess of Orange) van Hannover, 24 of 25 jaar oud. Anna is geboren op zaterdag 2 november 1709 in kasteel Herrenhausen bij Hannover. Anna is overleden op vrijdag 12 januari 1759 in Den Haag, 49 jaar oud.
Notitie bij Anna: Na de huwelijkssluiting in 1734 in Londen met Willem Carel Hendrik Friso, prins van Oranje, graaf van Nassau-Dietz etc. - de latere (erf)stadhouder Prins Willem IV - reisde zij met haar echtgenoot vanuit Londen over de Noordzee, vervolgens via Amsterdam per jacht over de Zuiderzee, om via Harlingen in Leeuwarden te belanden waar zij het onderkomen van vele generaties Friese stadhouders uit het huis Nassau-Dietz betrok: het Stadhouderlijke Hof (thans een hotel) vlakbij het oude stadhuis van de Friese hoofdstad.

Toen haar echtgenoot eerst tot stadhouder van Groningen, Drenthe, Gelderland en Friesland en in 1747 tot erfstadhouder en tot kapitein-generaal en admiraal van de Unie werd benoemd - dus van de gehele Republiek der Verenigde Provinciën - verhuisde de vorstelijke familie met vrijwel de gehele hofhouding (ca 120 personen) van Leeuwarden naar Den Haag, naar paleis Huis ten Bosch. De stadhouderlijke kwartieren aan het Binnenhof functioneerden als representatieve ambtswoning.
Kinderen van Willem en Anna:
1 Wilhelmina Carolina van Oranje- Nassau, geboren op donderdag 28 februari 1743 in Leeuwarden. Volgt 69.
2 Anna Maria Catharina van Oranje-Nassau, geboren op dinsdag 15 november 1746 in Leeuwarden. Anna is overleden op donderdag 29 december 1746 in Leeuwarden, 1 maand oud.
3 Willem V Batavus van Oranje- Nassau, geboren op vrijdag 8 maart 1748 in ’s-Gravenhage. Volgt 70.
69 Wilhelmina Carolina van Oranje- Nassau is geboren op donderdag 28 februari 1743 in Leeuwarden, dochter van Willem Karel Hendrik Friso van Oranje- Nassau (zie 68) en Anna (Anne, Princess Royal and Princess of Orange) van Hannover. Wilhelmina is overleden op maandag 5 maart 1787 in Kirchheimbolanden, 44 jaar oud.
Notitie bij Wilhelmina: Carolina was de oudere zuster van Willem Batavus van Oranje-Nassau, de latere stadhouder Willem V. Willem IV was reeds erfstadhouder en in 1747 werd bepaald dat het stadhouderschap ook in de vrouwelijke lijn kon worden doorgegeven. Daardoor had Carolina in theorie de mogelijkheid om zelf stadhouder te worden wanneer haar broer iets zou overkomen. Toen vader Willem IV in 1751 stierf, was Willem Batavus slechts drie jaar.

Op 5 maart 1760 trouwde Carolina met prins Karel Christiaan van Nassau-Weilburg. Het echtpaar vestigde zich in Den Haag, en liet er een paleisje bouwen (thans de Koninklijke Schouwburg).

Carolina was zeer muzikaal. In 1765 bezocht Wolfgang Amadeus Mozart Nederland. Zowel Wolfgang als zijn zuster Nannerl waren erg ziek, zodat het bezoek tot in 1766 duurde. Daarbij componeerde Mozart de nodige stukken en was hij getuige van de installatie van Willem V als stadhouder.

Carolina en Karl-Christiaan kregen 15 kinderen, van wie er twee in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk in Delft begraven liggen. Hun zoon Frederik Willem van Nassau-Weilburg (1768-1816) zette de lijn voort, die uiteindelijk via een vrouwelijke lijn leidde tot Hendrik van Nassau-Weilburg, de huidige groothertog van Luxemburg. In de vrouwelijke lijn werd hun kleindochter Emma van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym de grootmoeder van Emma van Waldeck-Pyrmont, koningin-gemalin der Nederlanden. De huidige koningin Beatrix stamt dus rechtstreeks van hen af. Ook de huidige Britse koningin Elizabeth II, Spaanse koning Juan Carlos en Zweedse koning Karel XVI Gustaaf stammen van Carolina af.

Nog in de grondwet van 1917 werd bepaald dat de erfgenamen van Carolina het koningschap van Nederland konden bekleden:

Artikel 15.
Bij ontstentenis van een opvolger, krachtens een der vier voorgaande artikelen tot de Kroon geregtigd, gaat deze over op de wettige mannelijke uit mannen gekomen nakomelingen van wijlen Prinses CAROLINA VAN ORANJE, zuster van wijlen Prins WILLEM DEN VIJFDE en gemalin van wijlen den Prins van Nassau-Weilburg, op gelijke wijze als in artikel 11 ten opzigte van de nakomelingen van wijlen Koning WILLEM FREDERIK, Prins van Oranje-Nassau, is bepaald.

Carolina stierf op 44-jarige leeftijd in Kirchheimbolanden.
Wilhelmina trouwde met Karel Christiaan van Nassau-Weilburg. Karel is geboren op zondag 16 januari 1735 in Weilburg. Karel is overleden op vrijdag 28 november 1788 in Münster-Dreissen, 53 jaar oud.
Notitie bij Karel: Hij volgde zijn vader in 1753 op en sloot in 1783 de Erbverein met Nassau-Saarbrücken, Nassau-Usingen en Nassau-Dietz (Oranje-Nassau) die de eenheid en onvervreemdbaarheid van Nassau en het eerstgeboorterecht erkende en bepaalde dat de verschillende linies bij uitsterven van een ervan elkaars ambten zouden erven (zoals na de dood van koning Willem III in Luxemburg zou gebeuren).

Op 5 maart 1760 huwde hij te Den Haag Carolina van Oranje-Nassau (1743-1787), zuster van Willem V. Aangezien zijn echtgenote in het geval van een minderjarig overlijden van Willem V in aanmerking kwam voor het stadhouderschap, vestigden zij zich in Den Haag aan het Korte Voorhout in een door Pieter de Swart ontworpen stadspaleis, de huidige Koninklijke Schouwburg. Nadat Willem V meerderjarig was geworden, resideerden Karel Christiaan en Carolina te Weilburg en Kirchheimbolanden.

Hij werd generaal der infanterie in Staatse dienst, gouverneur van Bergen op Zoom en gouverneur van Maastricht (1773-1784). In 1787 voerde hij vergeefs onderhandelingen met de patriotten.

In het jaar van zijn dood sloot hij een morganatisch huwelijk met Barbara Giessen von Kirchheim. Hij stierf in 1788 en werd opgevolgd door zijn oudste nog levende zoon Frederik Willem.

Uit zijn huwelijk met Carolina werden vijftien kinderen geboren:

George Willem Belgicus (1760-1762)
Willem Lodewijk Carel (1761-1770)
Augusta Maria Carolina (1764-1802)
Wilhelmina Louise (1765-1837), gehuwd met Hendrik XIII Reuss
Frederik Willem (1768-1816), gehuwd met Louise van Sayn-Hachenburg
Carolina Louise Frederica (1770-1828)
Karel Lodewijk (1772)
Karel Frederik Willem (1775-1807)
Amalia Charlotte Wilhelmina Louise (1776-1841), gehuwd met Victor II van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym
Henriëtte (1780-1857)
vijf naamloze kinderen (1767, 1778, 1779, 1784 en 1785)
Heerlijkheid:
van 1753 tot 1788 vorst van Nassau-Weilburg
70 Willem V Batavus van Oranje- Nassau is geboren op vrijdag 8 maart 1748 in ’s-Gravenhage, zoon van Willem Karel Hendrik Friso van Oranje- Nassau (zie 68) en Anna (Anne, Princess Royal and Princess of Orange) van Hannover. Willem is overleden op woensdag 9 april 1806 in Brunswijk, 58 jaar oud.
Notitie bij Willem: Willem Batavus werd geboren in ’s-Gravenhage als zoon van Willem IV en Anna van Hannover. Hij werd opgevoed door zijn moeder en vanaf 1759 door Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern. In 1763 werd hij ernstig ziek, men vreesde voor zijn positie als opvolger. In 1766, meerderjarig geworden, trad hij evenwel aan als stadhouder. De 9-jarige Mozart was uitgenodigd en had een compositie voor de inhuldiging rond 11 maart geschreven (KV 32). Op 4 oktober 1767 huwde de prins in Berlijn met Wilhelmina van Pruisen, een nicht van Frederik de Grote, die in 1768 de stadhouderlijke familie bezocht op Het Loo.

Van Willem V wordt gezegd dat hij een goed geheugen had en goed van aard was, echter ook besluiteloos, legalistisch en detaillistisch. Hij was een stevige drinker, liep mank en miste waarschijnlijk een of twee voortanden, nadat hij van zijn paard was gevallen.

Willem V begon met voorstellen tot verkleining van de vroedschappen in de Friese steden Stavoren (1768), Workum (1772) en Bolsward (1773). De stadhouder beschikte over goede contacten ("premiers") in Friesland, onderdeel van het stadhouderlijk stelsel. Ook in Gelderland en Overijssel hadden kleine steden moeite om hun vroedschapszetels op te vullen en waren aanpassingen geweest. De voorstellen die willekeurig kunnen worden genoemd, omdat hij niet overal over dezelfde bevoegdheden en invloed beschikte, werden hem niet in dank afgenomen. Het probleem van de opvulling van vroedschapszetels speelde bovendien in steden met een aanzienlijke katholieke bevolking, zoals Haarlem, Arnhem, Nijmegen, Oldenzaal, ’s-Hertogenbosch, etc. Nog voor de patriottentijd in Bolsward, toen een klein stadje met 2600 inwoners, maar met een aanzienlijke katholieke bevolking (30%), ontstond in 1778 protest, waarop de stadhouder besloot het voorstel te laten rusten.

Op het Haagse Binnenhof werd tegenover het oorspronkelijke stadhouderlijk paleis (waarvan de Mauritstoren en aanpalende vertrekken als deel van het huidige gebouw van de Eerste Kamer der Staten-Generaal bewaard zijn gebleven) in 1777 voor Willem V een nieuw paleis gebouwd. Dit paleis is slechts korte tijd als residentie van de stadhouder in gebruik geweest. De balzaal van het paleis fungeerde vanaf 1796 als vergaderzaal van de Nationale Vergadering van de Bataafse Republiek. Van 1815 tot 1992 was deze zaal de vergaderzaal van de Tweede Kamer der Staten Generaal. De voormalige balzaal wordt nu de Oude Zaal genoemd.

De patriottentijd
In 1781 - de Republiek was in oorlog met de Engelsen, vanwege wapensmokkel naar de opstandige Verenigde Staten - kwam er steeds meer kritiek op het functioneren van Willem V, die beschuldigd werd van een affaire met freule Constantia van Lynden. Het pamflet “Aan het Volk van Nederland” waarin een aantal zaken op een rijtje waren gezet vond gretig aftrek. Willem V werd beschuldigd van heulen met de vijand: zijn oom George III, de koning van Engeland. In Overijssel had baron Joan Derk van der Capellen tot den Pol, de schrijver van het pamflet, zich uitgesproken voor steun aan de opstandige Verenigde Staten en voor versterking van de verwaarloosde vloot.

Van der Capellen tot den Pol was in 1778 als afgevaardigde uit de Provinciale Staten gezet, maar wist eind 1782 opnieuw een zetel te behalen. Tot zijn dood inspireerde de republikein Van der Capellen tot den Pol de patriotten. De Vierde Engels-Nederlandse Oorlog was desastreus verlopen, op de Slag bij de Doggersbank na, en al in 1783 is een wapenstilstand gesloten. Toen in 1784 bekend werd dat Lodewijk Ernst van Brunswijk-Lüneburg-Bevern de stadhouder in het geheim adviseerde, is die zaak door de patriotten in pamfletten uitgebuit. De hertog werd het land uitgezet, niet alleen vanwege zijn familiebanden met de keizer van Oostenrijk. De in het slop geraakte economie werd bedreigd toen Jozef II, en heer van de Zuidelijke Nederlanden, opening van de Schelde eiste. De Keteloorlog die daarop volgde was aanleiding voor de patriotten tot het oprichten van nog meer exercitiegenootschappen.

De patriotten stelden bij monde van Pieter Paulus inmiddels voor een raad in te stellen waarin ook zijn vrouw, die hem al sinds 1776 inzake politieke kwesties terzijde stond, zitting zou hebben. De besluiteloze prins liet niets van zich horen of voerde een beleid dat uitging van handhaving van de oude, gevestigde posities. In maart 1785 deed Willem Gerrit Dedel, raad bij de Admiraliteit van Amsterdam, een voorstel het recommendatierecht van de stadhouder af te schaffen. Begin september 1785, enkele dagen nadat het dragen van oranje verboden was, verloor Willem V zijn militaire positie in ’s Gravenhage. De stadhouder raakte in een steeds zwaardere crisis en dronk veel wijn. Een wanhopige Willem vertrok naar de grens bij Breda om de troepen te inspecteren. Het liefst had hij echter afstand gedaan en zich teruggetrokken op een van zijn Duitse bezittingen. Hij schreef: "Ik wenschte dat ik dood waere, dat mijn vader nimmer stadhouder was geworden. Ik voel ik ben daertoe niet bekwaem. ’t Hooft loopt mij om."

Twee weken later reisde Willem V af naar Friesland, zijn vrouw en de stadhouderlijke spruiten achterna, die al waren vertrokken om aanwezig te zijn bij het tweehonderdjarig bestaan van de Universiteit van Franeker. Onder de regenten en aristocraten sloeg de stemming om, velen kozen nu voor de stadhouder om het land van de ondergang te redden: de regeringsreglementen zouden in Friesland worden aangescherpt. Via Groningen trok de stadhouder naar het jachtverblijf Het Loo bij Apeldoorn.

Escalatie
De Amsterdamse burgemeester Joachim Rendorp legde op 1 februari 1786 de Staten van Holland een plan voor waarmee de terugkeer van de prins naar Den Haag weer mogelijk zou worden, maar het plan leed schipbreuk. De patriotten in de stad Utrecht gingen nu op 2 augustus 1786 over tot het zelf op democratische wijze benoemen van nieuwe vroedschapsleden, dat wil zeggen dan maar zonder de goedkeuring van de stadhouder. De prinsgezinde statenleden verlegden daarop de vergaderingen naar Amersfoort. Daarmee waren de Provinciale Staten van Utrecht opgedeeld. Op 27 augustus 1786 besloten de Staten van Holland met een krappe meerderheid (negen tegen tien stemmen) de prins definitief het commando over het Haags garnizoen te ontnemen. Begin september 1786 werd een poging gedaan om de patriotten een halt toe te roepen, want er dreigde een burgeroorlog te ontstaan. Hattem en Elburg, waar de 24-jarige H.W. Daendels het excercitiegenootschap aanvoerde en zijn benoeming in de vroedschap opeiste, werden enige dagen bezet door stadhouderlijke troepen. Enkele weken later werd het aan de exercitiegenootschappen en de vrijkorpsen in Gelderland en Friesland verboden petities in te dienen en elkaar steun te bieden. In november 1786 verhuisde de stadhouderlijke familie van Apeldoorn naar Nijmegen, om in geval van lijfelijke bedreiging over de grens naar Pruisen te kunnen vluchten.

Aanhouding bij Goejanverwellesluis
Begin mei 1787 is vanuit Amersfoort een poging gedaan Utrecht te heroveren. Er vielen enkele slachtoffers. o.a. bij Soestdijk. De prinses reisde enkele weken later "incognito" in twee koetsen met zestien paarden naar ’s-Gravenhage, maar werd tegengehouden langs de Vlist door leden van een exercitiegenootschap uit Gouda. Het gezelschap werd onder geleide naar Goejanverwellesluis gevoerd, in afwachting van een beslissing van de Staten van Holland. Prinses Wilhelmina moest dus onverrichter zake terugkeren naar Nijmegen. Na beklag bij haar broer, koning van Pruisen en pas aangetreden, kwam hij zijn zuster te hulp. Een Pruisisch leger van maar liefst 20.000 man viel bij Nijmegen binnen. De troepen van de Republiek onder de Rijngraaf van Salm verlieten Utrecht bij de nadering van dit leger, maar op 17 september reed de prins onder luide toejuichingen Utrecht binnen. Op donderdag 20 september 1787 kwam hij aan in Den Haag. Misschien is Prinsjesdag naar deze gebeurtenis vernoemd. Hersteld in de oude rechten nam Willem V, maar in het bijzonder zijn vrouw Wilhelmina, nu represailles tegen de patriotten. De patriotten, verbeurd verklaard van hun bezittingen en hun zetels in de vroedschap, vluchtten daarop naar Noord-Frankrijk waar zij zich schoolden in de idealen van de Franse Revolutie. Bovendien konden ze aanschouwen hoe het niet moest.

De vlucht naar Engeland
Bij aankomst van de Franse troepen onder Pichegru vluchtte Willem V op 18 januari 1795 naar Engeland. In Scheveningen lag de pink ’Johanna Hoogenraaddë’ van rederij Michel de Heijer klaar om hem mee te nemen. Over de Scheveningse weg reden achttien vrachtwagens met porselein, schilderijen, zilver, kunstvoorwerpen en kisten met goud naar het strand, om de vissersschepen te bevoorraden die de stadhouder zouden begeleiden. Op zondag 18 januari 1795 voeren de schepen naar Engeland; de stadhouder, met twee zwarte bedienden in zijn gevolg, was in ballingschap


De periode na 1795
De gevluchte stadhouder nam eerst voor enkele weken zijn intrek in Kew Palace (ook wel Dutch House genoemd). Vrijwel zijn eerste actie was de uitvaardiging van de brieven van Kew (7 februari 1795). Volgens sommigen gebeurde dat op advies van de Britse premier William Pitt. Alle Hollandse koloniale bezittingen werden nu onder Britse bescherming gesteld. Hij beval de bestuurders zich over te geven aan de Britten, waarna Britse militaire bezetting volgde. Dit leidde uiteraard tot grote woede van zijn tegenstanders in de Bataafse Republiek. Het latere Koninkrijk der Nederlanden kreeg na 1815 een aantal van de in 1795 onder Britse bescherming gestelde gebieden nooit meer terug. De Kaapprovincie, Nederlands Malakka en Ceylon bleven Brits koloniaal bezit; Java werd door de Britten met grote moeite weer teruggegeven, evenals Sumatra. Nadat Willem V deze brieven had uitgevaardigd namen de Fransen de privébezittingen van Willem in beslag. Zijn collectie dieren, waaronder de twee olifanten Hans en Parkie en enkele giraffen, werd afgevoerd naar Frankrijk.

Willem V verhuisde naar Hampton Court Palace. Toen hij samen met zijn zoon, de erfprins, in augustus 1799 een proclamatie uitvaardigde waarin de Nederlanders werden opgewekt steun te geven aan de Engels-Russische landing leidde dit tot grote verontwaardiging in de Bataafse Republiek. De militaire inval mislukte. Na 1801 trok Willem Batavus zich terug op zijn Duitse buitenplaats Oranienstein bij Dietz. Dit paleis was al ruim een eeuw in bezit van de Oranjes. In december van dat jaar schreef Willem V de brieven van Oranienstein, waarin hij de Bataafse Republiek als wettig erkende. Hiermee deed hij afstand van al zijn rechten als erfstadhouder en voldeed de stadhouder aan de door Napoleon Bonaparte gestelde voorwaarden voor het verkrijgen van een schadeloosstelling. De erfprins Willem Frederik aanvaardde van Napoleon de soevereiniteit over Fulda en Corvey als schadeloosstelling voor de in 1795 toegepaste verbeurdverklaringen in de Nederlanden. Willem V deed dat pas na lange aarzeling.

Tijdens zijn jaarlijkse bezoek aan zijn dochter Louise overleed Willem V in Brunswijk en werd daar begraven. Het stoffelijk overschot is op 28 april 1958 bijgezet in de Nieuwe Kerk (Delft). De voormalige koningin Wilhelmina weigerde aanwezig te zijn: achter zo’n "sufferd" die het land ontvluchtte wilde zij - naar eigen zeggen - niet aanlopen en de laatste groet brengen.
Heerlijkheid:
prins van Oranje, vorst van Nassau-Dietz, was erfstadhouder van de Republiek der Verenigde Nederlanden.
Willem trouwde, 19 jaar oud, op zondag 4 oktober 1767 met Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen, 16 jaar oud. Frederica is geboren op zaterdag 7 augustus 1751 in Berlijn. Frederica is overleden op vrijdag 9 juni 1820 in Paleis Het Loo, 68 jaar oud.
Notitie bij Frederica: Prinses Wilhelmina was een dochter van prins August Willem van Pruisen, die de broer was van Frederik de Grote en hertogin Louise Amalia van Brunswijk-Wolfenbüttel. Al op zeer jonge leeftijd is zij om dynastieke redenen bij haar ouders weggehaald. Ze groeide op bij haar grootmoeder, Sophia Dorothea van Hannover, sinds 1740 de koningin-moeder. Ze werd verder opgevoed door haar tante, Elisabeth Christine van Brunswijk-Bevern, de kleurloze echtgenote van Frederik de Grote, die gescheiden van haar man leefde. Op 4 oktober 1767 trouwde de 16-jarige prinses in Berlijn met de 20-jarige prins. In 1768 bracht Frederik de Grote een bezoek aan het Loo. Voor de hoge gast waren een concert en een operavoorstelling georganiseerd. Frederik schreef aan zijn zus Wilhelmina dat het afschuwelijk was geweest.

Prinses Wilhelmina overtrof haar man in doortastendheid. Haar invloed op het beleid was dan ook niet gering. In mei 1781 liet de prinses vragen of de secretaris van Amsterdam Carel Wouter Visscher niet een manier wist om de hertog van Brunswijk weg te krijgen. De stadhouder werd kwaad toen twee Amsterdamse burgemeesters De Vrij Temminck, Joachim Rendorp en de stadssecretaris de stadhouder op 8 juni adviseerden niet langer naar zijn geheime raadgever te luisteren. Het voorstel behelsde ook de instelling van een adviesraad, maar de prins weigerde resoluut. Toen de hertog van Brunswijk, een broer van haar moeder, in mei 1782 was afgereisd naar ’s-Hertogenbosch nam haar invloed mogelijk toe.

De prins raakte steeds meer in moeilijkheden vanwege het stadhouderlijk stelsel, dat was gebaseerd op kuiperij en vriendjespolitiek. Frederik de Grote bood aan door middel van zijn gezant Friedrich Wilhelm von Thulemeier te bemiddelen. Van diverse kanten werd vervolgens gesuggereerd dat de koppige Willem V privileges zou moeten afstaan en dat de prinses meer invloed zou krijgen, o.a. door Pieter Paulus en Laurens Pieter van de Spiegel, die haar hadden gevraagd met de Patriotten in overleg treden. (Joan Cornelis van der Hoop was haar adviseur en correspondeerde ook jaren later nog met haar). De prins volhardde in zijn starheid en bleek wars van iedere concessie. In september 1785 werd Willem V gedwongen Den Haag te verlaten, toen daar rellen waren ontstaan. De stadhouder was ten einde raad en dreigde al zijn functies op te geven. Blijkbaar wist zij hem te overreden niet op te geven. Wilhelmina reisde met haar kinderen per boot naar Friesland om op tijd aanwezig te zijn bij de viering van het 200-jarig bestaan van de Hogeschool van Franeker, maar ook om steun te zoeken bij de Friese adel en gedeputeerden, die inmiddels ook konden constateren dat de zaak uit de hand dreigde te lopen. De stadhouder kwam twee weken later in Friesland aan.

Na een bezoek aan Groningen betrok de stadhouderlijke familie Het Loo bij Apeldoorn, maar ze verhuisde november 1786 naar Nijmegen. Onmiddellijk versterkte zij het contact met haar broer, Frederik Willem, die in augustus van dat jaar op de troon was gekomen. Haar echtgenoot was door alle verwikkelingen niet meer in staat correspondentie weg te werken. Ondanks dat bleef de prinses trouw achter haar man staan.

De aanhouding bij Goejanverwellesluis
Op een bijeenkomst in Amersfoort op vrijdag 22 juni 1787 had zij voorgesteld, dat haar aanwezigheid in Den Haag de minderheid in de Staten van Holland ertoe kon brengen hun moed bijeen te rapen de prins een opdracht te vertrekken tot herstel van de orde in de provincie. De stadhouder wilde er in eerste instantie niets van weten, maar na consultatie en actie van de Oranjegezinde Gijsbert Karel van Hogendorp, stemde hij toe. Op 28 juni 1787 trok de fiere prinses om 5.30 uur van Nijmegen naar Den Haag, misschien als provocatie, maar naar haar eigen zeggen om aan de heersende onenigheid een einde te maken. De prinses werd ’s middags om half vier bij Bonrepas aan de Vlist door enkele leden van het Goudse vrijcorps aangehouden,een gebeurtenis die bekendstaat als "de aanhouding bij de Goejanverwellesluis". De voorman van de Goudse patriotten Cornelis Johan de Lange was op de hoogte gebracht via de vriend van het kamermeisje van de prinses die schriftelijk haar verloofde haar komst had aangekondigd. Bovendien waren er paarden besteld in Tiel, Nieuwpoort en Haastrecht. Op paleis Huis Ten Bosch in Den Haag waren levensmiddelen besteld: het was duidelijk dat er hoog bezoek op komst was.

De aanhouding van Wilhelmina van Pruisen door de Commissie van Defensie te Woerden in 1787.
Ander licht op de aanhouding
Inleiding
De politieke tegenstelling tussen Oranjegezinden en patriotten in de Republiek leidde in 1787 tot een burgeroorlog. Terwijl de Oranjegezinden in de provincies Gelderland en Utrecht in de meerderheid waren, hadden de patriotten in het gewest Holland en de stad Utrecht de overhand. De patriotten richtten in juni 1787 een speciale commissie op om Holland in staat van verdediging te brengen. In dit artikel zullen de ideeën en de samenstelling van beide groeperingen niet aan de orde komen, maar zal de geschiedenis van de Hollandse Commissie van Defensie te Woerden en de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen door deze Commissie centraal staan.(1)

De oprichting van de Commissie
In de tweede helft van de jaren tachtig van de achttiende eeuw maakten de patriotten zich meester van het bestuur in de provincie Holland. Zij probeerden de macht van Willem V te verzwakken door hem een aantal belangrijke functies te ontnemen. Zo verloor hij in 1785 naar aanleiding van het Oranjeoproer in ’s-Gravenhage het commando over het garnizoen aldaar. De prins reageerde hierop door met zijn gezin Den Haag te verlaten en zich met hen in Nijmegen te vestigen. Een jaar later werd hem door de Staten van Holland de functie van kapitein-generaal ontnomen naar aanleiding van de aanval van de Oranjegezinde troepen op de Gelderse stadjes Hattem en Elbrug.

In mei 1787 vond een gebeurtenis plaats in de provincie Utrecht, die voor de Hollandse patriotten aanleiding was om een speciale defensiecommissie op te richten. In opdracht van de Staten van Utrecht voerde het leger van generaal F.A. van Efferen in mei 1787 een aanval uit op de plaatsen Vreeswijk, Harmelen en Maarsen met de bedoeling de stad Utrecht van haar bondgenoot Holland te isoleren door de wegen naar Amsterdam en Den Haag te bezetten.(2) Deze aanval mislukte doordat de troepen van de stad Utrecht met steun van Hollandse soldaten erin slaagden de invallers te verjagen en had tot gevolg dat de vroedschap van Utrecht op 7 juni 1787 kolonel Frederik rijngraaf van Salm aanstelde tot generaal en bevelhebber van de troepen van de stad.(3) De Amsterdamse afgevaardigden in de vergadering van de Staten van Holland stelden voor om een commissie van defensie op te richten, die de provincie Holland en de stad Utrecht moest verdedigen tegen de in de provincies Utrecht en Gelderland gelegerde troepen van de stadhouder Willem V.(4) Op 12 juni 1787 nam de patriottische meerderheid in de Statenvergadering van Holland het voorstel voor het oprichten van een commissie van defensie aan. In deze commissie werden benoemd: Daniël J. Canter Camerlingh (1754-1816),(5) lid van de vroedschap van Haarlem en hoofd van het vrijcorps aldaar, Franciscus G. Blok (1749-1812), lid van de vroedschap van Leiden,(6) Martinus van Toulon (1736-1818), burgemeester en lid van de vroedschap van Gouda,(7) Cornelis van Foreest (1756-1825), lid van de vroedschap van Alkmaar (8) en Jan de Witt (1755-1809), lid van de vroedschap van Amsterdam.(9) Hendrik Costerus, zoon van de burgemeester van Woerden werd tot secretaris benoemd. De Commissie koos als standplaats Woerden uit en verbleef in het kasteel aldaar.

De troepen die door de provincie Holland betaald moesten worden, waren sinds 1786 in Woerden gelegerd. Zij stonden onder het bevel van de generaal-majoor A.van Rijssel.(10) Tevens werd in dat jaar op initiatief van de stadspensionarissen C.de Gijselaar uit Dordrecht, E. van Berckel uit Amsterdam en A. Zeebergh uit Haarlem getracht om uit de stedelijke vrijcorpsen een behoorlijk leger samen te stellen, dat aan de oost- en zuidgrens van Holland zou moeten worden gelegerd.(11)

De werkzaamheden van de Commissie
De taak van de Commissie was niet eenvoudig. Het leger was sterk verwaarloosd en veel militairen waren gedeserteerd.(12) Franciscus Blok, zoals gezegd lid van de Commissie, schreef dat de Commissie ter verdediging van de provincie slechts over 5500 man beschikte en dat de troepen half bewapend en "ongedresseerd" waren.(13) Om het tekort aan troepen op te vangen liet de Commissie een aantal inundaties voorbereiden, waaronder die in de Alblasserwaard en de omgeving rond Gorinchem en het gebied tussen Muiden en Naarden.(14) In augustus 1787 stelde de Amsterdamse patriot Balthasar Elias Abbema, lid van het Defensiewezen van de stad Amsterdam: "Het is buiten twijfel dat onze magt niet bestant is tegen die van de Prins, wanneer die door eenige duizenden buitenlandsche troupen ondersteund zoude worden. Dus hangt de zaak enkel hier van af, dat wij ons door het water beveiligen. Deze lijn van verdediging is precies dezelve als die in het jaar 1629, toen Prins Frederik Hendrik ’s-Hertogenbosch beleggende, tegen de Spaanschen".(15) In aller ijl wierf de Commissie troepen voor de bestaande compagnieën en werden nieuwe regimenten opgericht. Voor de verdediging op de rivieren stelde zij de Rotterdamse makelaar Nicolaas Montauban van Zwijndrecht aan tot commissaris, die in opdracht van de Commissie schepen aankocht en deze tot oorlogsschepen liet ombouwen.(16) Tevens fungeerde hij als intermediair tussen de commandanten van de oorlogsschepen en de Commissie te Woerden.(17) De schepen lagen op de rivieren voor de plaatsen IJsselmonde, Hellevoetsluis, Dordrecht, Vianen, het slot Loevestein en in de Zuiderzee. Voorts trad de Commissie op tegen Oranjegezinden die oranje bloemen (goudsbloemen) en linten droegen en trachtte de leden van vrijcorpsen tegen aanvallen van leden van Oranjesociëteiten te beschermen. Aanvoerders van Oranjeoproeren werden gearresteerd en voor het gerecht gebracht.(18)

De aanhouding van Wilhelmina van Pruisen
De aanhangers van Oranje wilden zich niet bij de situatie neerleggen. Zij vonden dat de stadhouder het zich niet langer kon permitteren in Gelderland te blijven. James Harris, de Engelse gezant, en Gijsbert Karel van Hogendorp, beiden raadslieden van Willem V, bereidden daarom de terugreis van de stadhouder naar Den Haag voor en hoopten hiermee zijn machtsherstel te bespoedigen. Willem V was echter niet bereid te gaan tenzij de Staten van Holland hem daartoe zouden uitnodigen.(19) Zijn echtgenote prinses Wilhelmina besloot toen om zelf naar Den Haag te gaan. Zij schreef later in een brief aan de raadpensionaris Pieter van Bleiswijk, dat het doel van haar reis was om mee te werken aan het herstel van de rust en vrede teneinde een burgeroorlog te voorkomen.(20) De reis werd goed voorbereid. Op 28 juni 1787 ging prinses Wilhelmina via Nijmegen, Tiel, Nieuwpoort en Schoonhoven op weg naar de vroegere residentie.(21)

Cornelis de Lange van Wijngaarden, schepen en lid van de vroedschap van Gouda en commandant van het vrijcorps van Gouda, was inmiddels door twee leden van dit genootschap op de hoogte gesteld van de voorgenomen reis van de Prinses. Vlak voor het schrijven van dit artikel verkreeg het Rijksarchief in Zuid-Holland een aanvulling op het archief van De Lange van Wijngaarden. In deze aanvulling op het archief bevindt zich een handgeschreven document getiteld "Anecdotes historiques et politiques" waarmee nu -bij mijn weten voor het eerst- kan worden aangetoond dat de patriotten op de hoogte waren gebracht van de komst van de prinses. In de "Anecdotes" schreef De Lange hierover dat enkele leden van de Oranjesociëteit te Haastrecht, die ingelicht waren over de reis, hun mond voorbijgepraat hadden: ... "mais la commission des états pour la défense de Hollande et la ville d’ Utrecht... ce n’est pas elle qui a découvert ni moi meme l’entreprise du voyage de la princesse. Ce sont les Orangistes Anson et Muscaput, bourgeois de Haastrecht, qui l’ont dévolé par imprudence a quelques citoyens patriotes".(22) Op verzoek van de Commissie van Defensie ging De Lange van Wijngaarden met zijn manschappen naar de Goejanverwellesluis, aangezien deze door desertie van troepen onbewaakt was. Hij schreef later: "Si j’avais refusé il est très possible que la Princesse aurait fait son chemin sans obstacle puisque’un autre officier qui aurait en la meme audace n’aurait peut etre pas été bien informé, de ce qui se passait."(23)

Voor de komst van de prinses waarschuwden enkele leden van het vrijcorps hem, dat er in Haastrecht vijftien paarden waren besteld. Dit aantal kon alleen voor een buitenlandse vorst of voor de stadhouder of zijn familie bestemd zijn. Het vrijcorps van Gouda kreeg de opdracht om naar Bonrepas te gaan en daar deze personen aan te houden en hun identiteit te achterhalen. Zo gebeurde het dat Wilhelmina met haar gevolg aan het riviertje de Vlist tussen Schoonhoven en Haastrecht werd aangehouden. Zij werd naar de vlakbij de Goejanverwellesluis gelegen boerderij van Adriaan Leeuwenhoek gebracht, waar De Lange van Wijngaarden, als commandant van het vrijcorps van Gouda, ingekwartierd was. Inmiddels was ook de Commissie van Defensie te Woerden ingelicht. In afwachting van de komst van de Commissie van Defensie bewaakte Daniël van Genderen met getrokken sabel het gezelschap .(24) Tijdens het eten en drinken ging deze Van Genderen bij het gezelschap aan tafel zitten. "Hij kende de vormen zo weinig, dat hij zich bij de Prinses neerzette; een vergrijp dat zij hem van harte vergaf, wel ziende dat het geen kwade kerel was".(25) ’s-Avonds arriveerde de Commissie van Defensie. Zij weigerde de Prinses doorgang te verlenen zonder goedkeuring van de Staten van Holland en stelde haar voor om de nacht op het kasteel van Woerden door te brengen. De Prinses besloot om de beslissing in Schoonhoven af te wachten, waarheen zij door twee leden van de Commissie werd begeleid. Bij het verlaten van de boerderij zei zij in het voorbijgaan tegen het commissielid Daniël Canter Camerlingh " Ik zal dit in uwe ogen doen druipen", waarop zij als antwoord kreeg: "daar zijt gij niet in staat toe mevrouw".(26) De volgende dag keerde zij naar Nijmegen terug en schreef haar broer, Frederik Willem II, koning van Pruisen, om hem over deze gebeurtenissen in te lichten.

De patriotten bleven op hun hoede en hielden er rekening mee, dat Wilhelmina nog eens een poging zou wagen om naar de voormalige residentie te reizen. Op 6 september 1787 meldde Daniël van Genderen vanuit Goejanverwellesluis, dat er een gerucht ging, dat de Prinses wederom in aantocht was. Zij zou dit maal bij Nieuwpoort voor een lijkkoets paarden besteld hebben en meende men, "onder het voorwendsel eener afgestorvenen naar Delft te brengen, eene doortogt zoude trachten te baanen".(27)

Het document "Anecdotes historiques et politiques" van de Lange van Wijngaarden werpt mijns inziens een nieuw licht op de reis en de aanhouding van Wilhelmina van Pruisen. Zoals gezegd schreef Cornelis de Lange dat men door onvoorzichtigheid van twee Oranjeaanhangers, van wie hij de namen kende, op de hoogte was gesteld van de reis van de prinses. Het is zeer aannemelijk dat zij met opzet deze informatie lieten uitlekken. Door bestelling van vijftien verse paarden bij Haastrecht gaven de Oranjegezinden tevens aan waar Wilhelmina de grens van Holland zou oversteken. Alleen een buitenlandse vorst of de stadhouder gebruikte zo’n groot aantal paarden. Zo zorgde de Oranjepartij dat de komst van de prinses niet onopgemerkt bleef.

Indien een incident met de patriotten was uitgebleven dan was zij naar ’s-Gravenhage doorgereisd in de hoop dat zij door haar komst een opstand van de aanhangers van Oranje tegen het patriottenbewind kon provoceren. Na haar aanhouding vond de prinses het ook niet noodzakelijk de beslissing van de Staten van Holland af te wachten en keerde de volgende dag naar Nijmegen terug. Zij had met de aanhouding door de patriotten haar doel bereikt. Door het incident bij de Goejanverwellesluis kon haar broer in Pruisen haar niet langer zijn hulp weigeren.

De komst van de Pruisen
Frederik Willem II, koning van Pruisen, beschouwde de aanhouding van zijn zuster als een belediging en eiste genoegdoening van de Staten van Holland. De Pruisische gezant F.W.von Thulemeier overhandigde op 9 september een ultimatum van zijn koning aan de Hollandse raadpensionaris Pieter van Bleiswijk.(28) Op 13 september trok een leger van 20.000 Pruisische soldaten onder aanvoering van K.W.F. hertog van Brunswijk (een neef van Lodewijk van Brunswijk "de dikke hertog") de Republiek binnen. Het rukte met drie colonnes tegelijk op en zij bereikte op 15 september reeds de eerste belangrijke vesting Vianen, die echter ontruimd bleek. Alleen vanaf het water ondervond men enige tegenstand van de patriotten. Op de rivier lag het fregatschip "De Waakzaamheid", dat door de Commissie van Defensie voor de verdediging van Vianen was aangekocht. Door de lage waterstand lag het vast, zodat het slechts onder één hoek op de naderende Pruisische troepen kon vuren. Om diezelfde reden was de inundatie daar eveneens mislukt.(29) Ook in Vreeswijk en Leerdam ondervonden de Pruisen weinig of geen tegenstand van de patriotten.

De verdediging door de patriotten
De voorbereidingen voor de verdediging door de Commissie van Defensie waren half september nog niet gereed. Veel inundaties waren nog niet uitgevoerd.
De rijngraaf Frederik van Salm deelde de Commissie mee, dat hij niet in staat was om de stad Utrecht te verdedigen. Daarom gaf de Commissie hem op 14 september het bevel om in uiterste nood de stad te verlaten en zijn troepen naar Holland terug te trekken. In de nacht van 15 op 16 september besloot hij reeds, met achterlating van munitie en geschut, om met zijn manschappen de stad te verlaten en naar Amsterdam te vluchten. Later schreef F.G.Blok dat de rijngraaf het bevel van de Commissie had gebruikt tot voorwendsel om de stad te verlaten. Door het vroegtijdig vertrek en de achterlating van munitie en geschut hadden de inwoners van Utrecht, die de munitie en geschut hadden bekostigd, veel schade geleden. De Pruisen konden zonder slag of stoot de stad binnentrekken. Volgens F.G. Blok, had de terugkeer van de stadhouder geenszins van die ontruiming afgehangen, maar was deze er alleen enige dagen door vervroegd.(30)

In de rest van het gewest Holland ging het met de verdediging niet veel beter. Kolonel A.Ph. van der Capellen, commandant te Gorinchem, meldde op 16 september aan de Commissie dat de situatie aldaar ellendig was, aangezien er niet een soldaat was, die een kanon kon bedienen.(31) Vlak voor de komst van de Pruisische troepen deed zich een incident voor op het oorlogsschip "De Spion", dat voor Loevestein lag. De commandant, Witte van Dam, werd door de luitenant-ter-zee, H.W. Smith, overgehaald om naar de stadhouder over te lopen en het schip naar de Gelderse wateren te varen. De tweede luitenant-ter-zee, P. van Aardenburg, wist dit echter op het laatste moment te voorkomen. De overlopers werden gearresteerd. Toen de Pruisen een week later dit gebied veroverden, werden Witte van Dam en H.W. Smit bevrijd en als helden geëerd. P.van Aardenburg werd gearresteerd en verbannen.(32)

Toen Daniël Canter Camerlingh en Martinus van Toulon, op 17 september in Woerden arriveerden van een reis uit Rotterdam, waar ze de manschappen op de oorlogsschepen de eed van trouw hadden afgenomen, bleken Jan de Witt, Cornelis van Foreest en Franciscus Blok, de andere leden van de Commissie, de dag daarvoor al naar Amsterdam te zijn gevlucht. Later schreef Van Toulon in zijn korte autobiografie dat zij Woerden heimelijk "als particuliere reizigers" hadden moeten verlaten, aangezien het volk vanwege de evacuatie van Utrecht, zeer ontevreden over de Commissie was.(33) Zij voegden zich bij de andere leden van de Commissie in Amsterdam. Daar bood Jan de Witt in zijn woning de Commissieleden een maaltijd aan "waarop zij elkanderen aandoenlijk bedanken voor de zoo goede harmonie, vriendschap, hulp en adsistentie onderling betoond en nemen van elkanderen niet zonder ’t storten van tranen afscheid, onder toewensching van de goddelijke bewaring en bijstand in deze zoo netelige en critique omstandigheden".

Intussen leidde de ontevredenheid over de Commissie en andere patriotten tot uitbarstingen; onder andere werden op 17 september in Gouda het huis van Martinus van Toulon op de Turfmarkt en het huis van De Lange van Wijngaarden op de Haven geplunderd en vernield. In het huis van Martinus van Toulon werd de wijnvoorraad door de plunderaars duchtig aangesproken. Van het huis van Daniël van Genderen op de Tiendeweg te Gouda werden de ruiten ingegooid.(34)

De terugkeer van Willem V naar ’s-Gravenhage
Op 18 september herstelden de Staten van Holland Willem V in zijn functies van kapitein-generaal en commandant van het garnizoen te ’s-Gravenhage. Twee dagen later keerde hij op hun verzoek terug naar Den Haag en werd de Commissie van Defensie ontslagen. In verband daarmee kreeg zij de opdracht een verantwoording van de werkzaamheden te schrijven.(35) Tevens werden de leden van de Commissie en De Lange van Wijngaarden te zamen met tien andere patriotten op verzoek van prinses Wilhelmina voor "althoos" uit hun ambten ontzet.(36) Dit "althoos" bleek van korte duur te zijn. Na de inval van de Fransen in 1795 voelde Willem V zich genoodzaakt om met zijn gezin naar Engeland te vluchten en keerden de leden en de andere patriotten die in 1787 uit hun ambt waren gezet, terug naar de Republiek, om nieuwe bestuursfuncties te vervullen.

De patriotten vluchten het land uit
De rijngraaf van Salm werd op 20 september voor het laatst gezien op de Overtoom bij Amsterdam. In december 1788 werd hij wegens desertie bij verstek door het Hof van Holland veroordeeld en uit de provincie Holland verbannen.(37) Waarschijnlijk is hij naar Frankrijk uitgeweken. Jan de Witt emigreerde eind september 1787 naar Frankrijk en keerde met de komst van de Fransen in 1795 terug in Holland, om weer een ambt in het stadsbestuur van Amsterdam te vervullen.(38) Franciscus G.Blok vluchtte in dezelfde tijd uit Holland. Hij verbleef korte tijd in Brabant om zich daarna tijdelijk in Antwerpen te vestigen.(39) In 1788 keerde hij terug in Leiden waar hij een advocatenpraktijk uitoefende,en hij in 1798 tot baljuw werd benoemd.(40) Martinus van Toulon en Daniël Canter Camerlingh durfden eind 1787 niet naar hun woonplaats terug te keren en waren ondergedoken in Amsterdam. In november 1787 gelastte het stadsbestuur hen de stad binnen 48 uur te verlaten. Van Toulon week uit naar Haarlem om vervolgens in december van dat jaar terug te keren in zijn huis te Gouda. Aangezien hij in zijn tuin werd uitgescholden en met stenen en dakpannen werd bekogeld, keerde hij in januari 1788 opnieuw "op bedekte wijze" terug naar Haarlem. In maart vertoonde hij zich weer in zijn woonplaats op straat en in de kerk. In mei 1788 vluchtten Canter Camerlingh, Van Foreest en Van Toulon incognito alsnog naar Brussel, aangezien zij door het Hof van Holland gedagvaard werden. In Brussel ontmoetten zij vele andere uitgeweken patriotten. Pas in september 1788 keerde Van Toulon definitief in zijn woonplaats terug, nadat zijn vrouw hem had bericht dat men wat gunstiger over de Commissie begon te denken "en mogelijk het verzoek van de procureur-generaal van het Hof van Holland tegen dezelve wel aan de spijker zou blijven hangen".(41) Martinus van Toulon oefende zijn ambt van ontvanger van de convooien en licenten van de Admiraliteit op de Maze tot 1811 uit. Daniël Canter Camerlingh werd in 1795 lid van de municipaliteit en werd later tot schout van Haarlem benoemd.(42) Ook Cornelis van Foreest bekleedde na de revolutie in 1795 tot aan zijn dood in 1825 verschillende bestuursfuncties.(43)

De eindverantwoording van de Commissie
Zoals reeds werd vermeld had de Commissie in 1787 van de Staten van Holland de opdracht gekregen om een rapport samen te stellen, waarin zij verantwoording voor hun werkzaamheden moesten afleggen. In oktober 1787 kwam de financiële verantwoording gereed.(44) Met de bestuursverandering in 1795 verviel de verplichting om het verslag af te ronden. Toch meenden de leden van de voormalige Commissie dat zij zich in een uitgebreid verslag moesten verdedigen. Zij voltooiden dit ’Omstandig Verslag’, waarin zij de gebeurtenissen van 1787 verwerkten, echter pas in 1803.(45)

1. A.Meddens-van Borselen, Inventaris van het archief van de Commissie van Defensie te Woerden, 1787 (inleiding) (’s-Gravenhage 1984)
2. H.T. Colenbrander, De patriottentijd, hoofdzakelijk naar buitenlandse bescheiden III (’s-Gravenhage 1899) 188-189.
3. A. van Hulzen, Utrecht in de patriottentijd (Zaltbommel 1966) 232-273.
4. Rijksarchief in Zuid-Holland (RAZH) Archief Commissie van Defensie, nr.12.
5. P.C. Molhuijsen en P.J. Blok, Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek VII (NNBW) (Leiden 1911) 269.
6. P.J. Blok, Geschiedenis eener Hollandsche stad III De Republiek (’s Gravenhage 1916) 142, 342-375.
7. NNBW V, (Leiden 1921) 957.
8. NNBW I, (Leiden 1911) 877.
9. J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 578-1795 II (Amsterdam 1947) 985.
10. R. Fruin en H.T. Colenbrander, Geschiedenis der Staatsinstellingen in Nederland tot den val der Republiek (’s-Gravenhage 1980) 353.
11. P.J. Blok, Geschiedenis eener Hollandsche stad , De Republiek III (’s-Gravenhage 1916) 365.
12. J.S. Bartstra, Vlootherstel en legeraugmentatie 1770-1780 (Assen 1952) 1-196.
13. brief van F.G.Blok in: P.Ph.J. Quint Ondaatje, Bijdrage tot de geschiedenis van de omwenteling van 1787 (Duinkerken 1791) 19 .
14. RAZH, Commissie van Defensie, nrs. 302-317.
15. Algemeen Rijksarchief (ARA), Tweede afdeling, archief Dumont Pigalle, nr. 92.
16. W.F. Lichtenauer, "Parallelle levens in de nieuwe geschiedenis. Twee Rotterdamse makelaars als amateurs in politiek en krijgskunde: de twee achterneven N. Montauban van Zwijndrecht en L.Zwijndrecht" Rotterdamse jaarboekje (1956) 91-164.
17. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nrs. 210-247.
18. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nrs. 209, 201 en 208.
19. C.H.E. de Wit, De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw 1780-1787, oligarchie en proletariaat (Oirsbeek 1974) 99.
20. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden nrs. 280 en 452-455.
21. H.T. Colenbrander, De Patriottentijd III 220-227.
22. RAZH, De Lange van Wijngaarden "Anecdotes historiques et poltiques" nr. 51 f.4v.
23. RAZH, De Lange van Wijngaarden: in "Anecdotes historiques et politiques" nr.51 f5.
24. RAZH, Commissie van Defensie te woerden nrs. 183 en 284-285.
25. H.T. Colenbrander III De Patriottentijd III 226.
26. ARA, Tweede afdeling, Toulon van der Koog nr.168 Levensbeschrijving van Martinus van Toulon, lid van de Commissie van Defensie te Woerden.
27. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nr. 184.
28. RAZH, Staten van Holland na 1572, nr.1169.
29. P.Kroeger, "Zuid-Holland en de Pruisische inval", Tijdschrift Zuid-Holland 7 (1961) 1-23 en RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nr.238.
30. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nr.6 en P.Ph.J.Quint Ondaatje, Bijdrage tot de geschiedenis der omwenteling van 1787 (Duinkerken 1791) 12-39 o.a. brief van F.G.Blok, voormalig lid van de Commissie van Defensie te Woerden, dd 21 december 1787 geschreven vanuit Antwerpen.
31. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nr.320.
32. W.F. Lichtenauer, "Parallelle levens in de nieuwe geschiedenis. Twee Rotterdamse makelaars als amateurs in politiek en krijgskunde: de twee achterneven N. Montauban van Zwijndrecht en L.Zwijndrecht" Rotterdamse jaarboekje (1956) 91-164.
33. ARA, Tweede afdeling, Toulon van der Koog, nr. 168.
34. J.Smit, Een regentendagboek uit de 18de eeuw Bijdrage oudheidkundige kring Die Goude 10 (1957), 822-823.
35. H.T Colenbrander, De Patriottentijd III 269-272.
36. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nrs. 249-250.
37. RAZH, Hof van Holland, nr. 5539-6.
38. J.E. Elias, De vroedschap van Amsterdam 1578-1795 II 985.
39. ARA, Tweede afdeling, Toulon van der Koog, nr. 168.
40. P.J. Blok, Geschiedenis eener Hollandsche stad III 345-378 en IV 39 en 76.
41. ARA, Tweede afdeling , Toulon van der Koog, nr. 168.
42. NNBW VII, 269.
43. NNBW I 877.
44. RAZH, Commissie van Defensie te Woerden, nr. 254.

45. Het verslag bevindt zich in het Rijksarchief in Zuid-Holland in het archief van de Commissie van Defensie te Woerden, nr.280.
De inzittenden van twee koetsen en een sjees werden opgebracht naar Hekendorp, waar zich het hoofdkwartier bevond. De rest van de dag bracht de prinses door op de boerderij van Arie Leeuwenhoek, aanvankelijk zittend op een stapel kazen; buiten stonden wachten, binnen iemand met een ontblote sabel. De Lange vroeg ondertussen toestemming aan de Staten van Holland of de prinses wel verder mocht reizen. Toen de Staten van Holland weigerden, omdat ze de rust in gevaar zou kunnen brengen, kreeg ze de gelegenheid terug te keren naar Schoonhoven. Toen er twee dagen later alsnog geen toestemming was, besloot ze onverrichter zake terug te keren naar Nijmegen. Zij spoorde vervolgens haar broer aan tot militair ingrijpen. Een verzoek aan de Staten om excuses aan te bieden leidde tot een tweetal ultimatums, het eerste op 6 augustus en het tweede ingaande op 10 september. Toen het gewest Holland niet reageerde volgde drie dagen later de Pruisische bezetting (Engeland steunde de bezetting en Frankrijk bleek financieel niet bij machte de zaak te keren). Op zondag 23 september waren beide terug in Den Haag, hoewel de prinses niet had nagelaten door Gouda te trekken. Aan het einde van het jaar eiste zij de vervanging van een groot aantal regenten. Enkele Pruisische generaals helden veel meer naar de kant van de Patriotten en spraken met minachting over de prins. Zijn macht en invloed zouden aan de prinses moeten worden overgedragen.

Bataafse Republiek
In januari 1795 week het prinselijk gezin uit naar Engeland. Van 1802 tot 1806 woonde het gezin afwisselend in Diez, Nassau en in Brunswijk. Op 10 januari 1814 keerde ze terug als weduwe. Vanaf 1814 woonde ze in Haarlem in Landhuis Welgelegen in de Haarlemmerhout, waar ze in 1815 tsaar Alexander I van Rusland ontving. Daar ontmoette zij opnieuw Cornelis Johan de Lange. Ze begroette hem met een grapje: Heden is Mijnheer mijn gevangene. Ik wacht U aan mijn tafel. Voor haar dochter Louise, ook weduwe, was inmiddels een buitenhuis aan de Spaarne ingericht.

Wilhelmina overleed in 1820 op Het Loo en werd begraven in Apeldoorn. Twee jaar later is zij in de nieuwe kelder van de grafkelder van de Oranjes in Delft bijgezet.

Marquis de Sade - Juliette
In de in 1801 uitgegeven roman Juliette komt de persoon voor van Sophia, nièce du roi de Prusse, die is getrouwd met de stadhouder. De hoofdpersoon Brisatesta beleeft een schandelijke affaire met 18-jarige Sophia. Gezien de tweede naam van Wilhelmina is het duidelijk dat met Sophia eigenlijk Wilhelmina van Pruisen wordt bedoeld. Ondanks dat de roman anoniem is uitgegeven wordt de naam van de Markies de Sade met het werk geassocieerd. Sade werd op bevel van Napoleon gearresteerd en zonder vorm van proces vastgezet. Hij bracht de laatste 13 jaar van zijn leven in de gevangenis door. Of de roman een kern van waarheid bevat of een politiek instrument was ten tijde van de Bataafse Republiek is niet duidelijk. Sade heeft steeds ontkent dat hij de schrijver was van Juliette.
Heerlijkheid:
Prinses van Pruisen
Kinderen van Willem en Frederica:
1 Frederica Louise Wilhelmina "Loulou" van Oranje-Nassau, geboren op woensdag 28 november 1770 in Den Haag. Volgt 71.
2 Willem Frederik van Oranje-Nassau der Nederlanden, geboren op maandag 24 augustus 1772 in Den Haag. Volgt 72.
71 Frederica Louise Wilhelmina "Loulou" van Oranje-Nassau is geboren op woensdag 28 november 1770 in Den Haag, dochter van Willem V Batavus van Oranje- Nassau (zie 70) en Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen. Frederica is overleden op vrijdag 15 oktober 1819 in Amsterdam (NL), 48 jaar oud.
Notitie bij Frederica: "Loulou" en haar man bleven kinderloos. Karel stierf op 20 september 1806. De prinses voegde zich daarna weer bij haar naar Engeland gevluchte familie. Toen die in januari 1814 weer terug kon naar de Nederlanden, trok ook Louise naar Haarlem, en kocht een buitenhuis, genaamd Zorgvliet, niet ver van haar moeder, die op het Landhuis Welgelegen woonde.
Frederica trouwde met Karel George August van Brunswijk-Wolfenbüttel. Karel is geboren op zaterdag 8 februari 1766 in Londen, zoon van Karel Willem Ferdinand van Brunswijk en Augusta Frederika van Wales van Hannover. Karel is overleden op zaterdag 20 september 1806 in Antoinettenruh, 40 jaar oud.
Notitie bij Karel: Hij was de zoon van Karel Willem Ferdinand van Brunswijk en Augusta Frederika van Hannover, prinses van Groot-Brittannië en Ierland.

Hij trouwde op 14 oktober 1790 met Frederica Louise Wilhelmina van Oranje-Nassau, de dochter van stadhouder Willem V van Oranje-Nassau en Wilhelmina van Pruisen. Willem V had toestemming verleend voor het huwelijk als beloning voor zijn vader, die het Pruisische leger in 1787 leidde tegen de Patriotten in Nederland en de stadhouder herstelde in zijn macht. Het huwelijk bleef kinderloos. Karel was zwakbegaafd en werd later vrijwel geheel blind. Tot zijn dood zestien jaar later werd hij door zijn vrouw verzorgd. Hij stierf kort voor zijn vader op 20 september 1806, zodat die na zijn dood op 10 november van datzelfde jaar werd opgevolgd door Karels jongste broer Frederik Willem (1771-1815). Zijn broers George (1769-1811) en August (1770-1820) waren ook zwakbegaafd en werden vanwege hun handicap gepasseerd in de troonopvolging.
72 Willem Frederik van Oranje-Nassau der Nederlanden is geboren op maandag 24 augustus 1772 in Den Haag, zoon van Willem V Batavus van Oranje- Nassau (zie 70) en Frederica Sophia Wilhelmina van Pruisen. Willem is overleden op dinsdag 12 december 1843 in Berlijn, 71 jaar oud.
Notitie bij Willem: Van Engeland naar Napoleon
In 1793 streed hij als kapitein-generaal tegen de Fransen in de zuidelijke Nederlanden en Noord-Frankrijk. Aanvankelijk leken de Franse revolutionairen teruggedrongen, maar ze kwamen terug. In 1795 stond hij eerst als erfprins, 23-jaar oud, aan het hoofd van het Staatse leger tegen de Franse invallers. Toen de Fransen echter waren opgerukt vluchtte hij met zijn vader naar Engeland. Op 6 januari 1799 overleed zijn broer prins Frederik, die als generaal in Oostenrijkse dienst streed tegen Napoleon. In augustus 1799 probeerde Willem met Engeland en Rusland het stadhouderlijk gezag te herstellen vanuit Noord-Holland, maar deze militaire actie mislukte. Op 10 oktober 1799 werd een bestand getekend in Alkmaar en een week later waren de Engelse en Russische troepen verdwenen. Zijn vader legde zich nu neer bij het feit dat de politieke rol van de Oranjes geheel uitgespeeld was. Zo nog niet zoon Willem, die uiteindelijk in 1803 als compensatie voor het verlies van de Nederlanden van Napoleon de voormalige prinsbisdommen Fulda en Corvey, de Abdij Weingarten en de rijksstad Dortmund verkreeg. Dit samen ging het vorstendom Nassau-Oranje-Fulda vormen. In 1801 probeerde de erfprins via zijn afgezant Maximiliaan d’Hangest Eerste Consul van de Nederlandse Republiek te worden in dienst van Napoleon. Omdat de tegemoetkoming op prijs werd gesteld, werd Willem uitgenodigd om naar Parijs te komen, waar hij op 25 februari 1802 een bezoek bracht aan Napoleon. Voor de functie van Eerste Consul werd hij afgewezen. Daarnaast vroeg en kreeg hij Duits gebied ter compensatie van de verloren Nederlandse domeinen (deze Duitse gebieden dienen te worden onderscheiden van de stamlanden van Nassau, die steeds in het bezit van de Oranjes zijn geweest). Op 23 mei 1802 sloten Frankrijk en Pruisen een verdrag, waarbij Fulda en een aantal andere gebieden (Corvey, Weingarten en Dortmund) aan de erfprins van Oranje worden toegezegd. Op 22 oktober bezetten Pruisische troepen het prins-bisdom om de belangen van Oranje veilig te stellen en op 6 december hield Willem zijn intocht in Fulda.

Van Napoleon naar Pruisen
Na de dood van zijn vader op 8 april 1806 in Brunswijk, werd Willem ook vorst van Nassau. Willem zou de landen niet in bezit nemen. Op 12 juli 1806 werd de Rijnbond gesloten en een deel van de landen van Willem werden onder de soevereiniteit van andere vorsten geplaatst. Willem was als Napoleons vazal in het vorstendom Fulda niet verschenen en zodoende werd in artikel 24 werd de heerlijkheid Weingarten bij het koninkrijk Württemberg gevoegd, de graafschappen Siegen, Dillenburg en Hadamar bij het groothertogdom Berg en het graafschap Diez en het aandeel in het dorp Münzfelden aan het hertogdom Nassau. Op dit moment bleven dus nog Fulda, Corvey en Dortmund over. Toen op 6 augustus een einde kwam aan het Heilige Roomse Rijk was Willem theoretisch zelfs soeverein vorst van deze landen. In augustus 1806 besloot Pruisen, dat in de twee voorgaande oorlogen tegen Frankrijk neutraal was gebleven, om zich bij de coalitie te voegen en de oorlog aan Frankrijk te verklaren, vanwege de Franse inmenging in Duitse zaken. Pruisen stelde een ultimatum aan Napoleon dat afliep op 1 oktober 1806. Willem koos voor zijn familiebanden met Pruisen en liep over naar de coalitie tegen Napoleon. De Vierde Coalitieoorlog tegen Napoleon

verliep echter dramatisch voor Pruisen. Na de Slag bij Auerstedt werd Willem op 16 oktober te Erfurt in zijn functie van Pruisisch generaal door de Fransen gevangengenomen. Hij werd nog dezelfde dag weer in vrijheid gesteld en vluchtte daarna richting Berlijn. Op 31 oktober ontnam Napoleon de prins vanwege diens verraad bij legerorder zijn vorstendommen. Napoleon schonk hem ter compensatie later een pensioen voor dit verlies, dat in eerste instantie was bedoeld ter compensatie van het verlies van zijn Nederlandse domeinen. Na de Pruisische nederlaag probeerde Willem zijn Duitse bezittingen van Napoleon terug te krijgen, maar dit was tevergeefs gebleken.

Met Pruisen naar de overwinning
Na de nederlaag van Napoleon in 1813 in de Slag bij Leipzig stortte het staatkundige systeem in Midden-Duitsland ineen. De oude situatie werd niet zonder meer hersteld, de meeste gebieden kwamen onder militair bestuur te staan van Rusland, Oostenrijk of Pruisen. Willem werd echter door zijn banden met Pruisen direct hersteld in de gebieden van voor 1803. Het (Napoleontische) groothertogdom Berg bestond niet meer en in de Nassause graafschappen Siegen, Dillenburg en Hadamar kon de restautatie direct uitgevoerd worden. Voor het graafschap Diez lag de situatie iets anders, want de hertog van Nassau had zich op tijd bij de geallieerden aangesloten. Toch werd ook dit gebied weer aan Oranje overgedragen. Uiteindelijk zou de regering van Willem I in Nassau maar van korte duur zijn. In 1815 werd er een verdrag met Pruisen gesloten, waarbij de oude stamlanden van Nassau werden afgestaan in ruil voor het nieuwe groothertogdom Luxemburg.

Koning der Nederlanden
Op 30 november 1813 zette Willem na achttien jaar weer voet op Nederlandse bodem. In Londen was hij per brief uitgenodigd als "soeverein vorst" de regering op zich te nemen. De brief was afkomstig van het driemanschap van 1813, de Haagse notabelen Gijsbert Karel van Hogendorp, Frans Adam van der Duyn van Maasdam en Leopold van Limburg Stirum. Maar feitelijk was dit slechts het excuus voor deze staatsgreep die door de Engelse geheime dienst, aangestuurd door de Britse minister van buitenlandse zaken, Castlereagh, werd uitgevoerd. (Vóór de Franse tijd was er helemaal geen koninkrijk, dus van herstel daarvan kon geen sprake zijn). Willem aanvaardde hun uitnodiging en een Engels fregat bracht hem naar de kust van Scheveningen. Met een boerenwagen werd hij vervolgens naar het strand gereden. Een van de eerste dingen die hij in Nederland deed, was een proclamatie uitvaardigen, waarin hij aankondigde: "Ons gemeene Vaderland is gered: De oude tyden zullen weldra herleeven." Er kwam in 1815 een Oproerwet en de persvrijheid werd aan banden gelegd. Van Hogendorp werd door de koning ontslagen wegens kritiek op de gang van zaken.

In 1815 keerde Napoleon kortstondig terug en aan Willem werden op het Congres van Wenen de voormalige Oostenrijkse Nederlanden toegezegd (die hij reeds stilzwijgend had bezet). De Nederlanden zouden, zo hoopten Engeland en Pruisen, een sterke bufferstaat aan Frankrijks noordgrens vormen. Op 16 maart 1815 nam soeverein vorst Willem I zelf de titel koning der Nederlanden aan. Hij werd ook hertog van Limburg en groothertog van Luxemburg. Voor de inhuldiging in de Nieuwe kerk is een houten model van een kroon met goud beschilderd, blijkbaar was er zo snel niets anders voor handen. Zo ontstond een Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Een nieuwe grondwet werd opgesteld: het Zuiden werd verplicht samen te gaan met het Noorden. Willem was tevreden met zijn machtsuitbreiding; Engeland behield evenwel Duinkerken als steunpunt op het continent.

Koning Willem I kon gebruikmaken van de bestuurlijke infrastructuur die het Franse Keizerrijk en het Koninkrijk Holland hadden achtergelaten. De republikeinse inwoners van het noorden waren gewend geraakt aan een centraal bestuur met een hofcultuur. Willem I versterkte die cultuur door hoffunctionarissen te benoemen. Er werd een nieuwe adel gecreëerd in de Noordelijke provincies waar oude adel vrijwel ontbrak of uitgestorven was. Koning Willem I wilde geen politieke afrekening met de bestuurlijke elite die Lodewijk Napoleon en Napoleon I hadden gesteund; hij benoemde zelfs voormalige patriotten zoals Jan Willem Janssens op hoge posten. De koning zag zijn ministers als zijn "dienaren" en liet zijn Koninklijke Besluiten steeds contrasigneren, zichzelf indekkend. Vastgesteld kan worden dat de basis voor zijn koningschap door Koning Lodewijk Napoleon al was gelegd. De bestuursstijl van Koning Willem I nam hij aanvankelijk over van de door het volk zo geliefde Lodewijk Napoleon. De initiatieven die door Lodewijk Napoleon rond de verbetering van de infrastructuur, de waterwegen, en de teruggave van de katholieke kerken in gang was gezet werden door Koning Willem I voortgezet. Later ontwikkelde Willem I zich als een autoritaire vorst.

De regering zou om het jaar in ’s-Gravenhage en in Brussel resideren. Voor de koning werd een nieuw Koninklijk paleis in Brussel gebouwd. Willem I beschikte ook over het Kasteel van Laken, het Huis ten Bosch, Paleis Soestdijk, Paleis Het Loo, Paleis Noordeinde, en het Paleis op de Dam. Een aantal Oranje-residenties had de Franse tijd niet overleefd. De voertaal van het hof was Frans en de wetten werden in het Frans en het Nederlands afgekondigd.

Willem als absoluut monarch wilde als verlicht despoot wel enkele hervormingen uit de Franse Tijd handhaven. Willem was een economische ondernemer, die veel investeringen deed in de Belgische industrie. Hij was oprichter en zelf ook een belangrijke aandeelhouder van de, later Belgische, Generale Maatschappij. In 1824 stichtte hij de Nederlandsche Handel-Maatschappij. Willem was verdienstelijk voor de Waterstaat. Nieuwe kanalen en straatwegen werden in zijn opdracht aangelegd, eindigde dit met winst dan was het in zijn voordeel. Eindigde dit in verlies dan droeg de staat dit. Ook nam hij het initiatief voor de aanleg van spoorwegen.[bron?] Willem was de eerste kapitalistische heerser van Europa, die met enigszins moderne methoden zijn inkomsten enorm vergrootte terwijl het volk verpauperde. Een derde van de bevolking van Amsterdam leefde van de bijstand. Hij was daarbij zeker niet recht door zee. Zijn vermogen werd in 1815 geschat op 10 miljoen en werd 25 jaar later geschat op 200 miljoen gulden, het twintigvoudige. Hij maakte werk van de invoering van het metrieke stelsel en wilde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden een eenheidsstaat maken. Op godsdienstig en taalkundig gebied ondervonden deze hervormingen weerstand.

Verlies van België
In Vlaanderen werd Nederlands de officiële taal, tot ongenoegen van de in sterke mate verfranste burgerij. Ook de staatscontrole op de katholieke seminaries kwam hem op verzet te staan. De katholieken wilden zich niet onderwerpen aan deze protestantse vorst. Toen op 25 augustus 1830 een nationalistische opera in Brussel werd opgevoerd (De Stomme van Portici), brak de Belgische Revolutie uit, die uitmondde in een onafhankelijk koninkrijk België.

Willem stuurde in 1831 een leger naar België om Brussel te heroveren, het stond onder opperbevel van kroonprins Willem en onder andere onder bevel van de tweede zoon van de koning, Frederik en generaal Saksen-Weimar. Deze Tiendaagse Veldtocht werd ondanks aanvankelijke successen een fiasco ook omdat de Franse koning troepen stuurde om koning Leopold te helpen. De Belgische koning had diplomatiek een grote alliantie. Willem werd onder grote diplomatieke druk verplicht de onafhankelijkheid van het koninkrijk België te aanvaarden. Hoewel Willem de steun van de grootmachten verloor, bleef hij zich koppig tegen vrede verzetten. De koopman-koning maakte de staat praktisch bankroet met zijn volhardingspolitiek en zijn reputatie als betrouwbaar financieel genie kreeg een deuk. In 1839 erkende hij uiteindelijk de jonge Belgische staat. De afscheiding vereiste nu een grondwetswijziging, waarbij ook de strafrechtelijke verantwoording voor de koning werd ingevoerd (1840). Dit was een inperking van ’s konings macht en Willem vond dit te ver gaan.

Abdicatie
Dit en de Belgische afscheiding waren de voornaamste redenen voor Willem om op 7 oktober 1840 troonsafstand (abdicatie) te doen ten gunste van zijn zoon die daarna als Willem II de troon besteeg. Willem werd nog impopulairder toen hij in 1841 een morganatisch huwelijk sloot met de katholieke H.R. rijksgravin Henriëtte d’Oultremont de Wégimont, die van vaders zijde stamde uit een Waalse adellijke familie. Willems abdicatie betekende niet het einde van zijn bemoeienissen met ’s Rijks financiën, hij leende de staat tegen rente een grote som "verkregen" geld om bankroet te voorkomen. In 1843 overleed Willem in Berlijn op 71-jarige leeftijd.

Vrij onbekend is dat Willem I reeds overgrootvader was toen hij overleed; zijn kleinzoon, de latere koning Willem III, was reeds vader geworden van de erfopvolger Willem (Wiwill). Wiwill overleed in 1879 voor de troonopvolging, waardoor er nooit vier regerende generaties staatshoofden tegelijk in leven waren. De enige keer dat de vier generaties samen in het openbaar verschenen, was tijdens de doop van achterkleinzoon Wiwill in 1840. Bij zijn overlijden was er net een tweede achterkleinzoon geboren: Maurits (15 september 1843), en was zijn kleindochter Sophie zwanger van een derde kind.

Na de dood van stadhouder Willem V stond hij tot 1815 bekend als Willem VI
Heerlijkheid:
van 1813 tot 1815 soeverein vorst en van 1815 tot 1840 de eerste koning der Nederlanden
Willem:
(1) trouwde met Henriëtte Adriana Ludovica Flora d’Oultremont de Wégimont. Henriëtte is geboren op dinsdag 28 februari 1792 in Maastricht. Henriëtte is overleden op woensdag 26 oktober 1864 in Aken (D), 72 jaar oud.
Notitie bij Henriëtte: Henrica Adriana Ludovica Flora Rijksgravin d’Oultremont de Wégimont (of Henriëtte Adrienne Louise Florée d’Oultremont de Wégimont) was de dochter van de Waalse H.R. Rijksgraaf Ferdinand L.F.M. d’Oultremont de Wégimont en de Wageningse admiraalsdochter Johanna Susanna Hartsinck. Jean d’Oultremont was haar grootvader. Uit het huwelijk van haar ouders werden nog twee zonen en twee dochters geboren. Uit het eerste huwelijk van haar moeder met Dirck de Smeth (1754-1779) was in 1779 al een zoon Theodorus geboren. Deze Theodorus werd later Heer van Deurne, Liessel, en Alphen en Rietveld.
In 1841 huwde Henriëtte op 49-jarige leeftijd met de in 1840 afgetreden koning van het Koninkrijk der Nederlanden, Willem I Frederik van Oranje-Nassau. Het voorgenomen huwelijk had veel opschudding veroorzaakt, omdat de wortels van Henriëtte deels in het net afgescheiden België lagen. Pas na het aftreden van Willem I was het mogelijk het huwelijk door te zetten. Bij haar huwelijk kregen haar man en zij de titels Graaf en Gravin van Nassau. Ze werd spottend ook wel ’Jetje Dondermond’ genoemd. In 1862 werd zij gefotografeerd te Parijs. In 1864 overleed ze op kasteel Laurensberg bij Aken, 72 jaar oud. In tegenstelling tot haar man, de ex-koning, werd Henriëtte niet begraven in de koninklijke grafkelder te Delft, maar in haar familiegraf te Wégimont (bij Ayeneux).

Er bestaan geruchten dat Willem I al tijdens zijn huwelijk met zijn eerste vrouw buitenechtelijke escapades had met Henriette. Hieruit zouden rond 1810 twee kinderen zijn geboren die na de geboorte de achternaam Fitten kregen (Elisabeth Ludovica Albertina; 1808-1889 en Peter Heinrich; ?-1889).
Wetenschappelijk onderzoek heeft echter aangetoond dat dit gerucht vrij onwaarschijnlijk is.
Heerlijkheid:
gravin van Nassau
(2) trouwde, 18 of 19 jaar oud, in 1791 met Frederica Louisa Wilhelmina ( Zij werd ook wel Mimi genoemd) van Pruisen, 16 of 17 jaar oud. Frederica is geboren op vrijdag 18 november 1774 in Potsdam, dochter van Frederik Willem II van Pruisen en Frederika Louisa van Hessen-Darmstadt. Frederica is overleden op donderdag 12 oktober 1837 in Den Haag, 62 jaar oud.
Notitie bij Frederica: Jeugd (1774-1791)
Prinses Wilhelmina was een dochter van koning Frederik Willem II van Pruisen en diens tweede echtgenote Frederika van Hessen-Darmstadt. Ze werd onder invloed van haar door plichtsbesef doordrongen oudoom Frederik de Grote en de ideeën van Voltaire opgevoed aan het Pruisische hof. Ze beheerste verschillende talen.

Wilhelmina was kunstzinnig. Ze was muzikaal en kon goed schilderen. Mimi schilderde het liefst Bijbelse taferelen en familieportretten. Daarnaast speelde ze graag in toneelstukken aan het hof en borduurde ze; iets dat ze aan het Nederlandse hof later ook zou blijven doen.

Echtgenote van de erfstadhouder (1791-1814)
Op bijna 17-jarige leeftijd werd ze door haar ouders uitgehuwelijkt aan haar volle neef Willem Frederik van Oranje-Nassau, de latere koning Willem I. Ze huwden op 1 oktober 1791, en het feest duurde zeventien dagen.

Het paar woonde in paleis Noordeinde alwaar hun oudste kind werd geboren:

Willem II (1792-1849);
Ondertussen werd de positie van de Oranjes door de Franse dreiging steeds onzekerder. Mimi trok zich deze situatie erg aan, waardoor werd besloten haar in de zomer van 1794 naar het bosrijke paleis Soestdijk te sturen om te herstellen van haar geschokte gezondheid. Uiteindelijk moest zij in januari 1795 met de stadhouderlijke familie vluchten naar Engeland. Door alle stress die de vlucht met zich mee bracht kreeg Wilhelmina medio 1794 een miskraam.

In april 1796 verlieten Wilhelmina en haar echtgenoot Engeland om zich bij de ouders van Mimi in Pruisen te voegen. Aldaar werden geboren:

Frederik (1797-1881);
Paulina (1800-1806);
Haar man leidde zacht gezegd van 1795 tot 1813 een weinig roemrijk leven, aanvankelijk tegen Napoleon, toen zelfs mét Napoleon en later weer tegen Napoleon. Ook was hij vaak van huis, wat Wilhelmina geen goed deed. Zij had zich erg gehecht aan haar man en kon de perioden dat hij van huis was moeilijk doorbrengen. Inmiddels had echtgenoot Willem van Napoleon vorstendom Fulda toegewezen gekregen. Hier resideerden Willem en Wilhelmina als een soort Duits vorstenpaar, terwijl ze de winter standaard in Berlijn doorbrachten. In Berlijn hadden ze de beschikking over het zogeheten Niederländisches Palais.

Toen man Willem weigerde toe te treden tot de Duitse Rijnbond raakten zij het vorstendom Fulda kwijt. Wilhelmina, die op 30 augustus 1806 bevallen was van een levenloos kind, moest kort daarop vluchten voor oprukkende Franse troepen. Tijdens het reizen door het slechte weer werd dochtertje Pauline ernstig ziek. Zij stierf in december in haar moeders armen. Wilhelmina kon zich nauwelijks scheiden van het lichaampje van haar dochter, en men vreesde voor haar verstand. De Fransen hadden inmiddels Pruisen bezet, en zodoende de macht over het gaan en staan van Wilhelmina en haar Pruisische familie. Na een verzoekschrift aan Napoleon werd Wilhelmina toegestaan onder streng Frans toezicht naar Berlijn te trekken; alwaar ze korte tijd ook geen correspondentie mocht onderhouden met haar man. Nadat haar man toegestaan werd zijn vrouw te bezoeken nam hij hun oudste zoon mee naar Engeland; iets waar Wilhelmina helemaal niet achterstond. Zij wilde haar kinderen graag in Pruisen om zich heen houden en bezocht vaak hun lessen. De kinderen werden ook met grote bemoeienis van haarzelf opgevoed; iets dat tot dan toe bij weinig adellijke moeders het geval was.

In mei 1810 werd in Berlijn een tweede dochtertje geboren:

Marianne (1810-1883);
In maart 1813 moesten de Fransen zich terugtrekken uit Berlijn, maar kwamen kort daarna weer terug. Hierdoor zocht Wilhelmina haar toevlucht op haar landerijen in Silezië, die ze het jaar daarvoor had gekocht. Ze leefde hier in vrij primitieve omstandigheden. Kort nadat Napoleon voor de eerste keer werd verslagen kon zij eind 1813 Silezië verlaten om naar Nederland te komen. Hier was haar echtgenoot inmiddels uitgeroepen tot soeverein-koning van Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.

Koningin der Nederlanden (1814-1837)
Hoe sterk haar moedergevoel was bleek toen Napoleon definitief bij Waterloo werd verslagen. Oudste zoon Willem raakte in zijn schouder gewond en Wilhelmina begaf zich naar het hoofdkwartier om haar zoon hoogstpersoonlijk te verplegen.

In haar rol als koningin was ze minder geslaagd. Op haar onderdanen kwam ze kil over doordat ze vrijwel alleen contact had met familie en hofdames. Toch gaf ze gul aan liefdadigheid. Koning Willem raadpleegde zijn echtgenote nooit. Ze bleef vriendelijk en bescheiden, maar het volk had veel kritiek op haar. Zo kleedde zij zich op een ouderwets Duitse manier; iets dat tot veel spot leidde bij de vrouwen uit Brussel. Aldaar bracht Wilhelmina met haar hofhouding afwisselend met Den Haag de zomer door. ’s Winters werd de tijd op Paleis Het Loo of in het Kasteel van Laken doorgebracht. Ook reisde ze bijna jaarlijks naar Berlijn, alwaar ze representatieve taken uitvoerde uit naam van haar broer Frederik Willem, de koning van Pruisen.

Haar grote passie, schilderen, bleef ze ook als koningin uitoefenen. Zo kwam de bekende schilder Friedrich Bury naar de Nederlanden om haar lessen te geven. De koningin bezocht ook met enige regelmaat tentoonstellingen en was beschermvrouwe van verschillende musea.

In de jaren van 1820 begon Wilhelmina te kwakkelen met haar gezondheid. In 1829 werd al gemeld dat sommigen schrokken van de magerheid en bleekheid van de koningin. De jaren daarna ging ze achteruit; de Belgische Revolutie en de de gespannen relatie tussen haar echtgenoot en haar oudste zoon zullen hier zeker aan hebben bijgedragen. Aan openbare gelegenheden nam ze zo weinig mogelijk deel; ze hield er niet van dat de aandacht op haar werd gevestigd. Toen ze in april 1837 met de koning in Amsterdam een schouwburgvoorstelling bijwoonde schrok men van haar vervallen uiterlijk, gebogen houding en moeilijke gang. Haar laatste reis maakte ze in mei/juni naar Berlijn, toen ze de doop van kleinzoon Albert koste wat kost mee wilde maken. Sterk vermoeid keerde ze terug naar Nederland, en bracht de zomer daarna door op paleis Het Loo. Op 4 oktober reisde zij met haar echtgenoot naar Den Haag; Wilhelmina was zeer sterk verzwakt tijdens deze reis. Eenmaal in Den Haag verergerde haar toestand. Enkele dagen na aankomst in Den Haag overleed zij op bijna 63-jarige leeftijd, terwijl haar echtgenoot, zoons Willem & Frederik en kleinzoon Willem aan haar bed stonden.

Koningin Wilhelmina werd op 26 oktober te Delft bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau.
Kinderen van Willem en Frederica:
1 Willem II Frederik George Lodewijk (de Held van Waterloo en Slender Billy) der Nederlanden, geboren op donderdag 6 december 1792 in Den Haag. Volgt 73.
2 Willem Frederik Karel van Oranje-Nassau, geboren op dinsdag 28 februari 1797 in Berlijn. Volgt 92.
3 Wilhelmina Frederika Louise Paulina Charlotte van Oranje- Nassau, geboren op zaterdag 1 maart 1800 in Berlijn. Wilhelmina is overleden op maandag 22 december 1806 in Freienwalde, 6 jaar oud.
Notitie bij Wilhelmina: Prinses Paulina werd geboren in Berlijn terwijl haar ouders gedurende de Franse overheersing in ballingschap daar verbleven. Ze is vernoemd naar tsaar Paul I van Rusland. Haar oudere broer Frederik (1797-1881) was ook in Berlijn geboren.

Vanaf 1803 woonde ze met haar familie op de Duitse familiebezittingen in Nassau. Aldaar ontmoette ze voor het eerst haar grootouders. Ze kon het erg goed met hen vinden, en de ex-stadhouder Willem V gaf haar zelf de bijnaam Polly. Met name haar grootvader was erg blij haar te zien, aangezien het nog nooit in de geschiedenis voor was gekomen dat een Oranje-stadhouder bij leven een kleindochter had gekend. Toen men een bal gaf ter gelegenheid van de verjaardag van haar vader walste de oude zwaarlijvige ex-stadhouder met de jonge Paulina door de grote balzaal van het slot. Sinds 1804 woonde het gezin van Willem in Berlijn, waar hij een paleis had gekocht aan het Unter den Linden (nr. 36). Het paleis staat bekend als het Niederländische Palais.

Op vijfjarige leeftijd logeerde zij ook nog eens met haar oudere broers bij de grootouders op Oranienstein. Bij die gelegenheid gaf ze Willem V zelfgemaakte kousenbanden voor zijn verjaardag, waaraan zij de hele winter had gewerkt.

Vanaf de geboorte had Paulina een zwakke gezondheid. Dit was mogelijk het gevolg van de gespannen situatie waarin haar moeder verkeerde tijdens haar zwangerschap. Volgens de behandelende arts leed ze aan zenuwkoorts.

In oktober 1806 moest ze met haar moeder en broertjes vluchten voor het Franse leger. Het gezin vluchtte van Berlijn richting Koningsbergen. Mede door de slechte weersomstandigheden verslechterde de gezondheidstoestand van Paulina zeer snel. Haar moeder Wilhelmina kon zich daarna nauwelijks scheidden van haar sterfbed en men vreesde voor haar verstand. Volgens één lezing zou ze zijn overleden in de woning van een burgemeester die hen tijdelijk huisvestte, maar volgens een andere lezing zou ze zijn overleden op het slot Freienwalde, een van de koninklijke Pruisische bezittingen ten noordoosten van Berlijn, nabij de Oder. Het landgoed werd kort daarvoor bewoond door prinses Frederika van Hessen-Darmstadt (1751-1805), haar grootmoeder van moederszijde. Berlijn werd ingenomen door de Fransen op 27 oktober 1806, de vestingstad Küstrin aan de Oder op 1 november. Het Pruisische leger onder Blücher capituleerde uiteindelijk op 7 november 1806. Haar vader was krijgsgevangen geraakt tijdens de verloren Slag bij Auerstedt op 14 oktober 1806, maar mocht op zijn erewoord weer vertrekken.

Op 15 december 1806 was Paulina’s toestand zorgelijk geworden en een week later overleed ze, op 22 december 1806. Men heeft haar lichaam begraven in Duitsland op het landgoed Freienwalde. Een grafmonument werd pas in 1813 gerealiseerd door beeldhouwer Godfried Schadow. Het vergeten graf van Pauline werd na 1909 herontdekt door de nieuwe eigenaar van Freienwalde, Walter Rathenau. Hij ontdekte op het landgoed een verweerd grafmonument. Op het monument bleek de naam te staan van prinses Pauline. Het nieuws werd direct gemeld aan koningin Wilhelmina, die de stoffelijke resten liet opgraven. Zonder al te veel plichtplegingen werd het kistje van Pauline in maart 1911 naar Nederland gebracht door de Nederlandse gezant in Berlijn, baron Gevers en de kamerheer jhr. W.J.P. van den Bosch. Het bronzen kistje stond gedurende de reis in het bagagerek.

Prinses Paulina is op 7 april 1911 bijgezet in de koninklijke grafkelder in de Nieuwe Kerk te Delft. Het door Schadow ontworpen grafmonument is als cenotaaf opgenomen in de kerk van Delft. De tekst vermeldt: "Grabmal der Prinzessin Wilhelmine Friderike Louise Pauline Charlotte von Oranien und Nassau - Geboren zu Berlin den 1 Maerz 1800 - Gestorben zu Freienwalde den 22 Dezember 1806"
Titel:
Prinses van Oranje-Nassau
4 Wilhelmina Frederica Louisa Charlotte Marianne der Nederlanden, geboren op woensdag 9 mei 1810 in Berlijn. Volgt 139.
73 Willem II Frederik George Lodewijk (de Held van Waterloo en Slender Billy) der Nederlanden is geboren op donderdag 6 december 1792 in Den Haag, zoon van Willem Frederik van Oranje-Nassau der Nederlanden (zie 72) en Frederica Louisa Wilhelmina ( Zij werd ook wel Mimi genoemd) van Pruisen. Willem is overleden op zaterdag 17 maart 1849 in Tilburg, 56 jaar oud.
Notitie bij Willem: Willem (roepnaam "Guillot") werd geboren in Den Haag als zoon van de latere koning Willem I en van Wilhelmina van Pruisen. Na de vlucht in 1795 van zijn grootvader stadhouder Willem V en de uitroeping van de Bataafse Republiek trokken zijn ouders met hun driejarige eerst naar Engeland en daarna naar Duitsland.

Zijn jeugd bracht Willem door aan het hof van de koning van Pruisen waar hij een militaire opleiding kreeg en diende in het Pruisische leger. In Spanje diende hij onder Wellington in het Engelse leger. In 1813 keerde hij met zijn vader terug naar Nederland. In 1815 werd hij troonopvolger. Hij nam dienst in het leger toen Napoleon uit Elba ontsnapte en nam als Engels generaal deel aan de Slag bij Waterloo, waaruit hij licht gewond, en in de ogen van sommigen zelfs als de "held van Waterloo", terugkwam. Bij de herdenking van de slag in 1865 maakte Multatuli deze gedachte belachelijk in zijn satire De zegen Gods door Waterloo. De latere koning heet hier Prins Willem de Groote van Oranje.

Van december 1813 tot mei 1814 was Willem verloofd met de Britse kroonprinses Charlotte Augusta, dochter van de latere koning George IV. Zij verbrak de verloving, en huwde later met Leopold van Saksen-Coburg. Willem II trad daarop in februari 1816 in het huwelijk met Anna Paulowna, dochter van Paul I van Rusland.

Verenigd Koninkrijk der Nederlanden
Na de hereniging van de Nederlanden werd hij o.a. minister van defensie in de regering van zijn vader. Hij verbleef echter meestal in de Zuidelijke Nederlanden in Brussel, ook in de halve jaren dat de regering zetelde in Den Haag (er was immers een beurtrol voor Brussel en Den Haag). Daar kwam hij in 1816 in contact met Franse revolutionairen die de Bourbonmonarchie wilden afzetten en een burgerlijk bestuur wilden invoeren, en Zuid-Nederland bij Frankrijk wilden voegen. Willem werd de kandidaat van deze rattachisten om Lodewijk XVIII op te volgen. Willems zwager, tsaar Alexander I, kwam echter via zijn zuster dit plan te weten en lichtte koning Willem I in. Die was razend, en vader en zoon leefden vervolgens in onmin.

Willem had zijn les niet geleerd. In 1820 ontdekte de Franse regering weer een complot tegen Lodewijk XVIII waar Willem een rol in speelde. Met diplomatieke heksentoeren kon Willem I een rel vermijden.

In 1829 werd Willem benoemd tot vicepresident van de Raad van State en voorzitter van de ministerraad, wat hij zou blijven tot zijn troonsbestijging in 1840. In deze functies was hij ook formeel de belangrijkste adviseur van Willem I.

Belgische Revolutie
Willem hield zich koest, maar de relatie met zijn vader werd er niet beter op. Toen in 1830 de Bourbonmonarchie viel en Karel X werd vervangen door de burgerkoning Lodewijk Filips voelde Willem zich gepasseerd. Franse agenten organiseerden echter relletjes in augustus, en toen Willem I troepen stuurde naar Brussel om de orde te herstellen, zette hij zijn zoon aan het hoofd daarvan. Die kwam echter weer onder invloed van de rattachisten en uiteindelijk zorgde een reeks van gebeurtenissen ervoor dat Willem op 16 oktober 1830 de onafhankelijkheid van België uitriep (nadat het Voorlopig Bewind reeds op 4 oktober had verklaard dat dit zou gebeuren). Hij splitste het leger in noordelijke en zuidelijke regimenten, waarbij de noordelijke zich moesten terugtrekken tot boven de Rijn.

In de chaos die op dit machtsvacuüm volgde, grepen Luikse en Franse milities de macht in de rest van België. Sommige "zuidelijke" bevelhebbers bleven trouw aan Willem I, zoals generaal Wilmars van het garnizoen van Luxemburg, en kolonel Dibbets in Maastricht. Ook de bevelhebber van Namen, generaal Jozef van Geen, bleef trouw, maar trok zich terug naar Antwerpen en later naar Tilburg en Eindhoven. Kolonel Ledel bleef ook trouw aan Willem I en verdedigde Zeeuws-Vlaanderen.

Toen generaal David Hendrik Chassé Antwerpen bombardeerde na een schending van het staakt-het-vuren door de revolutionairen, verklaarde het Voorlopig Bewind als wraak Prins Willem en alle overige Oranje-Nassaus voor eeuwig vervallen van de troon. Willem trok zich uiteindelijk terug en zijn vader aanvaardde in 1839 de onafhankelijkheid.

Willem II
Op 7 oktober 1840 besteeg hij de troon als Willem II. Onder zijn koningschap was de macht van de vorst al minder dan voordien. De revoluties van 1848 en 1849, waarin Lodewijk Filips I van Frankrijk werd afgezet en andere Europese vorsten met geweld tot concessies werden gedwongen deed hem nu ook vrezen voor zijn eigen troon. De koning verklaarde daarop tegenover zijn ministers dat hij in één nacht van conservatief geworden was tot liberaal. Dit was vooral de verdienste van de liberaal Thorbecke, die de nieuwe grondwet bijna volledig zelf had geschreven; deze grondwet was voor die tijd al wel een grote verbetering.

Willem II hield van bouwen. In Engeland had hij, tijdens zijn studie aan de Universiteit van Oxford, belangstelling gekregen voor de "Gothic revival". Hij liet de voorgevel van Paleis Kneuterdijk van Daniël Marot vervangen door de huidige classicistische voorpui[2] en bouwde een groot neogotisch gebouwencomplex achter zijn paleis aan de Kneuterdijk in ’s-Gravenhage.

Het te bouwen paleis, kasteel Vaeshartelt in Limburg, werd nooit voltooid en van een nieuw paleis in Tilburg werd alleen de kern gebouwd, die nu dienst doet als gemeentehuis. Rheeburg en Zionsburg in Vught werden aangekocht maar niet verbouwd of uitgebreid. Er was ook een voor de koning gebouwd gotisch jachthuis in Gorp.
Op het Loo liet de koning weinig sporen na. Hij woonde op het nabijgelegen jachtslot, het Oude Loo, dat meer aan zijn voorkeur voor de neo-gotiek beantwoordde.

De dood van de koning
Willem II regeerde slechts korte tijd als constitutioneel vorst. Na het overlijden van zijn lievelingszoon Alexander ging zijn gezondheid achteruit. Ook de problemen met zijn oudste zoon, de latere koning Willem III, gingen hem niet in de koude kleren zitten. Kroonprins Willem was het namelijk helemaal niet eens met de grondwetswijziging waar zijn vader mee had ingestemd. Hij heeft zelfs schriftelijk afstand gedaan van zijn rechten op de troon, wat hij later weer introk.

Toen Willem II op 13 februari 1849 voor het eerst de nieuwe Tweede Kamer toesprak, merkte men op dat hij er slecht uit zag en zijn stem zwak was. Begin maart wenste de koning zich voor korte tijd terug te trekken in het door hem geliefde Tilburg. Zijn lijfarts raadde hem dit af, maar de koning zette zijn wil door. Op 13 maart nam hij afscheid van zijn vrouw en reed naar Rotterdam.

In Rotterdam was Willem II gekleed in een lange mantel met als hoofddeksel zijn typische Russische muts. In de haven wilde hij een in zijn opdracht in aanbouw zijnde stoomjacht bezichtigen. Bij het aflopen van de trap raakte hij met zijn laars verward in zijn mantel en viel van zes treden af. Onmiddellijk stond hij weer op en op de ontstelde vragen reageerde hij met een geruststellend: Het is niets.

Toen de koning via Geertruidenberg naar Tilburg reisde werd hij door de menigte toegejuicht. Maar tegen de gewoonte in werd er vanuit het rijtuig niet gereageerd. Het slechte weer deed de koning geen goed en hij had de mantel dicht om zich heen geslagen.

In Tilburg aangekomen werden de gezondheidsproblemen erger. Willem II was ook niet meer in staat om stukken te bestuderen. Twee dagen lang was de koning ernstig kortademig. Op 16 maart kwam zijn zoon Hendrik op bezoek, waardoor zijn zin enigszins verbeterde. Toen koningin Anna Paulowna kort daarna ook arriveerde, werd zij niet meer toegelaten. Zij luisterde van achter de deur gespannen of zij zijn dierbare stem hoorde. Op 17 maart werd zijn toestand zeer kritiek. Rond drie uur kreeg Willem II een ernstige aanval van kortademigheid, waarbij hij zijn arts in de armen vloog. Deze zette hem weer terug in zijn stoel, waarna hij stierf. Koningin Anna Paulowna was zo geschrokken dat zij zich gillend op zijn levenloze lichaam wierp. Enkele dagen heeft zij urenlang geknield bij zijn lijk gezeten.

Het lichaam werd naar ’s konings wens niet gebalsemd en in een zinken kist gelegd. De kist was voorzien van een glazen plaat. Op 3 april werd Willem II uit Tilburg opgehaald om de volgende dag bijgezet te worden in de grafkelder van de Oranjes in Delft.

De erfenis
Zijn in Engeland verblijvende zoon, de prins van Oranje, volgde als Koning Willem III zijn vader op. De vier wettige kinderen en de koningin-weduwe werden met financiële problemen geconfronteerd. Willem II liet schulden en zware financiële verplichtingen na. Zijn grote kunstverzameling werd daarom verkocht aan de tsaar van Rusland, waardoor een aantal Rembrandts in Sint-Petersburg terecht kwam.

De grote uitbreiding achter het paleis aan de Kneuterdijk bleek zo onoordeelkundig gebouwd te zijn dat instortingsgevaar dreigde. Van deze gebouwen rest nu alleen de "Gotische zaal".

Trivia
Willem II beheerste de Nederlandse taal slecht. Toen hij in 1813 in Nederland aankwam, beheerste hij slechts enkele zinnen Nederlands. Toen hij bij zijn inhuldiging in 1840 de eed moest uitspreken bespeurde men bij hem een sterk Engels accent.
Een groot portret van koning Willem II hangt sinds 1848 in de vergaderzaal van de Eerste Kamer der Staten-Generaal aan het Binnenhof in Den Haag. In dat jaar verloor de koning het grondwettelijk recht de leden van de Eerste Kamer te benoemen. Hij zou het portret geschonken hebben met de woorden: "Opdat ik toch altijd bij u ben."
Heerlijkheid:
prins van Oranje-Nassau, was van 1840 tot 1849 koning der Nederlanden, groothertog van Luxemburg en hertog van Limburg
Willem:
(1) begon een relatie, 20 of 21 jaar oud, in december 1813 met Charlotte Augusta van Wales, 16 jaar oud. De relatie werd verbroken in mei 1814.
Notitie bij de relatie van Willem en Charlotte: Van december 1813 tot mei 1814 was Willem verloofd met de Britse kroonprinses Charlotte Augusta, dochter van de latere koning George IV. Zij verbrak de verloving, en huwde later met Leopold van Saksen-Coburg.
Charlotte is geboren op zaterdag 7 januari 1797 in London (GB), dochter van George IV van het Verenigd Koninkrijk en Caroline Amalia Elisabeth van Brunswijk-Wolfenbüttel. Charlotte is overleden op donderdag 6 november 1817 in Claremont House (Esher, Surrey), 20 jaar oud. Charlotte trouwde later op donderdag 2 mei 1816 met Leopold (I) Joris Christiaan Frederik van Belgie (1790-1865).
Notitie bij Charlotte: Zij was de dochter van de prins van Wales, de latere koning George IV en diens vrouw Caroline van Brunswijk. Haar ouders hadden een bijzonder slecht huwelijk en leefden na de geboorte van hun dochter feitelijk gescheiden. Charlotte zag haar moeder nauwelijks. Als enig kind van de Britse troonopvolger leek zij aangewezen om haar vader als monarch op te volgen.

In 1814 was zij enkele maanden verloofd met de Nederlandse prins Willem (de latere Koning Willem II), maar zij verbrak de verloving. Op 2 mei 1816 trouwde ze met Leopold van Saksen-Coburg, de latere koning van België. Leopold was hierbij aangemoedigd door zijn schoonbroer en beschermheer, de Russische tsaar Alexander I, die een Brits-Nederlandse dynastieke unie wilde beletten.

Tijdgenoten meldden dat Leopold en Charlotte een gelukkig echtpaar vormden. Op 5 november 1817 beviel ze, na een bevalling die vijftig uur had geduurd, van een doodgeboren zoon. Een dag daarna overleed ze zelf aan de gevolgen. De verloskundige pleegde later bij het kraambed van een andere vrouw zelfmoord.

Haar dood leidde tot grote onzekerheid over de erfopvolging. Overhaaste huwelijken van haar ongetrouwde ooms waren het gevolg.
Heerlijkheid:
Prinses
(2) trouwde, 23 jaar oud, op woensdag 20 december 1815 in Sint-Petersburg met Anna Paulowna van Rusland, 20 jaar oud. Anna is geboren op zondag 18 januari 1795 in Sint-Petersburg, dochter van Paul I Petrovitsj van Rusland en Sophia Dorothea Augusta Louisa ( Maria Fjodorovna ) van Württemberg. Anna is overleden op woensdag 1 maart 1865 in Den Haag, 70 jaar oud.
Notitie bij Anna: Jeugd (1795-1816)
Anna was een dochter van tsaar Paul I van Rusland en diens vrouw Sophia Dorothea Augusta Louisa van Württemberg, in Rusland beter bekend als tsarina Maria Fjodorovna. Toen zij 6 jaar was werd haar vader vermoord en opgevolgd door zijn zoon Alexander I.

In 1809 (ze was toen veertien jaar oud) heeft keizer Napoleon geprobeerd haar te trouwen, maar zijn verzoek werd afgewezen. Hij was toen op zoek naar een adellijke echtgenote, maar kreeg Anna’s hand niet, na verzet van Anna zelf en haar moeder tsaritsa Maria Fjodorovna, de vrouw van tsaar Paul I. In 1814 was er een plan geweest om Anna uit te huwelijken aan de Franse prins Karel, zoon van de latere koning Karel X. Maar doordat Anna direct na het huwelijk zich tot het katholicisme zou moeten bekeren, ging dit uiteindelijk niet door.

Echtgenote van de Nederlandse kroonprins (1816-1840)
Toen de verloving tussen de Nederlandse prins Willem II en de Engelse prinses Charlotte werd verbroken, werd Anna door haar broer, tsaar Alexander, hij was een goede vriend van kroonprins Willem, als geschikte huwelijkskandidate naar voren geschoven. Na een reis van bijna een maand arriveerde kroonprins Willem met zijn vader koning Willem I op 20 december 1815 in het Russische Sint-Petersburg. Aldaar heeft het huwelijksaanzoek plaatsgevonden. Na onderhandelingen op het gebied van geloofsovertuiging werd overeengekomen dat zij Russisch-Orthodox mocht blijven, al bezocht zij later ook veel hervormde kerkdiensten. Op 21 februari 1816 trouwde ze met veel pracht en praal in het Rozenpaviljoen, dat zich in de paleistuin van het Pavlovsk-paleis nabij Sint-Petersburg bevindt, met de latere koning Willem II. Aansluitend hierop werd in de Witte Zaal van het Winterpaleis in St. Petersburg, door de Waalse predikant De la Saussaye een bescheiden protestantse huwelijksdienst gehouden. De feestelijkheden duurden elf dagen. Het paar bleef een half jaar in Rusland en nam deel aan vele luxueuze diners en festiviteiten. In de zomer vertrok het paar naar Berlijn waar de eerste ontmoeting met haar schoonmoeder Wilhelmina plaatsvond. Via een reis langs Nassau mocht Anna op 22 augustus voor het eerst voet op Nederlandse bodem zetten. Anna heeft een soort cultuurschok gekregen toen ze in Nederland aankwam; de afstand tot het volk was in Nederland veel kleiner dan in haar geboorteland Rusland.

De toeren door Nederland en België moesten vroeger dan gepland worden stilgelegd omdat Anna al zwanger was. Schoonvader Willem I had ondertussen Paleis Kneuterdijk gekocht voor het jonge paar, waar ze kort daarna hun intrek namen. In de winter werd besloten om naar het paleis in Brussel te gaan (nu Hof van Brabant). Anna verbleef hier het liefst want Brussel had meer pracht en praal dan het killere noorden; maar op wens van haar schoonvader wisselden ze hun verblijf af met paleizen in het noorden. Zo verbleven ze ’s zomers ook vaak op paleis Soestdijk, dat Willem en Anna gekregen hadden als nationaal cadeau

Anna was een zorgzame moeder voor haar kinderen. Echtgenoot Willem had de erg moderne opvatting dat de kinderen normaal moesten worden opgevoed: ze moesten publiek onderwijs volgen, maar Anna zag hier niets in.

De relatie tussen haar echtgenoot en diens vader is nooit hartelijk geweest. In 1817 liepen de gemoederen zo hoog op dat Anna overspannen was geraakt van alle familieproblemen. Na verschillende succesvolle verzoeningspogingen werd in 1819 een aanslag op de koning beraamd. Anna’s echtgenoot schijnt later banden te hebben gehad met de misdadigers; doch het fijne ervan is niet bekend.

Alhoewel de kroonprins in Brussel op handen werd gedragen, was hij in het noorden minder populair. Toch werd het vertoeven in het door Anna zeer geliefde Brussel bemoeilijkt. In de eerste plaats door de toenemende spanningen tussen noord en zuid, die later tot de Belgische Revolutie zou uitgroeien. Maar ook door andere drama’s: zoals een door verhitte verwarmingsbuizen veroorzaakte brand in 1820. Het schijnt dat de kroonprinselijke familie ternauwernood had kunnen ontsnappen aan de vlammenzee. In 1829 zijn grote hoeveelheden Russische juwelen van Anna uit het paleis ontvreemd. Anna beschuldigde haar man van nalatigheid, terwijl aan het hof werd gefluisterd dat buitenechtelijke relaties van Willem er met de sieraden vandoor waren gegaan. Hij was zijn echtgenote niet altijd trouw geweest en heeft verschillende buitenechtelijke kinderen verwekt.

Na 1830 maakte de Belgische revolutie het leven in de Brusselse paleizen onmogelijk. Op 27 oktober 1830 vertrok Anna noodgedwongen voor het laatst uit Brussel. De rest van haar leven zou ze moeten vertoeven in het provincialere noorden, waardoor ze de weelde aan het Russische hof van haar jeugd steeds meer ging missen. Toch maakte ze eens in de zoveel jaren de reis naar het verre Rusland.

Koningin van Nederland (1840-1849)
In 1840 deed haar schoonvader afstand van de troon omdat hij zijn geplande omstreden tweede huwelijk met gravin Henriëtte wilde doorzetten. Hierdoor werd Anna koningin. De relatie tussen haar echtgenoot en schoonvader zonk hierna opnieuw naar een dieptepunt. Na de troonsafstand hebben zij elkaar lang niet gezien. Verschillende familieleden ondernamen in de zomer van 1842 een geslaagde verzoeningspoging. Willem en Anna ontmoetten op Paleis Het Loo de ex-koning en zijn tweede vrouw. Willem I en Henriëtte noemden zich voortaan graaf en gravin van Nassau; waardoor koningin Anna het niet kon laten zich op haar allerfraaist uit te dossen, om zo zeer trots boven de gravin - voormalige hofdame van Willem I - uit te steken.

In de rol van koningin voelde en gedroeg zij zich erg hoog verheven boven het volk. Ze liep altijd kaarsrecht en bij officiële verplichtingen liet zij zich graag zeer fraai uitdossen. Anna hield erg van etiquette en bleef bij karakterbotsingen altijd rustig. Door tijdgenoten werd de koningin omschreven als niet knap, maar zeer majesteitelijk, haar stem was zeer beschaafd en aangenaam en ze was iets bleek maar had ogen met veel uitdrukking. Aan het hof was de aanwezigheid van Anna duidelijk te merken. Zo stond het Nederlandse hof tijdens de regering van koning Willem II bekend om zijn pracht en praal. Anna verklaarde dikwijls dat Holland in vergelijking met moederland Rusland veel kleiner was, maar het trof haar diep dat het koninklijk huis zo dicht bij het volk stond.

Begin 1849 begon echtgenoot koning Willem II krachten te verliezen. Toen hij in maart in Tilburg was verslechterde zijn situatie zodanig dat de arts zijn vrouw inlichtte. Omdat de arts het niet verantwoord vond werd zij niet bij haar echtgenoot gelaten. In de nacht van 17 maart 1849 stierf koning Willem II aan een hartstilstand. Koningin Anna was diep geschokt en wierp zich volgens ooggetuigen gillend op het levenloze lichaam van haar man. Ze was zich zeker bewust van het feit dat ze nu geen koningin meer was; de rol waarop ze zo trots was. In de dagen dat het lichaam van haar man opgebaard lag heeft Anna Paulowna verscheidene dagen urenlang geknield voor het lijk doorgebracht.

Koningin-moeder (1849-1865)
Anna Paulowna, nu koningin-moeder geworden, trok zich na het overlijden van haar man uit het openbare leven terug. Herinneringen aan de regering van haar man hield zij in veel van haar paleizen zoveel mogelijk intact.

Na de dood van haar gemaal werd zij erg eenzaam. In de eerste plaats omdat in 1848 haar lievelingszoon Alexander was overleden. Ook was de relatie met haar schoondochter en opvolger Sophie slecht. Toen er huwelijksplannen werden gemaakt tussen haar zoon en Sophie was zij zeer tegen het huwelijk tussen haar zoon en nichtje gekant geweest; ze beschouwde het als inteelt. Vreemd genoeg was Anna juist voorstander van het huwelijk van haar dochter met Karl van Saksen-Weimar, die ook neef en nicht waren. Waarschijnlijk was zij tegen het eerst genoemde huwelijk omdat het nooit geboterd heeft tussen Anna en haar zuster Catharina (de moeder van Sophie) en was zij voor het tweede genoemde huwelijk omdat zij het uitstekend kon vinden met haar andere zuster (de moeder van Karl). Anna had er begrijpelijkerwijs ook veel moeite mee de koninginnenkroon, die zij maar negen jaar heeft mogen dragen, aan Sophie over te dragen.

In haar latere leven kreeg Anna Paulowna te maken met enorme financiële problemen. Het echtpaar Willem II en Anna Paulowna hadden reeds jaren te veel geld uitgegeven. Zo bouwde Willem II voor zijn geliefde het Arnhemse Villa Beaulieu als buitenverblijf om er in totaal zeven dagen te verblijven. Ook liet Willem II enorme gokschulden achter. Gelukkig kon Anna een groot deel van de schulden afkopen door haar riante Russische toelage, die zij jaarlijks ontving. Om overige schulden af te betalen wist Anna haar broer, tsaar Nicolaas I, zover te krijgen dat hij een groot aantal schilderijen uit het familiebezit van Oranje-Nassau aankocht. Dit is één van de oorzaken geweest waarom er op dit moment in de Hermitage te Sint-Petersburg een grote collectie Hollandse meesters hangt, waaronder een aantal Rembrandts.

In één van de paleizen in Den Haag werd zij in februari 1865 ernstig ziek. Ze had last van een borstkwaal die steeds erger werd. Dochter Sophie kwam over uit Weimar, die tezamen met schoondochter Amalia haar moeder verpleegde. Tot ieders verbazing stond ook schoondochter Sophie haar bij in deze moeilijke tijd. Op 1 maart overleed Anna Paulowna op 70-jarige leeftijd, ’s middags om 16.38 uur in Den Haag.

Haar stoffelijk overschot werd opgebaard in haar Russisch-orthodoxe kapel op Rustenburg. Anna werd niet gebalsemd. Sophie zei hierover: "De staat van ontbinding was al spoedig onbeschrijflijk, want tijdens haar ziekte had zij steeds overvloedig gegeten en gedronken (...) Dat ellendige lijk moet gedurende 17 dagen boven de aarde blijven staan." De rouwdienst op 17 maart werd strikt uitgevoerd volgens de Russisch-Orthodoxe wijze, in Den Haag en verliep als volgt, eerst werd er door drie Russisch-Orthodoxe priesters, de aalmoezenier van Anna Paulowna, aartspriester A. Soedakov, de priester Izmajlov van de Griekse kerk in Amsterdam en de priester Ladynski van de kerk in Weimar een Goddelijke Liturgie gevierd, waarna de priesters bij de open kist de absolutie verleende. De koning, koningin en prins van Oranje waren hier niet bij aanwezig. Wel de beide andere kinderen van Anna Paulowna, prins Hendrik der Nederlanden en prinses Sophie der Nederlanden. Daarna vertrok de begrafenisstoet te voet van Rustenburg naar Delft, waar Anna Paulowna werd bijgezet in de koninklijke Grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft. De bijzetting in Delft was protestants. Na Anna’s overlijden is er tot het overlijden van koningin Sophie in 1877 jaarlijks een panichida (Russisch-Orthodoxe requiemdienst) gehouden in de Haagse kapel, die gevestigd was in paleis Rustenburg, dat stond op de plaats waar nu het Vredespaleis is.
Kinderen van Willem en Anna:
1 Willem III Alexander Paul Frederik Lodewijk der Nederlanden, geboren op woensdag 19 februari 1817 in Brussel. Volgt 74.
2 Willem Alexander Frederik Constantijn Nikolaas Michiel van Oranje-Nassau, geboren op zondag 2 augustus 1818 in Soestdijk. Willem is overleden op zondag 20 februari 1848 in Funchal, Madeira, 29 jaar oud.
Notitie bij Willem: Bijgenaamd Sasja. Hij gold als lievelingszoon van zijn ouders, daar zij hem stabieler en volgzamer achtten dan zijn oudere broer, de latere koning Willem III.

Hij was een uitstekend ruiter en diende als luitenant-generaal en inspecteur der cavalerie. Deze laatste functie bekleedde hij tot zijn dood. Het Regiment Huzaren Prins Alexander werd naar hem vernoemd.

Als tuberculose-lijder bezocht hij in november 1847 Madeira, waar het klimaat een heilzame uitwerking op zijn kwaal zou hebben. Hij stierf daar echter op 20 februari 1848, 29 jaar oud, hetgeen voor zijn ouders een zware slag was. Hij werd begraven in het familiegraf in de Nieuwe Kerk te Delft.

Toen zijn broer net gehuwd was (zo rond 1840) werd er gespeculeerd dat Alexander zou huwen met koningin Isabella II van Spanje. Maar omdat Isabella katholiek was, zag vader Willem II de voordelen van het huwelijk niet, en werd het plan verworpen. Ook is er enige tijd sprake van geweest dat Alexander de latere Engelse koningin Victoria zou huwen. Hij bleef echter ongetrouwd.
Titel:
Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau
3 Hendrik der Nederlanden, geboren op dinsdag 13 juni 1820 in Paleis Soestdijk. Volgt 79.
4 Willem Alexander Frederik Ernst Casimir der Nederlanden, geboren op dinsdag 21 mei 1822 in Paleis Soestdijk. Willem is overleden op dinsdag 22 oktober 1822 in Brussel, 5 maanden oud.
Notitie bij Willem: Hij werd op 18 juni gedoopt in de Nieuwe Kerk te Amsterdam, maar overleed, aan de gevolgen van een waterhoofd, op 22 oktober van datzelfde jaar. Hij werd begraven in de Protestantse Kerk te Brussel, maar in 1860 overgebracht naar Delft en in het familiegraf in de Nieuwe Kerk bijgezet. Zijn toen 65-jarige moeder Anna was hierbij aanwezig, en bezocht die dag de grafkelder.
Titel:
Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau
5 Wilhelmine Marie Sophie Louise der Nederlanden, geboren op donderdag 8 april 1824 in Den Haag. Volgt 80.
74 Willem III Alexander Paul Frederik Lodewijk der Nederlanden is geboren op woensdag 19 februari 1817 in Brussel, zoon van Willem II Frederik George Lodewijk (de Held van Waterloo en Slender Billy) der Nederlanden (zie 73) en Anna Paulowna van Rusland. Willem is overleden op zondag 23 november 1890 in Het Loo, 73 jaar oud.
Notitie bij Willem: Hij werd geboren in Brussel, als zoon van koning Willem II en Anna Paulowna, de zuster van de Russische tsaar Alexander I. De geboorte vond plaats in de Wetstraat, in een zijvleugel van de toenmalige Staten-Generaal van het Koninkrijk der Verenigde Nederlanden, nu het federale parlement van België.

Willem trad op 18 juni 1839 in het huwelijk met zijn volle nicht Sophie van Württemberg, de dochter van koning Willem I van Württemberg en Catharina Paulowna (Catharina was de zus van de moeder van Willem III, Anna Paulowna). Het werd een slecht huwelijk, mede door Willems nauwelijks verholen buitenechtelijke affaires en seksuele uitspattingen, die de New York Times ertoe brachten hem "de meest losbandige figuur van onze tijd" te noemen. De weinig tolerante en zeer ambitieuze houding van zijn echtgenote deed de rest. In 1851 werd door zijn schoonfamilie een poging gedaan het huwelijk te ontbinden. Dat mislukte, en sindsdien leefde het paar gescheiden van tafel en bed.

Tweede huwelijk
Na het overlijden van Sophie in 1877 zat Willem verlegen om een nieuwe echtgenoot. De kans leek groot dat zijn zoons ongehuwd zouden blijven, waardoor zijn dynastie zou uitsterven. Willem III’s relaties met het Amerikaanse barmeisje Elisa Parker en met Leonora d’Ambre, een Parijse operazangeres, haalden zelfs de nieuwsbladen. Laatstgenoemde zou hij zelfs serieus hebben overwogen te trouwen. Uiteindelijk wisten ministers hem te bewegen een, destijds niet meer dan gebruikelijke, adellijke echtgenote te zoeken. De eerste kandidaten voor een huwelijk met de bejaarde monarch waren zijn nicht Elisabeth van Saksen-Weimar en de Deense prinses Thyra, doch beiden bedankten voor de ee. Daarna viel zijn oog al snel op prinses Pauline, dochter van vorst George Victor van Waldeck-Pyrmont en Helena van Nassau-Weilburg. Hij overwoog haar te trouwen maar nadat de vorst ten huize van Waldeck-Pyrmont kennismaakte met het gezin klikte het meer met diens drie jaar jongere zuster Emma van Waldeck-Pyrmont, waarna zij besloten te trouwen. De 61-jarige Willem trouwde op 7 januari 1879 te Arolsen met haar. De festiviteiten voor het huwelijk werden in Nederland al snel afgebroken wegens het overlijden van ’s konings broer prins Hendrik op 13 januari. Hij zou bij het huwelijk als getuige optreden, maar moest wegens ziekte (de mazelen) verstek laten gaan.

Volgens sommigen staat het vaderschap van Willem III ter discussie; hij zou op latere leeftijd wegens syfilis geen kinderen hebben kunnen verwekken. Als natuurlijke vader van Wilhelmina werd o.a. S.M.S. de Ranitz (1846-1916) genoemd. Deze was particulier secretaris van koningin Emma en werd later bij Koninklijk Besluit als Jonkheer in de adelstand verheven. Voor deze speculaties bestaat echter geen enkel doorslaggevend bewijs en ze moeten voornamelijk beschouwd worden als reacties op het onaangename karakter van de koning. Emma zou bovendien volgens ingewijden in de Koninklijke Familie niet het type zijn geweest om haar echtgenoot te bedriegen.

Indien Willem III zonder kinderen was komen te overlijden zou hij naar alle waarschijnlijkheid zijn opgevolgd door zijn zuster Sophie, waarbij na haar overlijden zij vermoedelijk zou worden opgevolgd door haar oudste dochter Marie Anna Alexandrine Sophie van Saksen-Weimar-Eisenach, aangezien haar enige zoon al regerend vorst over een ander land was en als zodanig niet voor Nederlandse troon in aanmerking kwam. Op de manier zou het huis Reuss het Nederlands koninklijk huis geworden zijn.

Willem III had grote moeite met de beperking van de koninklijke macht zoals deze onder het bewind van zijn vader in 1848 met de grondwetswijziging van Thorbecke tot stand was gekomen. Een koning behoorde naar zijn mening ’vast als een rots’ zelf te regeren. Uit protest tegen de grondwetswijziging vertrok de troonopvolger naar Engeland, waar hij verbleef toen zijn vader in 1849 plotseling overleed. De eerste twintig jaar van zijn regering kenmerken zich door weerstand tegen de constitutionele monarchie, waarbij de koning zich overigens telkens conformeerde.

Een voorbeeld van de eigenzinnige constitutionele rol die de koning aanvankelijk speelde is de commotie rond de Aprilbeweging in 1853. Het zittende kabinet onder leiding van Thorbecke had een neutraal antwoord voorgesteld. De scheiding van kerk en staat betekende immers dat de regering geen zeggenschap zou hebben over de wens van de katholieken om zich in bisdommen te organiseren. De koning hield, toen men hem in Amsterdam een anti-katholieke petitie aanbood, een gloedvolle rede die de hoogopgelopen gemoederen overigens ook onmiddellijk deed bedaren. Toen de koning niet bereid was om op zijn weigering terug te komen om het kabinets- dus regeringsstandpunt uit te dragen, trad de ministerraad af.

Luxemburgse kwestie
In 1866 viel de Duitse Bond uiteen en kwam de Noord-Duitse Bond tot stand, waarvan Luxemburg en Limburg geen deel meer zouden uitmaken. Willem was toen bereid het groothertogdom aan keizer Napoleon III van Frankrijk te verkopen met stilzwijgende instemming van de Pruisische premier Bismarck. Toen deze transactie echter in de openbaarheid kwam, verklaarde Bismarck dat verkoop als reden tot oorlog beschouwd zou worden. Op het Congres van Londen van 1867 ter regeling van de Luxemburgse kwestie werd overeengekomen dat Luxemburg patrimoniaal eigendom van het huis (Oranje-)Nassau zou blijven, echter wel als politiek neutraal gebied. De Pruisische troepen werden dan ook teruggetrokken uit de vesting en de burcht van Luxemburg werd afgebroken. In 1868 kreeg Luxemburg ook nog een nieuwe grondwet.

Willem III was in zijn latere jaren niet geliefd, en werd (zelfs in een openlijke publicatie, een anti-monarchistische brochure) Koning Gorilla genoemd vanwege zijn bij gelegenheid boerse uitvallen. Het volk respecteerde hem wel, hoewel hij zich vaak niet koninklijk gedroeg. Willem was zijn leven lang driftig, egoïstisch en boosaardig geweest, maar door zijn grillige karakter kon hij soms ook onverwacht vriendelijk en royaal uit de hoek komen.

Voorbeelden van ’s konings onhebbelijke natuur zijn door de leden van zijn hofhouding goed gedocumenteerd. Zo liet hij lakeien een lucifer afsteken om de koninklijke sigaar aan te steken. Wanneer de lucifer brandde talmde de koning zolang dat de lakei, om brandblaren te voorkomen, de lucifer moest doven. Dat gaf de koning dan de gelegenheid om de lakei met twee weken inhouding van salaris te straffen. De hofcommissie maakte geregeld bezwaar tegen de onredelijke en kleingeestige straffen die de vorst te pas en te onpas uitdeelde. Lord Clarendon, de Britse minister van Buitenlandse Zaken, legde vast dat de koning op een receptie niets anders deed dan "op iedereen die hij sprak vitten en mopperen", maar hij vervolgt met de vaststelling "dat niemand zich daar iets van aantrok".

De consequenties van de koninklijke woedeaanvallen waren ernstiger, al werd het koninklijke bevel om de burgemeester van de residentie te arresteren en daarna te fusilleren door al zijn ondergeschikten genegeerd. Een jonge officier die een rijtuig waarin de koning incognito reed niet groette werd voor straf kromgesloten en minister van Oorlog Weitzel merkte in zijn dagboek op dat "de prikkelbaarheid van Zijn hoog oplopend karakter en Zijne autocratische neigingen met de jaren schijnen toe te nemen" en dat "in het openbaar en vooral ten aanzien van hoger en lager geplaatste officieren ergerlijke tonelen plaatsvinden die door de pers steeds met de mantel der liefde worden bedekt". Toch waren deze "zozeer bekend dat zij in het leger velen verbitterden en van de koning vervreemdden".

De gezondheid van de koning ging in oktober 1888 sterk achteruit. In mei van dat jaar liet het koninklijk gezin de drukte van Den Haag achter zich en trok zich terug in Het Loo. Daar verslechterde Willems toestand dermate dat hij niet meer in staat was om te regeren. De koning leed aan ernstige nierziekte en raakte zozeer in de war dat hij staatsstukken ging ondertekenen met zelfverzonnen pauselijke namen. Ook hield hij vanaf zijn ziekbed hele toespraken en moest er altijd iemand van de hofhouding in de buurt blijven, omdat hij bang was dat men hem in zijn slaap zou vermoorden. Zijn vrouw Emma werd daarom tenslotte op 14 november 1890 met algemene stemmen door de in verenigde zitting bijeengekomen Staten-Generaal benoemd tot regentes en op 20 november in Den Haag beëdigd. Dit regentschap duurde slechts negen dagen, want op 23 november 1890 overleed de vorst, 73 jaar oud. Het koningschap ging toen over op de tienjarige prinses Wilhelmina, waarbij Emma opnieuw tot regentes werd benoemd. Het Groothertogdom Luxemburg ging conform de Nassause "Erbverein" naar de andere linie van het Huis Nassau omdat volgens huisrecht alleen mannelijke afstammelingen erfgerechtigd waren voor Nassaugoederen (zie ook bij Salische Wet).

De bijzetting van de overleden koning op 4 december 1890 was erg ongeorganiseerd; zo stortte een tribune in en waren er te weinig koetsen en parkeerplaatsen, waardoor velen te laat waren in de kerk. Daarnaast was het steenkoud. Zonder enige waardigheid zou de kist al schommelend van de trappen de Koninklijke Grafkelder ingedragen zijn, waarna Willem III der Nederlanden zijn laatste rustplaats had bereikt. De Rouwdienst in de Nieuwe kerk van Delft werd geleid door hofprediker Cornelis Eliza van Koetsveld. Het Bätzorgel werd bespeeld door de 81-jarige organist Kersbergen. De bloemen op de baar waren van de jonge Wilhelmina : Voor vader, van zijn lieve kind.
Heerlijkheid:
Prins van Oranje-Nassau, was van 1849 tot zijn dood Koning der Nederlanden en Groothertog van Luxemburg, en van 1849 tot 1866 hertog van Limburg.
Willem:
(1) trouwde met Sophie Frederika Mathilde van Württemberg. Sophie is geboren op woensdag 17 juni 1818 in Stuttgart, dochter van Willem I van Württemberg en Catharina Paulowna van Romanov-Holstein-Gottorp van Rusland. Sophie is overleden op zondag 3 juni 1877 in Den Haag, 58 jaar oud.
Notitie bij Sophie: Prinses Sophie werd geboren in Stuttgart als dochter van koning Willem I van Württemberg en grootvorstin Catharina Paulowna van Rusland, een dochter van tsaar Paul I. Sophie en Willem (zoon van de zus van Catharina, Anna Paulowna) waren dus volle neef en nicht. Kort na de geboorte van Sophie overleed haar moeder, waarna ze door haar tante Catharina van Württemberg werd opgevoed. Sophie ontmoette de Nederlandse erfprins voor het eerst in 1838 nadat tot een huwelijk tussen hen beiden al was besloten door beide vaders. Prins Willem was meteen verliefd, maar omgekeerd zag Sophie niets in hem. Ze trachtte zich nog tegen het huwelijk te verzetten, maar tevergeefs. Haar vader vond Willem een uitstekende partij voor zijn jongste dochter uit zijn eerste huwelijk, en Willem wilde evenmin afzien van de verbintenis. Willems vader, koning Willem II had persoonlijke redenen om te volharden. Hijzelf had moeten meemaken hoe - in 1814 - prinses Charlotte van Wales een verloving met hem verbrak. Hij wilde niet aanvaarden dat het huis van Oranje nogmaals de schande van een verbroken verloving zou meemaken. Overigens was Willems moeder, Anna Paulowna, sterk tegen het huwelijk gekant. Zij had ten eerste altijd een moeizame relatie gehad met haar zuster, Sophies moeder, en in de tweede plaats werd in de Russisch-orthodoxe kerk een huwelijk tussen neef en nicht gezien als een bloedschande.

Terwijl hij tal van buitenechtelijke relaties aanknoopte, liet zij blijken dat ze hem haar mindere vond en zichzelf ook meer geschikt achtte als regentes. Sophie was in intellectueel opzicht veruit de meerdere van haar echtgenoot en steunde de liberale leider Thorbecke, terwijl haar man deze professor verafschuwde.
Het huwelijk was dan ook geen succes. Sophie probeerde van haar man te scheiden. Met een beroep op het landsbelang werd dit geweigerd. In 1855 werd echter tussen Willem en de Koning van Würtemberg een overeenkomst gesloten volgens welke het koninklijk paar gescheiden van tafel en bed verder zou leven. In het paleis Noordeinde had Sophie haar eigen vertrekken, en de zomers bracht de koningin door op Huis ten Bosch.

Internationale contacten
Koningin Sophie correspondeerde met diverse Europese geleerden en staatslieden en onderhield warme banden met Napoleon III, die via haar vaders zuster familie was. Zij schreef artikelen die gepubliceerd werden in het prestigieuze tijdschrift "Revue des Deux Mondes". Haar brieven aan Lady Malet werden door Hella Haasse vertaald en bewerkt, en verschenen onder de titel Een vreemdelinge in Den Haag (1984).
Haar persoonlijkheid en haar jeugd beschreef zij zelf in haar "Jeugdherinneringen in Biedermeierstijl" (1984), oorspronkelijk geschreven ten behoeve van haar goede vriend Lord Clarendon toen hij haar overleden vader als raadgever was opgevolgd.

Beschermvrouwe
Zij was een regelmatig bezoeker van Schilderkundig Genootschap Pulchri Studio te Den Haag. De schilder, etser en lithograaf Andreas Schelfhout maakte zich bij haar populair door tijdens zijn bezoeken aan haar hof haar echtgenoot te parodiëren. Koningin Sophie was sinds 1871 beschermvrouwe van de Algemeen Nederlandsche Vrouwenvereniging Arbeid Adelt van Betsy Perk en de Dierenbescherming. In 1873 stelde zij een prijs beschikbaar voor een loterij ten behoeve van de bouw van de Vondelkerk, toen deze na financiële tegenslagen was stilgelegd.

Overlijden en bijzetting
Koningin Sophie overleed op 58-jarige leeftijd op paleis Huis ten Bosch. Conform haar wens werd zij niet gebalsemd (als een van de weinige Oranjes) en in haar trouwjurk gehuld, omdat volgens eigen zeggen haar leven al geëindigd was op haar trouwdag
Heerlijkheid:
prinses van Württemberg, van 1849 tot haar overlijden in 1877 koningin der Nederlanden
(2) trouwde, 61 jaar oud, op dinsdag 7 januari 1879 met Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont, 20 jaar oud. Adelheid is geboren op maandag 2 augustus 1858 in Arolsen, dochter van George Victor van Waldeck-Pyrmont en Helena van Nassau-Weilburg. Adelheid is overleden op dinsdag 20 maart 1934 in Den Haag, 75 jaar oud.
Notitie bij Adelheid: Als regentes nam zij het koninklijk gezag waar; eerst enkele dagen voor de dood voor haar echtgenoot, de daarop volgende jaren voor haar minderjarige dochter Wilhelmina, de Koningin.

Adelheid Emma Wilhelmina Theresia was een van de zeven kinderen van George Victor, Vorst van Waldeck en Pyrmont, en Helena, Prinses van Nassau-Weilburg. Haar grootmoeder van vaderszijde, Emma van Anhalt-Bernburg-Schaumburg-Hoym, naar wie ze was vernoemd, was een kleindochter van prinses Carolina van Oranje-Nassau. Haar grootvader van moederszijde was een kleinzoon. Emma stamde dus zelfs via twee lijnen van het Huis Oranje-Nassau af.

De prinses had thuis een gedegen, brede, christelijke opvoeding genoten. Ze was leergierig en sociaal bewogen. Haar Engelse gouvernante had haar goed op de hoogte gebracht van de arbeidsverhoudingen in die dagen. Voordat ze naar Nederland verhuisde, kreeg Emma les in Nederlandse taal en geschiedenis, want ze wilde een Nederlandse worden en blijven.

Haar man Willem III
Willem III was oud genoeg om Emma’s vader, of zelfs haar grootvader te zijn: Bij hun verloving op 30 september 1878 in Arolsen was Emma twintig en Willem eenenzestig jaar oud. Ze trouwden op 7 januari 1879, en op 31 augustus 1880 werd er een dochter, Wilhelmina geboren. Emma was een verre verwante van haar echtgenoot, haar betovergrootmoeder Carolina van Oranje-Nassau was een zus van Willem III’s overgrootvader Willem V van Oranje-Nassau. Emma’s betovergrootvader Frederik I van Württemberg (koning) was een broer van Willem III’s grootmoeder Sophia Dorothea Augusta Louisa van Württemberg. Willem III’s relaties met het Amerikaanse barmeisje Elisa Parker en met Leonora d’Ambre, een Parijse operazangeres, haalden zelfs de nieuwsbladen. De keuze voor Emma kwam nadat de vorst ten huize van Waldeck-Pyrmont kennismaakte met Emma’s drie jaar oudere zuster Pauline en zelfs serieus overwoog haar te trouwen. Hij had overigens elders nòg een huwelijksaanzoek lopen, bij de dochter van zijn zus: Elisabeth van Saksen-Weimar-Eisenach, maar die was er achteraf niet rouwig om dat zij werd gepasseerd.
Willem III vond bij Emma, zijn jeugdige tweede echtgenote, rust. Eerder was de koning getrouwd met zijn nicht Sophie van Württemberg, die in 1877 was overleden. Hun huwelijk was erg slecht; de echtelieden leefden sinds 1855 gescheiden van tafel en bed.

Het huwelijk
De eerste jaren van haar huwelijk leidde koningin Emma een onbezorgd leven. Koningin Emma was liefhebber van houtbewerking en was frequent te vinden in haar werkplaats in Utrecht. Daarnaast wijdde zij zich volledig aan de opvoeding van haar "Wimmy". Maar de toekomst tekende zich al spoedig anders af dan verwacht. In 1884 stierf prins Alexander (32), de ongehuwde jongste zoon uit het huwelijk van Willem III en koningin Sophie. Willems oudste zoon, prins Willem (38), bleef vrijgezel en was al in juni 1879 overleden. In 1850 had de koning de zesjarige Maurits verloren.

Krachtens de grondwet werd nu prinses Wilhelmina de troonopvolgster. De prinses was pas drie jaar en de koning vijfenzestig. Derhalve diende wegens de hoge leeftijd van de koning een regent aangewezen te worden om eventueel namens de prinses tot aan haar meerderjarigheid het koninklijk gezag waar te nemen. De Verenigde Vergadering van de beide Kamers der Staten Generaal stemde op 29 juli 1884 in met de benoeming van koningin Emma als regentes.

Vier jaar later werd zij tevens benoemd tot voogdes over de minderjarige troonopvolgster. Dat was omdat de gezondheid van de koning in oktober 1888 sterk achteruit ging. In mei van dat jaar liet het koninklijk gezin de drukte van Den Haag achter zich en trok zich terug in Het Loo. De koning was buiten staat om te regeren. Koningin Emma werd daarom op 14 november 1890 met algemene stemmen door de Staten Generaal benoemd tot regentes van haar man en op 20 november in Den Haag beëdigd. Zij nam de koning slechts drie dagen waar want op 23 november 1890 overleed de vorst, drieënzeventig jaar oud, en werd het koningschap overgedragen aan de tienjarige prinses Wilhelmina. Emma nam als regentes voor haar dochter - op 8 december 1890 daartoe beëdigd - tot aan Wilhelmina’s achttiende verjaardag in 1898 de regeringstaak waar.

Ze zette zoveel mogelijk de lijn van Koning Willem III voort. Al direct trof zij maatregelen om elke minister eenmaal in de veertien dagen persoonlijk te ontmoeten en, anders dan haar overleden man, hield zij zich nauwgezet aan de regels van het constitutionele koningschap. Ze stelde zich open voor eenieder die haar wilde spreken en stond erop zelf zoveel mogelijk post te openen en af te handelen, ook als zij op Het Loo of in Soestdijk vertoefde. In de periode van koningin-weduwe-regentes kreeg Emma onder meer driemaal te maken met een kabinetsformatie, die haar zorg gaf.

Naast haar bestuurlijke taak besteedde koningin-moeder Emma grote aandacht aan de opvoeding van haar dochter. In haar ogen diende de jeugd van de nieuwe koningin op haar zestiende voorbij te zijn, om dan nog twee jaar "klaargestoomd" te worden voor haar taak als regerende koningin op 31 augustus 1898. Tot 1896 werd Wilhelmina dan ook omringd door oude en wijze lieden, leden van de hofhouding en een gouvernante.

Emma was vroeg oud. De dertigjarige vorstin zag er veel ouder uit dan haar jaren rechtvaardigden en haar gezondheid was broos.

Koningin-moeder
Als regerend koningin koos de jonge Wilhelmina al snel haar eigen weg. Zij probeerde onder de druk van haar moeder uit te komen, maar ze moest toch veelvuldig terugvallen op de grote kennis van Emma in protocollaire kwesties. Aanvankelijk woonden de beide vorstinnen nog samen in paleis Noordeinde, maar toen Wilhelmina trouwde, trok Emma zich terug in het Paleis Lange Voorhout. Zij was niet meer zo gesteld op het society-leven aan het hof maar hield desondanks grote ontvangsten en ook audiënties voor diplomaten. Ook al leefde ze vrij teruggetrokken met haar eigen koninklijke huishouding, als weduwe van de oude koning voerde zij een grote staat.

Emma zette zich volledig in voor de bestrijding van tuberculose, destijds volksziekte nummer 1, en deed veel aan liefdadigheid. Zelf had ze een van haar zusters, Sophie, verloren aan tbc.

In 1909, toen een troonopvolger (Juliana) was geboren, moest opnieuw worden voorzien in een onverhoopt regentschap gedurende de minderjarigheid van Juliana. Wilhelmina’s gemaal Hendrik werd daartoe door de regering minder geschikt gevonden, terwijl politiek Nederland goede herinneringen bewaarde aan het regentschap van Emma. Wilhelmina bewilligde, en Emma was opnieuw reserve-koningin van 1909 tot aan de staatsrechtelijke meerderjarigheid van prinses Juliana in 1927.

Emma overleed op 20 maart 1934 aan een longontsteking. Opmerkelijk genoeg zou haar kleindochter koningin Juliana op de dag af zeventig jaar later overlijden.

Na haar overlijden werden in opdracht van koningin Wilhelmina postuum twee Nederlandsch-Indische bankbiljetten van 10 en 20 gulden uitgegeven met de afbeelding van koningin Emma.

Monumenten
In het midden van het Regentesseplein in Den Haag staat de ’naald’ van Koningin Emma. Het is een natuurstenen obelisk uit 1905, opgericht ter ere van de populaire koningin-moeder. De obelisk is versierd met een allegorisch vrouwenbeeld en een portetbuste en profil in brons van Emma, vervaardigd door Prof. A.W.M. Arend Odé en A.F. Gips.
In 1936 werd in het rosarium op het Jozef Israëlsplein in Den Haag een beeld van de Belgische beeldhouwer Toon Dupuis onthuld door koningin Wilhelmina. Oorspronkelijk was het van de Franse kalksteen Vaurion, maar na beschadigingen is het in 2001 in brons gegoten. (Zie:Monument voor Koningin Emma (Den Haag))
Op 6 september 1937 wordt op de Dam in Middelburg een monument onthuld van Henk Etienne.
Op het Lange Voorhout staat een monument in de vorm van een soort zitbank. Op de voorkant staat: "In dankbare herinnering aan, en ter vererende nagedachtenis van H.M. Koningin Emma". Op de achterkant staat: "Aangeboden door de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden in het jaar 1938, vernield in 1940, heropgericht in 1959".
In het plantsoen van het Emmaplein in Amsterdam Oud-zuid staat een monumentaal kalkstenen beeld van Koningin Emma met op het voetstuk de wapens van Nederland en Waldeck-Pyrmont. De zes vrouwen in reliëf laten zien dat de vorstin op handen werd gedragen. Links op het voetstuk staat een reliëf van een vrouw als symbool voor bescherming, de rechts een vrouw met weegschaal en boek, symbool voor gerechtigheid. Het standbeeld van Lambertus Zijl, dat eerst voor Den Haag bestemd was, werd door Koningin Wilhelmina in 1938 onthuld.
In Schiedam werd in 1935 een speciale Emmabank onthuld, in het Julianapark.
Heerlijkheid:
Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Waldeck-Pyrmont, koningin-regentes der Nederlanden van 1890 tot 1898
Kinderen van Willem en Sophie:
1 Willem Nicolaas Alexander Frederik Karel Hendrik van Oranje-Nassau, geboren op vrijdag 4 september 1840 in Den Haag. Willem is overleden op woensdag 11 juni 1879 in Parijs, 38 jaar oud.
Notitie bij Willem: Prins Willem was de oudste zoon van koning Willem III en koningin Sophie. Zijn roepnaam was Wiwill. Sinds 1849, na het overlijden van zijn grootvader Willem II, was hij de vermoedelijke opvolger van zijn vader.

Zijn opvoeding in Victoriaanse stijl zou desastreus blijken, al werd hem wel een scherpzinnig verstand toegedicht.

Prins Willem en zijn vader koning Willem III hadden een verre van goede relatie, culminerend in zelfgekozen ballingschap nadat de koning en de koningin de huwelijksplannen van prins Willem met gravin Mathilde van Limburg Stirum hadden afgekeurd. Vanuit het toenmalige standsperspectief was een dergelijk huwelijk een grove mésalliance. Mogelijk heeft er ook mee te maken gehad dat Willem III zelf een relatie zou hebben gehad met "Matties" moeder en prins Willem wellicht met zijn half-zus zou trouwen. Willem III zag onderwijl liever dat zijn zoon zou trouwen met een buitenlandse prinses. De tweede dochter van de Engelse koningin Victoria, Alice, was even als zodanig in beeld, maar de slechte reputatie van Prins Willem was hem reeds vooruit gesneld en de Britse vorstin zag niets in een verbintenis van haar dochter met de prins. Ook de Russische grootvorstin Maria Aleksandrovna, een dochter van Alexander II, leek een geschikte kandidate, maar ook hier kwam het niet tot een huwelijk. Deze Maria Alexandrovna zou, later - ironisch genoeg - trouwen met prins Alfred, een zoon van koningin Victoria.

Willem vertrok daarop naar Parijs waar hij zich stortte in een leven van seks, drank en gokken. De Parijse boulevardpers was gek op Le Prince de Citron, en wijdde met enige regelmaat grote scandaleuze verhalen aan zijn volgens de geruchten liederlijke handel en wandel. Op 11 juni 1879 stierf prins Willem, 38 jaar oud, totaal berooid, aan een combinatie van tyfus, een leveraandoening en uitputting. Hij zou zijn vader dus niet opvolgen, net zoals zijn twee jongere broers. Koning Willem III overleefde ook prins Alexander (1851-1884) en prins Maurits (1843-1850). Toch had hij ook in Parijs nooit geheel en al zijn statuut verloren; bij zijn baar lag een krans van ex-keizerin Eugénie van Frankrijk en één van de Engelse kroonprins Eduard. Hij werd bijgezet in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft op 26 juni 1879. Zijn jongere broer Alexander volgde hem op als Prins van Oranje.
Titel:
 prins van Oranje (prins der Nederlanden, prins van Oranje-Nassau, was sinds 17 maart 1849 de kroonprins van Nederland.)
2 Willem Frederik Maurits Alexander Hendrik Karel van Oranje-Nassau, geboren op vrijdag 15 september 1843 in Den Haag. Willem is overleden op dinsdag 4 juni 1850 in Den Haag, 6 jaar oud.
Notitie bij Willem: Prins Maurits ontwikkelde eind mei 1850 hersenvliesontsteking. Zijn ouders - hun relatie was op dat moment al verre van ideaal - kregen ruzie aan het ziekbed over de te raadplegen artsen. De koningin weigerde de lijfarts van de koning haar zoontje te laten behandelen. De koning ontzegde de door Sophie uitgekozen arts de toegang tot het ziekbed. De prins overleed op 4 juni 1850. Een verbitterde koningin schreef aan een van haar vriendinnen:

"Mijn kind is dood. Zelf heb ik de oogjes dichtgedrukt. Al wat me op deze aarde nog restte aan hoop en vreugde is voor altijd weg… Ik hoop dat ik gauw mag sterven. Iedere dag neemt mijn ellende toe. Ieder gezicht dat ik moet zien is me een marteling; onafgebroken heb ik het spitse gezichtje van mijn stervende kind voor ogen, hoe hij me smeekte hem te helpen, terwijl er geen enkele hulp mogelijk was…"

Op 10 juni 1850 werd prins Maurits bijgezet in de grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk te Delft.
3 Willem Alexander Karel Hendrik Frederik van Oranje-Nassau, geboren op maandag 25 augustus 1851 in ’s-Gravenhage. Willem is overleden op zaterdag 21 juni 1884 in ’s-Gravenhage, 32 jaar oud.
Notitie bij Willem: Prins Alexander was van jongs af aan nerveus en ziekelijk. Voor zijn moeder was dat reden hem met veel zorg te omringen. Zijn vader ergerde zich daaraan. In tegenstelling tot zijn oudste broer was prins Alexander gedisciplineerd, intellectueel en las hij veel. In de periode 1871-1874 studeerde hij aan de Rijksuniversiteit Leiden, zonder ergens in af te studeren. Nadien woonde hij in de voormalige woning van Johan de Witt aan de Kneuterdijk te Den Haag. De koning, die alles financierde, wilde dat Alexander op eigen benen kwam te staan. Vandaar dat hij een eigen hofhouding kreeg. In 1876 installeerde zijn oudoom prins Frederik hem als lid van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Hij volgde prins Frederik na diens dood op als Grootmeester.

Bij de uitvaart van zijn moeder, koningin Sophie, in de Nieuwe Kerk te Delft raakte Alexander buiten zichzelf. Vlak voordat de kist in de grafkelder werd gedragen kwam Alexander naar voren, omklemde de kist met beide handen en bedekte het hout met kussen. Het was zijn broer Willem die hem weer in het gareel wist te krijgen. Prins Alexander bezocht zijn broer in Parijs nu en dan wanneer hij op doorreis was naar Algiers. Na het overlijden van zijn moeder in 1877 en zijn oudste broer in 1879 vereenzaamde de prins. Hij deed nog van zich spreken door twee opmerkelijke brochures: "Nadere toelichting van mijnen brief van den 17en September 1879" en "Een vermoedelijk slotwoord door Alexander, Prins der Nederlanden".

Prins Alexander stierf ongehuwd en kinderloos op 32-jarige leeftijd op 21 juni 1884 aan tyfus. Omdat zijn vader, die met zijn vrouw, koningin Emma en dochtertje Wilhelmina een vakantiereis naar Duitsland en Zwitserland maakte niet van zins was om zijn verblijf aldaar te onderbreken, werd de begrafenis alsmaar uitgesteld. De koning keerde uiteindelijk pas op 15 juli 1884 terug. Prins Alexander werd op 17 juli 1884 bijgezet in de grafkelder van de Nieuwe Kerk te Delft. Zijn halfzusje Wilhelmina was vanaf zijn overlijden de vermoedelijke troonopvolgster.

Zijn moeder, december 1876: ’Mijn tweede zoon is een voortreffelijk mens, maar hij heeft geen charme voor vrouwen, en hij voelt ook niets voor hen.’

Minister Weitzel, 20 mei 1883, in zijn dagboek na een diner bij de prins: ’Ik vond de prins geheel anders dan ik mij had voorgesteld. Hij is een zeer ontwikkeld en zeer onderhoudend man die over velerlei met kennis en oordeel spreekt en die met bescheidenheid luistert of met scherpzinnigheid inlichtingen vraagt als er onderwerpen ter sprake komen die hij niet voldoende machtig is. Men kan met hem redeneren, hij duldt tegenspraak zelfs al wordt die tot het uiterste volgehouden; hij schijnt voor overtuiging vatbaar te zijn, al geven zijne handelingen daarvan niet altijd de blijken. Het schijnt hem aan de geestkracht te ontbreken om zichzelf te dwingen; tegenover anderen, niet het minst tegen den koning, is hij volhoudend genoeg.’

Alexander is onder andere de naamgever van de Prins Alexanderpolder en daarmee van de deelgemeente Prins Alexander in Rotterdam.
In 1998 werd door de KRO de, niet op bewezen waarheid berustende, televisieserie Wij Alexander uitgezonden, die het leven van prins Alexander als onderwerp had.
Titel:
(Vanaf het overlijden van zijn broer Willem op 11 juni 1879 tot aan zijn dood was Alexander de kroonprins. Hij werd echter nooit koning, want zijn vader overleefde hem.)
Kind van Willem en Adelheid:
4 Wilhelmina Helena Pauline Maria der Nederlanden, geboren op dinsdag 31 augustus 1880 in Den Haag. Volgt 75.
75 Wilhelmina Helena Pauline Maria der Nederlanden is geboren op dinsdag 31 augustus 1880 in Den Haag, dochter van Willem III Alexander Paul Frederik Lodewijk der Nederlanden (zie 74) en Adelheid Emma Wilhelmina Theresia van Waldeck-Pyrmont. Wilhelmina is overleden op woensdag 28 november 1962 in Apeldoorn, 82 jaar oud.
Notitie bij Wilhelmina: Van 1890 tot haar 18de verjaardag in 1898 was haar moeder, koningin Emma, wegens de minderjarigheid van Koningin Wilhelmina, regentes. In 1947 en in 1948 nam haar dochter, (toen) kroonprinses Juliana, het regentschap gedurende in totaal 157 dagen op zich. Wilhelmina abdiceerde officieel als Koningin der Nederlanden in haar 58ste regeringsjaar; feitelijk regeerde zij iets korter dan 50 jaar.

Op 31 augustus werd door middel van een telegram de geboorte van een prinses meegedeeld. Wilhelmina werd op 31 augustus 1880 op natuurlijke wijze om 18.00u geboren op Paleis Noordeinde in Den Haag. Wilhelmina was het enige kind van koning Willem III en zijn tweede vrouw Emma van Waldeck-Pyrmont. Ter gelegenheid van de geboorte werden in diverse plaatsen militaire parades gehouden en klonken 49 saluutschoten. Van groot uitbundig feest was echter geen sprake. Velen hadden liever een prinsje. De ochtend na de geboorte volgde de aangifte bij de burgerlijke stand. Dit werd door vader koning Willem III persoonlijk op paleis Noordeinde gedaan, met twee ministers als getuige. Haar officiële namen waren:

Wilhelmina, de vrouwelijke vorm van de traditionele Oranje-voornaam Willem.
Helena, naar Helena van Nassau-Weilburg, de moeder van koningin Emma.
Pauline, naar Pauline van Waldeck-Pyrmont, een zuster van koningin Emma.
Maria, naar Maria van Waldeck-Pyrmont, een zuster van koningin Emma.
De roepnaam van de prinses was lange tijd min of meer geheimzinnig. In de eerste maanden van haar leven werd zij Paulientje genoemd. Uiteindelijk schakelden haar ouders over op Wilhelmina.

De doop vond op 12 oktober 1880 plaats in de Willemskerk te Den Haag door dominee Cornelis Eliza van Koetsveld. De kleine Wilhelmina droeg een witte doopsjurk van Brussels kant waarin later tevens al haar opvolgsters werden gedoopt. Haar moeder hield de baby ten doop. Onder de aanwezigen waren vader Koning WIllem III, de 83-jarige oudoom prins Frederik, oom en tante groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar en groothertogin Sophie, en de grootouders van moederskant vorst Georg Victor en vorstin Helena.

De kleine prinses groeide voorspoedig op. Op haar eerste verjaardag zette zij al haar eerste stapjes.

Ze had drie oudere halfbroers uit haar vaders eerste huwelijk met Sophie van Württemberg; van wie bij haar geboorte alleen nog prins Alexander leefde. Hij was zo verbolgen over zijn vaders tweede huwelijk (hij sloot op de dag van de huwelijkssluiting de luiken van zijn paleis), dat hij ook later nog weigerde zijn halfzusje te zien. Hij stierf toen zij vier jaar oud was. Hierdoor werd Wilhelmina troonopvolgster.

Toen Willem III stierf op 23 november 1890 werd de 10-jarige Wilhelmina koningin. Echter tot zij 18 jaar werd nam haar moeder Emma als regentes het koningschap waar. In het Groothertogdom Luxemburg waren alleen mannelijke afstammelingen erfgerechtigd. De groothertogelijke kroon ging daar over op een ver familielid uit het Huis Nassau, Adolf, hoofd van de Walramse tak van Nassau.

Begin koningschap
Op 6 september 1898 werd Wilhelmina ingehuldigd in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Een jaar daarvoor had zij een grote klap te verwerken gekregen. Haar tante Sophie, de zuster van haar vader, was overleden. In haar autobiografie vertelde ze later dat haar tante veel voor haar betekende. Twee jaar na haar inhuldiging werd aan een Nederlands marineschip, Hr. Ms. Gelderland, opdracht gegeven naar Mozambique te varen om van daar Paul Kruger, president van de verslagen Transvaal, te evacueren. Dit gebaar (met stilzwijgende instemming van de Britten), leverde haar veel good-will op in Europa.

Huwelijk
Men zocht naar een gemaal voor de jonge koningin. Britse kandidaten vielen af vanwege de Boerenoorlog. "Nur einen deutschen Prinzen soll sie bekommen", sprak de Duitse keizer.

De koningin-moeder Emma reisde in mei 1900 met haar dochter naar het slot Schwarzburg in Thüringen. Daar had ze ontmoetingen gearrangeerd met drie kandidaten. Friedrich Wilhelm van Pruisen, kleinzoon van prinses Marianne, was door de keizer naar voren geschoven en de twee broers Von Mecklenburg Schwerin waren geselecteerd uit de Almanach de Gotha. Van de broers kwam alleen Heinrich opdagen. Moeder en dochter kozen voor hertog Heinrich zu Mecklenburg Schwerin. Op 16 oktober werd de verloving bekendgemaakt. Wilhelmina en Hendrik waren - zij het zeer in de verte - familie van elkaar: de Russische tsaar Paul I en diens vrouw Maria Fjodorovna waren hun gemeenschappelijke overgrootouders.

Op 7 februari 1901 trouwde Wilhelmina met Hendrik, zoon van groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin.

In maart 1902 werd gemeld dat de koningin zwanger was. Echter in april kwam het bericht dat koningin Wilhelmina ernstig ziek was. Het bleek tyfus te zijn. Begin mei werd de situatie levensbedreigend. Het hele volk leefde mee en in kerken werd God gesmeekt om het herstel van de koningin. Ook in buitenland volgde men angstvallig de ziekte van de koningin op de voet. De schrik was begrijpelijk. Wilhelmina was de laatste Oranje en indien zij zou overlijden zou de troon wegens erfopvolging hoogstwaarschijnlijk naar een Duitser gaan. Meest genoemde kandidaat was Wilhelmina’s achterneef Willem Ernst, groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach, een kleinzoon van Wilhelmina’s tante Sophie (zuster van Willem III). Mogelijk zou Nederland daarbij zelfs opgeslokt kunnen worden door het Duitse Rijk beredeneerde men. Eind mei verbeterde de toestand van Wilhelmina, en om helemaal te herstellen ging de koningin kuren in Schaumburg. Op prinsjesdag 1902 verscheen Wilhelmina voor het eerst weer in het openbaar.

Maar hiermee was de onzekerheid nog niet ten einde. Het huwelijk van Wilhelmina en Hendrik bleef lange tijd kinderloos en bracht de eerste jaren vier miskramen. Tevens ontsnapten zowel koningin als prins op 26 februari 1908 nog maar net aan een verkeersongeval. Prins Hendrik bestuurde zelf een auto die tegen een Haagse tram opbotste. Eind 1908 werd uiteindelijk een zwangerschap van de koningin bekend gemaakt door minister president Heemskerk. Uiteindelijk werd op 30 april 1909 dan toch een kind geboren, Juliana. Het hele land was opgelucht en in feeststemming (op het Republikeinse geluid van enkel Troelstra na). De koningin onderwees haar dochter zowel over de Bijbel, in protestantse zin, als over alle facetten van het koninkrijk. Ook hierdoor ontstond tussen moeder en dochter een hechte band.

Voor en tijdens de Eerste Wereldoorlog
Als meisje van dertien bezocht Wilhelmina samen met haar moeder de regentes ook keizer Wilhelm II van Duitsland. Deze pochte tegenover de kind-koningin dat zijn gardisten bijna twee meter lang waren. Wilhelmina glimlachte beleefd en antwoordde dat, wanneer de sluizen geopend werden, dit kleine landje twee en een halve meter onder water stond. De keizer, tevens de Prins van Oranje, werd door koningin Wilhelmina onderscheiden met het Grootkruis in de Militaire Willems-Orde en het Grootkruis in de Huisorde van Oranje. Na de Eerste Wereldoorlog vroeg de keizer op 10 november 1918 politiek asiel. De Nederlandse regering verleende hem dit asiel, tegen de wil van de geallieerde mogendheden Frankrijk, Groot-Brittannië en vooral België. Wilhelmina vermeed echter elk contact met de ex-keizer. Zij verweet hem toen gebrek aan leiderschap en zelfs het verlaten van zijn volk. De Duitse revolutie zou ook in Nederland natrillen, zoals zij zou ondervinden.

Wilhelmina maakte van haar bevoegdheden nadrukkelijk gebruik. Hoewel zij wist waar haar grenzen lagen, respecteerde zij die met tegenzin. Veel had ze ook niet op met de politici van haar tijd, wat dan ook vaak tot conflicten leidde met haar ministers. Met name in de Amerikaanse pers zijn berichten gepubliceerd dat zij door haar zakelijk inzicht het familiekapitaal vergrootte tot een miljard dollar. De Nederlandse koninklijke familie zou één van de grootste aandeelhouders van Koninklijke Olie zijn. Zij koos de zijde van het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten inzake de annexatie van Mexicaanse olie. Haar wil bracht Nederland ook in conflict met Venezuela over de Nederlandse Antillen.

Wilhelmina werd één van de invloedrijkste monarchen sinds Willem van Oranje. Nadat de grootmogendheden Den Haag aanwezen als vergaderplaats, bood de negentienjarige koningin één van haar paleizen aan als plaats waar landen hun geschillen vreedzaam konden laten bijleggen door deze voor te leggen aan het Permanent Hof van Arbitrage. Ze bood ook een galadiner aan bij de afsluiting van de eerste Haagse Vredesconferentie. Ze zag weinig in deze initiatieven - Nederland was immers een neutraal land - en hechtte daarom meer aan een sterke defensie. Daarover kwam ze in conflict met de achtereenvolgende regeringen, die toentertijd streefden naar een volksleger. Hoewel zij meehielp om Nederland gedurende de Eerste Wereldoorlog neutraal te laten blijven, besloot Engeland een handelsblokkade tegen Nederland in te stellen. Toen nog in het voorjaar van 1918 Nederlandse koopvaardijschepen door de Engelsen werden opgebracht, was een grens overschreden. Er moest een gebaar worden gemaakt en op 5 juli 1918 vertrok toch een handelsvloot onder konvooi naar Nederlands-Indië, met de driekleur in top.

Na de Eerste Wereldoorlog
Maatschappelijke onrust, aangemoedigd door het uiteenvallen van het Russische, Oostenrijks-Hongaarse en Duitse Rijk en de communistische revolutie in Rusland in 1917, stak kort na WO I ook in Nederland de kop op, die de socialistische leider Pieter Jelles Troelstra in november 1918 tot zijn ’historische vergissing’ inspireerde. Een proclamatie door Wilhelmina kalmeerde de gemoederen toen ook de verschillen tussen extreem rijk en extreem arm wat werden aangepakt: ziekenhuizen, nieuwe woningen en beperking van de uitbuiting van de arbeiders. Wilhelmina ging nu ook meer een eigen invulling geven aan het koningschap. Ze wilde "contact met alle lagen van de bevolking in haar arbeid, voelen en denken". Het ceremonieel werd drastisch teruggebracht, maar de "gouden kooi" kon ze niet doorbreken.

Wilhelmina leed onder de buitenechtelijke avonturen en de financiële praktijken van prins Hendrik, die met zijn positie van prins-gemaal binnen het Nederlandse constitutionele bestel niet goed raad wist. Vanaf het einde van WO I leefden ze vrijwel gescheiden; door de volgzaamheid van de pers in die tijd bleef het volk grotendeels onkundig van Hendriks misstappen.

Het overlijden van haar moeder en haar man in 1934 maakten dat jaar moeilijk voor haar, niet alleen emotioneel, maar ook omdat het koningshuis toen nog maar uit twee personen bestond. Zij had het liefst willen aftreden omdat zij meende dat het volk een beetje op haar was uitgekeken en omdat zij zich onmachtig voelde het kabinetsbeleid bij te sturen. Zij wilde dit echter haar dochter Juliana niet aandoen voordat die haar eigen huwelijk geregeld had. Vanaf 1937 kreeg de monarchie de broodnodige personele versterking: Juliana trouwde met prins Bernhard van Lippe-Biesterfeld en in 1938 werd Beatrix als Wilhelmina’s eerste kleindochter en erfopvolger geboren; in 1939 volgde prinses Irene.

Samen met koning Leopold III van het nu ook neutrale België ontplooide zij enkele initiatieven voor het bewaren van de vrede in Europa, die niet mochten baten, maar wel de Nederlands-Belgische relaties hielpen verbeteren. In februari 1939 werd besloten tot de bouw van een centraal vluchtelingenkamp voor uit Duitsland gevluchte joden. Gekozen werd voor een locatie bij Elspeet. Koningin Wilhelmina verzette zich daar tegen; zij vond de afstand van twaalf kilometer tot haar zomerverblijf paleis Het Loo veel te weinig. Het kamp werd uiteindelijk bij Hooghalen gebouwd (kamp Westerbork).

Op 10 mei 1940 viel Duitsland Nederland binnen. Juliana en de kinderen vluchtten naar Groot-Brittannië, teneinde de dynastie veilig te stellen. Ook koningin Wilhelmina moest op advies van generaal Winkelman uitwijken en vluchtte eveneens. Haar aanvankelijke plan zou zijn geweest om met een Engelse torpedojager vanuit Den Haag naar Zeeland te varen en daar met haar troepen te strijden tot hulp van de geallieerden kwam. Maar doordat het Duitse leger steeds verder Nederland introk en na het bombardement op Rotterdam, capituleerde generaal Winkelman. De torpedojager moest - op nadrukkelijk Engels bevel - koers zetten naar Engeland. Zo waren zij - met de grote Nederlandse kolonie Nederlands Indië in gedachten - zeker dat Nederland aan geallieerde zijde bleef.

In Londen gaf ze wel leiding aan de Nederlandse regering in ballingschap. Wilhelmina zond ook radioboodschappen aan haar volk, via Radio Oranje. Ze nam geen blad voor de mond. Adolf Hitler noemde zij de ’aartsvijand van de mensheid’. Ook heeft ze in haar toespraken haar afkeuring betuigd tegen de Jodenvervolging die op dat moment gaande was in Nederland [1]. Ondanks de hierop gestelde straf werden de uitzendingen in Nederland veel beluisterd. Gedurende de laatste jaren van bezetting groeiden zij en de kleur oranje uit tot symbool van bevrijding. Zelf werd zij gedurende de oorlog bijna gedood door een Duitse bom, die dichtbij haar huis in South Mimms, net ten noorden van Londen neerkwam. Terwijl haar dochter en kleinkinderen in Canada zaten, ontpopte haar schoonzoon prins Bernhard zich tot adjudant, die zich voor de strijdkrachten inzette, al mocht hij zich van zijn schoonmoeder niet in gevaar brengen. In de oorlog sprak zij over een politiek denkbeeld, de ’vernieuwing’, dat voortkwam uit haar frustraties met het vooroorlogse politieke bestel. Dit is nooit helemaal uitgewerkt, maar de kernthema’s waren als volgt: afschaffing van de zuilen, een nog grotere macht voor de Kroon en een eendrachtiger Nederland. Zij had menigmaal conflicten met haar ministers, die voorstanders waren van het vooroorlogse bestel. Zij meende echter dat het volk achter haar zou staan.

Na de Tweede Wereldoorlog
Na haar terugkeer in Nederland gaf zij, uit woede over het gebruik van Paleis Het Loo door de nazi’s, opdracht dit paleis af te breken. Het gezonde verstand overwon echter. Uit medeleven met het Nederlandse volk heeft Wilhelmina na de Tweede Wereldoorlog (september 1945 - april 1946) tijdelijk in een gewoon burgerhuis gewoond aan de Nieuwe Parklaan in Den Haag. Verder bracht zij persoonlijke bezoeken door het hele land, soms op de fiets.

Haar rol tijdens de politionele acties in Nederlands-Indië was onderwerp van scherpe kritiek;[bron?] haar hele leven had zij nog geen voet in Nederlands-Indië gezet. Wilhelmina stimuleerde na de oorlog wel de wederopbouw van Nederland, maar zij kreeg een teleurstelling te verwerken met betrekking tot de vernieuwing die haar voor ogen stond. Nederlanders bleken hun normale leven weer op te pakken en de oude politieke partijen en hun zuilen kwamen weer terug. Wilhelmina had zich vergist, de Nederlanders wilden niets van haar vernieuwing weten. Na een ambtsperiode van bijna 58 jaar deed zij in 1948 troonsafstand ten gunste van haar dochter Juliana.

Na haar troonsafstand trok zij zich terug op Het Loo. Tijdens de watersnood van 1953 trad zij nog enkele malen in het publiek op, zij het per auto in plaats van op de fiets. Zij werkte tot op hoge leeftijd aan haar dynastieke belangen en zakelijke investeringen, waarbij zij onder andere contact had met de Amerikaanse familie Mellon en de Europese Rothschilds. Gedurende haar laatste levensjaren schreef ze haar autobiografie Eenzaam maar niet alleen.

Eén van de laatste keren dat zij in het openbaar verscheen, was bij de 18-de verjaardag van haar kleindochter, Beatrix in 1956.

Wilhelmina stierf op 28 november 1962, 82 jaar oud, en werd bijgezet in het familiegraf in de Grafkelder van de Oranjes in de Nieuwe Kerk in Delft.

Na haar abdicatie nam de invloed van de Nederlandse monarchie op het beleid van de regering af, maar bleef het Koninklijk Huis populair.
Heerlijkheid:
Prinses der Nederlanden (1880-1890, 1948-1962), Prinses van Oranje-Nassau, Hertogin van Limburg (1890-1948), Hertogin van Mecklenburg (1901-1962), was van 1890 tot 1948 Koningin der Nederlanden.
Wilhelmina trouwde, 20 jaar oud, op donderdag 7 februari 1901 met Hendrik Wladimir Albrecht Ernst van Mecklenburg-Schwerin, 24 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Wilhelmina en Hendrik: Zij waren - zij het zeer in de verte - familie van elkaar: de Russische tsaar Paul I en diens vrouw Maria Fjodorovna waren hun gemeenschappelijke overgrootouders
Hendrik is geboren op woensdag 19 april 1876 in Schwerin, zoon van Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin en Marie van Schwarzburg-Rudolstadt. Hendrik is overleden op dinsdag 3 juli 1934 in Den Haag, 58 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Hendrik (Heinrich) was het vierde kind en de derde zoon van groothertog Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin en diens derde vrouw prinses Marie van Schwarzburg-Rudolstadt. Hij had een oudere zus, Elisabeth (1869-1955), die was getrouwd met groothertog Frederik August II van Oldenburg, en twee oudere broers, Frederik Willem (1871-1897; verdronken) en de politicus Adolf Frederik (1873-1969). Naast hen had hij nog twee oudere halfzusters en drie oudere halfbroers (twee andere halfbroers overleden reeds voor zijn geboorte), onder wie groothertog Frederik Frans III (1851-1897) en de hertog-regent Johan Albrecht (1857-1920).

Toen Hendrik 7 jaar oud was overleed zijn vader. De hertog bezocht het gymnasium in Dresden. Hierna maakte hij een reis naar Griekenland, Brits-Indië en Ceylon waarvan in de plaatselijke krant uitvoerig verslag werd gedaan. In zijn daaropvolgende militaire carrière verkreeg Hendrik de rang van eerste luitenant bij het gardebataljon jagers in Potsdam.

Het huwelijk tussen Hendrik en Wilhelmina was gearrangeerd, maar desondanks koesterden de echtelieden een zekere genegenheid voor elkaar. Het paar verloofde zich op 16 oktober 1900. De voorbereidingen van het huwelijk, dat plaatsvond in Den Haag op 7 februari 1901, werden overschaduwd door de dood van haar oom - de enige nog levende oom/tante van Wilhelmina aan vaders zijde - groothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach (5 januari 1901) en van de Britse koningin Victoria (22 januari 1901). Hierdoor konden verschillende genodigden, onder wie koning Willem II van Württemberg en zijn gemalin Charlotte van Schaumburg-Lippe, groothertog Adolf van Luxemburg, groothertog Frederik August II van Oldenburg en hertog Karel Eduard van Saksen-Coburg en Gotha, de plechtigheid niet bijwonen. Wel aanwezig waren onder anderen Hendriks neef groothertog Frederik Frans IV van Mecklenburg-Schwerin, vorst Frederik van Waldeck-Pyrmont, vorst Gunther Victor van Schwarzburg-Rudolstadt, vorst Wilhelm van Wied, vorst Alexis van Bentheim-Steinfurt, prins Albert van Pruisen en de Russische grootvorsten Vladimir en Boris.

Omdat Wilhelmina het Huis Oranje-Nassau hoger achtte dan het Huis Mecklenburg bepaalde zij bij Koninklijk Besluit dat haar nazaten de titel Prins(es) van Oranje-Nassau zouden voeren vóór die van Hertog(in) van Mecklenburg. Hendrik ontving door het huwelijk de titel Prins der Nederlanden met het predicaat Koninklijke Hoogheid, niet echter de door de Mecklenburgers aanvankelijk geëiste titel Prins van Oranje.

Het huwelijk tussen de goedmoedige landedelman Hendrik met zijn boertige humor en de strenge en plichtsgetrouwe Wilhelmina is als slecht te kenschetsen. Wilhelmina had een hoge plichtsopvatting waarin voor haar man geen ruimte was. Het paar groeide uit elkaar. Een ander groot probleem was zijn voortdurende geldgebrek, dat nog verergerde toen na de Novemberrevolutie zijn groothertogelijke toelage wegviel. Ook de schandalen waarin Hendrik verwikkeld raakte, mede door pogingen geldbronnen aan te boren, maakten het huwelijk er niet beter op. Pas na zijn dood zou Wilhelmina Hendrik beter leren begrijpen en begon zij zijn karakter zelfs te idealiseren.

Juliana
Wilhelmina kreeg haar eerste miskraam in 1902. Het gerucht ging dat deze miskraam het gevolg was van de geslachtsziekte syfilis van Hendrik. De koningin was geschokt en wilde haar man voorlopig niet zien. De daaropvolgende jaren nam, na nog een aantal miskramen, de spanning toe over de vraag of Wilhelmina zou zorgen voor een troonopvolger of dat de Nederlandse troon bezet zou gaan worden door een Duitse prins. Op 22 november 1908 maakte minister-president Theo Heemskerk de ’vreugdevolle aandoening’ bekend. Prins Hendrik werd in 1909 vader van een dochter: Juliana. Indien zij een jongen was geweest, dan zou de naam Willem Lodewijk zijn geworden. Hendrik ontwikkelde een zeer goede verstandhouding met Juliana.

Hendrik bekleedde diverse erefuncties in het leger. Hij werd in 1901 tot schout-bij-nacht en generaal-majoor à la suite benoemd, in 1904 tot viceadmiraal en luitenant-generaal. Hij had weliswaar een zetel in de Raad van State, maar werd door zijn gemalin buiten alle politieke aangelegenheden gehouden. Deze onbeduidende positie betreurde hij ten zeerste ("het is niet aardig meer als je altijd maar voor spek en bonen erbij bent").

Hij maakte zich bij zijn personeel zeer geliefd, maar bleef voor het volk lange tijd een vreemde. In de beginjaren van zijn huwelijk besteedde hij vooral aandacht aan de jacht en de verbetering van de wildstand op de Veluwe. Het jagen werd hem echter niet door iedereen in dank afgenomen. Zijn bijnaam luidde Zwijnen Heintje. Prins Hendrik heeft grote belangstelling gehad voor het sociale en economische leven in Nederland. Pas toen hij in 1907 op zee een reddingsoperatie gadesloeg, verbeterde zijn imago. Hij zorgde voor de fusie van de twee toenmalige Scoutingorganisaties, De Nederlandsche Padvinders Organisatie en De Nederlandsche Padvinders Bond en werd vervolgens Koninklijke Commissaris van de vereniging De Nederlandsche Padvinders. Verder was hij voorzitter van het Nederlands Rode Kruis en vervulde verschillende andere maatschappelijke functies. In 1928 opende hij de Olympische Spelen in Amsterdam.

Hendrik hield er een vrij frivole levensstijl op na. Bekend is in dit verband de anekdote van de prins die, na de erepromotie van zijn dochter Juliana een gesprekje voerde met haar erepromotor, de bekende historicus Johan Huizinga. Huizinga zei tegen de prins: "Uw dochter is erg intelligent en kan goed overweg met haar vrouwelijke jaargenoten", waarop Hendrik geantwoord zou hebben: "Dat van die intelligentie heeft ze van haar moeder, dat van die meisjes van mij". Door François van ’t Sant, een vertrouweling van Wilhelmina, zouden diverse gevallen zijn geregeld waarin Hendrik min of meer werd gechanteerd.

Naast zijn liefde voor jagen, was Prins Hendrik ook gek op het water. Deze liefde voor het water kwam pas op iets latere leeftijd tot bloei, mede door het feit dat hij minder graag gezien was aan het hof. In 1913 liet Prins Hendrik op een scheepwerf in Muiden de prachtige salonboot Odin bouwen. Een jacht van bijna 20 meter waarmee hij vaker in het gezelschap van vrienden en vriendinnen uitstapjes maakte.

Ziekte en overlijden
De laatste jaren van zijn leven ging de gezondheid van Hendrik snel achteruit. Zijn reuma verhevigde, hij werd te dik en in 1929 kreeg hij zijn eerste hartinfarct. De tweede volgde op 28 juni 1934. Op 3 juli 1934 om half twee ’s middags stierf prins Hendrik op 58-jarige leeftijd in zijn kantoor aan een hartstilstand. Wilhelmina liet na het overlijden van haar man de kasten in diens kamer direct verzegelen om ’graaien van het personeel’ te voorkomen. Juliana, die op het moment van het overlijden van haar vader in Engeland verbleef, zorgde er op haar beurt voor dat de ringen die de koningin al had laten verwijderen weer om de vingers van haar vader werden geschoven.

Naar eigen wens werd prins Hendrik op 11 juli 1934 in het wit begraven. Enkele weken na de bijzetting in de Nieuwe Kerk verscheen een advertentie in de dagbladen waarin bekend gemaakt werd dat Juliana afzag van de erfenis van haar vader.

Buitenechtelijke kinderen
Tijdens zijn huwelijk heeft Hendrik meerdere buitenechtelijke kinderen verwekt. Over hem wordt gezegd dat hij bij zijn huwelijk in 1901 zijn maîtresse uit Duitsland meenam naar Nederland.

In 1979 werd bekend dat Hendrik bij Mien Abbo-Wenneker een zoon had verwekt die op 22 juli 1918 te Den Haag was geboren. Het bestaan van deze halfbroer van Koningin Juliana werd door Loe de Jong gemeld in deel negen van zijn Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. In hetzelfde jaar werd bekend dat het ging om Pim Lier. De onechte zoon was in 1919 tegen betaling van een maandelijkse toelage erkend door de luitenant Jan Derk Lier toen deze de moeder huwde. Door toedoen van Van ’t Sant zou de toelage later zijn teruggeschroefd. Journalist Hendrik Jan Korterink beschrijft in het boek De zwarte schapen van Oranje de buitenechtelijke verhoudingen en kinderen van Prins Hendrik.

In september 1992 verscheen Edith Schaap-Abbo uit Den Haag op televisie. Ook zij zou door Hendrik zijn verwekt. Daarnaast zijn er nog drie kinderen bekend waarbij prins Hendrik wel eens wordt gezien als vader. Bewijs hiervoor is echter nooit gevonden.
Heerlijkheid:
Hertog van Mecklenburg, Vorst van Wenden, Schwerin, Ratzeburg, Graaf van Schwerin, Heer van de landen Rostock en Stargard en sinds 1901 Prins der Nederlanden
Kind van Wilhelmina en Hendrik:
1 Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden, geboren op vrijdag 30 april 1909 in Den Haag. Volgt 76.
76 Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden is geboren op vrijdag 30 april 1909 in Den Haag, dochter van Hendrik Wladimir Albrecht Ernst van Mecklenburg-Schwerin en Wilhelmina Helena Pauline Maria der Nederlanden (zie 75). Juliana is overleden op zaterdag 20 maart 2004 in Soestdijk, 94 jaar oud.
Notitie bij Juliana: Bijzonder aan Koningin Juliana was dat zij niet resideerde in Den Haag maar in Baarn (Paleis Soestdijk) dat tot haar abdicatie in 1980 de koninklijke residentie was.

Geboorte en doop
Eind 1908 maakte minister-president Heemskerk bekend dat koningin Wilhelmina in blijde verwachting was. In heel Nederland ontstond grote vreugde en opluchting (op het republikeinse geluid van Troelstra na). Dit was zeer begrijpelijk aangezien het huwelijk van koningin Wilhelmina en prins Hendrik al jaren kinderloos was. Door een levensbedreigende ziekte van Wilhelmina in 1902 en een aantal miskramen in de jaren erna, was er grote vrees dat er geen troonopvolger zou zijn. In dat geval zou de Nederlandse troon na het overlijden van Wilhelmina in vreemde handen overgaan naar de nakomelingen van de Wilhelmina’s tante, prinses Sophie. De meest genoemde naam was Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach (een zoon van een neef van Wilhelmina).

Aangezien de baby al medio april werd verwacht, was er al meer dan eens sprake valse geruchten dat de baby al geboren zou zijn. Maar eindelijk kwam de geboorte op 30 april 1909 in Paleis Noordeinde in Den Haag. De melding werd gedaan in een zaal van het paleis door een jonkheer in plechtig Frans. Reporters stormden het paleis uit en maakten het bericht wereldkundig. Er was een troonopvolger, en vrijwel iedereen vierde groot feest. De volgende dag werd in paleis Noordeinde de aangifte voor de burgelijke stand gedaan door de vader. Echter de naam bleef nog lange tijd onbekend. Na enkele weken werden de namen van het prinsesje bekend:

Juliana, een oude familienaam vernoemd naar Juliana van Stolberg, de moeder van Willem van Oranje.
Louise, volgens sommigen naar Louise de Coligny, weduwe van Willem van Oranje, volgens anderen naar Louise van Baden met wie Wilhelmina veel contact had.
Emma, naar koningin Emma, grootmoeder van moederskant.
Marie, naar Marie van Schwarzburg-Rudolstadt, grootmoeder van vaderskant.
Wilhelmina, naar de moeder.
De roepnaam werd Juliana, terwijl haar moeder haar vaak junior noemde.

Op zaterdag 5 juni 1909 werd Prinses Juliana gedoopt in de Haagse Willemskerk. Voorafgaand aan de dienst botste de koets van koningin Emma op die van de kersverse ouders met de kleine Juliana. Aanwezigen schrokken, maar uiteindelijk hield niemand er iets aan over. Juliana droeg de doopjurk die haar moeder ook had gedragen bij haar doop. De plechtigheid werd geleid door Dr. J.H. Gerretsen. Hij preekte over Luk.7:15 "En Hij gaf hem zijne moeder". Sommige aanwezigen waren gechoqueerd, anderen vonden de preek juist briljant, artistiek en origineel. De oorzaak was de zinsnede van de Hofprediker: "Wij gaan onze Prinses begraven". Gerretsen doelde op het begraven van het aardse leven, het afleggen van de oude mens al in dit leven. Dit gebeurt symbolisch bij de doop. Hij zei dit alles tegen de achtergrond van zijn tekstkeus: De opwekking van de jongeling te Nain. De slotzang van de kerkdienst was Psalm 105:24. Dit zijn de beginregels: ’Die gunst heeft God Zijn volk bewezen, opdat het altoos Hem zou vrezen’. De preek verscheen in druk onder de titel: ’Aan Hare Moeder gegeven’. Haar acht doopouders waren haar grootmoeders Koningin Emma, Groothertogin Marie van Mecklenburg-Schwerin, haar overgrootmoeder prinses Mathilde van Schönburg-Waldenburg, prinses Marie van Wied, groothertogin Louise van Baden, haar oudtante vorstin Elisabeth zu Erbach-Schönberg en haar ooms hertog Johan Albrecht van Mecklenburg-Schwerin en hertog Adolf Frederik van Mecklenburg-Schwerin.

Opleiding
Haar moeder trachtte Juliana een iets minder afgeschermde opvoeding te geven dan zij zelf had gehad. Zij doorliep de lagere en middelbare school op het paleis, in een klasje van enkele dochters uit zorgvuldig uitgezochte families. Deze meisjes waren de freules Miek de Jonge, Elise Bentinck en Elisabeth van Hardenbroek. Na het beëindigen van haar middelbare school verhuisde Juliana naar Katwijk om een verkorte studie te volgen aan de Rijksuniversiteit Leiden, die geheel was toegespitst op de taak die haar wachtte. De studie werd afgesloten met een eredoctoraat. Koningin Wilhelmina vond het van groot belang dat Juliana op haar 18e jaar voldoende zou zijn toegerust om het koningschap zo nodig te kunnen overnemen. In 1922 werd de erfopvolging gewijzigd, waarbij werd geregeld dat Juliana de enige opvolger van haar moeder was.

Huwelijk
Op 7 januari 1937 trouwde Juliana met Bernhard van Lippe-Biesterfeld. Het paar vestigde zich op Paleis Soestdijk. De komst van Bernhard in Juliana’s leven betekende in allerlei opzichten een keerpunt voor Juliana. In de eerste jaren van hun huwelijk zorgde Bernhard ervoor dat Juliana radicaal brak met de kleinburgerlijke levensstijl waarin zij was opgevoed. Beginnend met hun huwelijksreis nam Bernhard Juliana voor het eerst mee naar de grote steden van Europa, liet haar kennismaken met de moderne mode en stijl van opmaken, het leven in de wereld buiten het minder mondaine Nederland. Juliana begon zich in deze periode voor het eerst te kleden als een mondaine vrouw en niet langer als een sprookjesprinses voor de camera of een halve Hollandse boerin als zij niet voor het publiek verscheen.

De bezettingsjaren
Tijdens de oorlogsjaren verbleef Juliana met haar dochters Beatrix en Irene in Canada. Prinses Margriet werd geboren in een ziekenhuis te Ottawa. Bernhard stond koningin Wilhelmina in Londen terzijde en kwam slechts sporadisch over. Vlak na het einde van de Tweede Wereldoorlog keerde het gezin via Engeland terug naar Nederland. Op persoonlijk vlak zorgden de "Canadese" jaren van zelfstandigheid - met haar moeder en echtgenoot tijdens de oorlog in Engeland - ervoor, dat Juliana opbloeide. Vóór 1940 was ze altijd als een klein meisje geweest dat erg aan haar moeder en haar man hing. Bernhard zou in later jaren geregeld opmerken dat Juliana toen ze uit Canada terugkeerde veel meer een zelfstandige vrouw was geworden: een ervaren moeder, een vrouw die stevig in haar schoenen stond en op eigen benen durfde te staan en vooral onder de schaduw van haar moeder vandaan was gekomen.

Juliana werd in deze tijd Brits onderdaan, en zij heeft nooit afstand gedaan van de Britse nationaliteit.

Juliana oefende haar eerste politieke daden uit als prinses-regentes voor haar moeder, toen deze tijdelijk het Koninklijk Gezag had neergelegd (van 14 oktober 1947 tot 1 december 1947 en van 12 mei 1948 tot 30 augustus 1948). Zij was toen betrokken bij haar eerste kabinetsformatie. Nadat Juliana de troon van haar moeder had overgenomen bleek zij een geheel andere stijl dan haar moeder te hebben.

Van 1950 tot 1956 was Juliana ook "Hoofd van de Nederlands-Indonesische Unie", een soort Gemenebest.

Tijdens haar regering kreeg de monarchie de bijnaam "fietsende monarchie". Onder Beatrix werd de stijl weer wat formeler ("monarchaler"). Juliana’s losse stijl verkleinde de afstand tussen koningshuis en volk. Op het jaarlijkse defilé op haar verjaardag (30 april) bij Paleis Soestdijk was de bevolking even ten paleize. Mede hierdoor bleef zij tot haar dood zeer populair.

In februari 1953 vond de grote watersnood in Zeeland en op de Zuid-Hollandse eilanden plaats. Juliana was snel ter plaatse, geschoeid met kaplaarzen, om de getroffen bevolking te troosten en moed in te spreken. Later zou deze alom zeer gewaardeerde actie als kenmerkend voor haar persoon en de invulling van haar koningschap worden betiteld.

Juliana had in de 32 jaar van haar koningschap te maken met in totaal 10 verschillende premiers. Onder Piet de Jong werd het wekelijkse spreekuur tussen staatshoofd en regeringsleider ingesteld. Zij bleek daarbij zeer geïnteresseerd in maatschappelijke vraagstukken, meer dan in financieel-economische en defensiekwesties. In een televisie-interview dat zij zes jaar na haar aftreden gaf, bekende Juliana dat zij, was zij in een burgergezin geboren, waarschijnlijk maatschappelijk werk was gaan doen.

Crisis
Tijdens haar koningschap deden zich echter ook crises voor, zoals de affaire (1956) rond de gebedsgenezeres Greet Hofmans, die te veel invloed zou uitoefenen op Juliana. Juliana en Bernhard hadden haar hulp gevraagd in een uiterste poging uitkomst te vinden voor Marijke, hun jongste dochter, die nagenoeg blind was geboren. Hofmans nam na enige tijd zelfs haar intrek op Paleis Soestdijk. Juliana begon openlijk te spreken over haar pacifistische idealen. Zij deed dit onder meer in een zelfgeschreven toespraak in het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden. Haar woorden wekten bevreemding bij de NAVO-bondgenoten. Ook prins Bernhard verschilde hierover sterk van mening met zijn vrouw. Het Westen was immers onder aanvoering van de Verenigde Staten verwikkeld in de Koude Oorlog met het Oostblok. De crisis zette het huwelijk van Juliana en Bernhard zwaar onder druk; zelfs het paleispersoneel was in twee kampen verdeeld. Een commissie van wijze mannen bracht in opdracht van premier Drees deze verwikkeling tot een goed einde. Greet Hofmans verdween voorgoed uit het paleis, het huwelijk hield stand en Juliana bleef koningin. In de 21e eeuw bevestigde Bernhard de geruchten omtrent zijn buitenechtelijke dochter Alicia de Bielefeld, die in 1952 was geboren uit een verhouding tussen hem en een Duitse pilote. Het is denkbaar dat deze buitenechtelijke relatie heeft bijgedragen aan de verslechtering van het huwelijk tussen Juliana en Bernhard. Vaststaat dat Bernhard de Hofmans-affaire erg goed uitkwam en dat hij een aanzienlijk aandeel had in de regie.

Ook rond prinses Irene brak een crisis uit, nadat ze katholiek geworden was en zich in 1964 plotseling verloofd had met de omstreden Carlos Hugo van Bourbon-Parma, die aanspraken maakte op de Spaanse troon. Het huwelijk ging door, zonder parlementaire goedkeuring; daarmee verloor Irene haar plaats in de lijn van Nederlandse troonopvolgers.

In het voorjaar van 1975 was er een plan van Zuid-Molukkers om Juliana te gijzelen. Door een tip kon dit verijdeld worden, waarna een deel van de beramers veroordeeld werd tot een celstraf van vijf jaar.

Prins Bernhard raakte in datzelfde jaar betrokken in een smeergeldaffaire (de Lockheed-affaire). Een onderzoekscommissie beoordeelde een aantal handelingen van de prins als laakbaar. Dit had belangrijke politieke consequenties en zowel Juliana als de toenmalige minister-president Joop den Uyl hebben indertijd overwogen om af te treden. De schade aan de monarchie werd afgewend door Bernhard zijn functie van Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht te ontnemen.

Troonsafstand en laatste levensjaren
Mogelijk mede aangeslagen door deze laatste crisis besloot Juliana op 30 april 1980, haar 71ste verjaardag, afstand te doen van de troon ten gunste van haar dochter Beatrix. Na haar troonsafstand is Juliana steeds actief gebleven in het sociale circuit en verscheen ze nog regelmatig in het openbaar. Zij had te kennen gegeven om na de abdicatie niet langer als koningin, maar als prinses Juliana aangesproken te willen worden. Eén van haar liefhebberijen was het dineren in voortreffelijke restaurants – een favoriet was de Auberge de l‘Ill, in Illhaeusern, in de Elzas. Na 1995 echter, toen haar algemene gezondheid begon af te nemen en ze ook last kreeg van geheugenverlies, zijn de verschijningen in het openbaar steeds minder geworden. Juliana’s laatste openbare optreden was bij het huwelijk van haar kleinzoon Maurits met Marilène van den Broek in 1998. Vooraf was door de Rijksvoorlichtingsdienst bekend gemaakt dat de prinses na een heupoperatie soms last had van acute verwardheid. Er ontstond enige opschudding over het feit dat zij tijdens het kerkelijk huwelijk van prins Maurits als protestant ter communie ging. Na deze bruiloft verscheen Juliana niet meer in het openbaar. Ze verliet het terrein van paleis Soestdijk soms in een busje om een rondrit te maken door de omgeving van Soestdijk. Daarbij werd ze enige jaren voor haar dood gefotografeerd door een fotograaf van het roddelblad Weekend. Het bleek de laatste foto van de prinses.

Nadat zij door een verslechterende gezondheidstoestand al enige weken het bed had moeten houden, is Juliana op zaterdag 20 maart 2004 kort voor 6 uur in de ochtend op 94-jarige leeftijd in het bijzijn van haar man Bernhard en drie van haar kinderen ten gevolge van een longontsteking in haar slaap overleden.Alleen haar dochter Christina was niet tijdig aanwezig; zij was wel al onderweg naar paleis Soestdijk. Opmerkelijk genoeg overleed Juliana op de dag af zeventig jaar na haar grootmoeder, koningin-regentes Emma. Conform haar wens werd zij opgebaard in haar voormalige werkkamer aan de achterzijde van Paleis Soestdijk, zodat de familie afscheid van haar kon nemen.

De bijzetting van Juliana vond plaats op 30 maart 2004 in de grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk in Delft. Op uitdrukkelijk verzoek van Juliana stond de kleur wit in een groot gedeelte van haar uitvaart centraal.

De ceremonie rondom de bijzetting werd door ca. 9000 mensen van de Nederlandse krijgsmacht voorbereid en volbracht. De Koninklijke Landmacht leverde circa 5000 manschappen, de Koninklijke Marine circa 2000, de Koninklijke Luchtmacht circa 1800 en 800 marechaussees. Twee derde werd ingezet voor de ereafzetting aan beide zijden van de 13,2 kilometer lange route op de dag van bijzetting. Daarnaast waren belangrijke taken weggelegd als dodenwacht en als fakkelwacht bij Paleis Noordeinde in Den Haag.

De rouwstoet vertrok om 9.45 uur vanaf Paleis Noordeinde, waar een erewacht bestaande uit honderd militairen van de Koninklijke Landmacht en het Trompetterkorps Bereden Wapens stond. Prins Willem-Alexander, Prins Carlos, Prins Maurits en Bernardo Guillermo, de oudste kinderen van de vier dochters van Juliana waren gezeten in een rijtuig die deel uit maakte van de stoet. Bij het Instituut Defensie Leergangen in Rijswijk werd zoals gebruikelijk een tussenstop gemaakt. Bij het instituut sloten o.a. koningin Beatrix, prinses Irene, prinses Margriet en prinses Christina zich aan. Zij waren hierbij in het wit gekleed, zoals bij de bijzetting van koningin Wilhelmina. Om 11.35 uur vertrok met groot militair ceremonieel de stoet richting Delft.

Acht 25-ponderkanonnen van de Rijdende Artillerie stonden opgesteld in Delft, bediend door 90 militairen. Vanaf het moment dat de rouwstoet de gemeentegrens van Delft overging tot en met het moment van bijzetting werd iedere minuut een schot afgevuurd. Bij binnenkomst in Delft luidde men de Trinitasklok, beter bekend als de Bourdon, van de Oude Kerk. Deze wordt alleen geluid bij bijzondere gebeurtenissen, zoals deze bijzetting.

De leden van de koninklijke familie die niet deelnamen aan de rouwstoet, verschillende Nederlandse autoriteiten, zoals de leden van de Staten-Generaal en de Ministers van Staat, en leden van buitenlandse vorstenhuizen, zoals België, Denemarken, Japan, Jordanië, Marokko, Noorwegen, Spanje, Thailand, het Verenigd Koninkrijk en Zweden, verzamelden in het stadhuis van Delft tegenover de Nieuwe Kerk. Andere gasten waren o.a. ex-koningin Anne-Marie en haar zoon, Prins Nikolaos van Griekenland.

De Nederlandse autoriteiten staken om 11.55 uur te voet de Markt over naar de Nieuwe Kerk. Vijf minuten later volgden de leden van buitenlandse vorstenhuizen en de leden van de Koninklijke Familie die niet deelnamen aan de rouwstoet. De overige genodigden waren reeds eerder gearriveerd, tussen 10.30 en 12.00 uur en hadden al plaatsgenomen in de kerk.

De rouwstoet arriveerde om 12.15 op de Markt in Delft, waar een erehaag bestaande uit 524 militairen van verschillende krijgsmachtdelen was opgesteld.

De uitvaartdienst duurde van 12.30 tot 13.30 uur. Voorganger was remonstrantse dominee Welmet Hudig-Semeijns de Vries van Doesburgh. Prinses Christina zong het lied It’s a gift to be simple. Onder de klanken van Morgenstimmung van Edvard Grieg daalde de kist met het stoffelijk overschot de trappen af naar de laatste rustplaats. De kist werd gevolgd door prins Bernhard, ondersteund door koningin Beatrix, prinses Irene, prinses Margriet en prinses Christina die meester Pieter van Vollenhoven ondersteunden, want die had last van een hernia. Vervolgens sloot de burgemeester van Delft het gordijn dat een inkijk gaf tot de grafkelder, zodat de familie in beslotenheid afscheid kon nemen.

Om 13.30 uur vertrok men naar Paleis Noordeinde, waar de condoleance van de familie en een lunch plaatsvond.

Vanaf de bijzetting wordt Juliana officieel weer betiteld als ’Koningin Juliana’.

Persoonlijke titels
Juliana voerde tijdens haar regeerperiode, naast eerder genoemde, de volgende adellijke titels:
Hertogin van Mecklenburg
Markiezin van Veere
Markiezin van Vlissingen
Gravin van Katzenelnbogen, Vianden, Dietz, Spiegelberg, Buren, Leerdam en Culemborg
Burggravin van Antwerpen
Barones van Breda, Diest, Beilstein, de stad Grave, het land van Cuijck, IJsselstein, Cranendonck, Eindhoven, Liesveld, Herstel, Warneton, Arlay en Nozeroy
Vrijvrouwe van Ameland
Vrouwe van Borculo, Bredevoort, Lichtenvoorde, Loo, Geertruidenberg, Klundert, Zevenbergen, Hooge en Lage Zwaluwe, Naaldwijk, Polanen, Sint-Maartensdijk, Soest, Baarn, Ter Eem, Willemstad, Steenbergen, Montfoort, Sankt Vith, Bütgenbach, Daasburg, Turnhout en Besançon.
Bij restaurantreserveringen heeft Juliana Van Buren als schuilnaam gebruikt.

Eind 2004 eindigde ze op nr. 14 in de verkiezing van De grootste Nederlander.
Heerlijkheid:
Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje Nassau, Hertogin van Mecklenburg, Prinses van Lippe-Biesterfeld, regeerde van 4 september 1948 tot 30 april 1980.
Juliana trouwde, 27 jaar oud, op donderdag 7 januari 1937 in Den Haag met Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter van Lippe-Biesterfeld, 25 jaar oud. Bernhard is geboren op donderdag 29 juni 1911 in Jena. Bernhard is overleden op woensdag 1 december 2004 in Utrecht, 93 jaar oud.
Notitie bij Bernhard: Jeugd en jonge jaren in Duitsland
Bernhard werd als Bernhard Leopold Friedrich Eberhard Julius Kurt Karl Gottfried Peter Graf von Biesterfeld geboren in Jena, dat destijds in het groothertogdom Saksen-Weimar-Eisenach lag. Hij staat in de Burgerlijke Stand van Jena vermeld als geboren op 28 juni 1911 om 2.45 u. Volgens de prins was dit een foutieve vermelding, hij vierde zijn verjaardag daarom op 29 juni, de datum die ook in zijn trouwakte is gezet. Er is echter geen bewijs dat 29 juni correct is.

Hij was de oudste zoon uit het morganatische huwelijk van prins Bernhard van Lippe (1872-1934, tot 1905 Graf und Edler Herr zur Lippe-Biesterfeld), een jongere broer van de laatste regerende vorst van Lippe, Leopold IV, en Armgard Gräfin von Biesterfeld, geb. von Cramm (1883-1971). Peetoom van Bernhard was graaf Maciej Mielzynski uit Köbnitz (Provincie Posen), een Poolse officier uit het Pruisische leger die in 1921 bij de Poolse Opstanden in Opper-Silezië een grote rol speelde en in 1944 in Wenen stierf in Gestapo-gevangenschap. Op 24 februari 1916 werd zijn moeder met haar zonen door vorst Leopold IV van Lippe verheven tot Prinzessin (Prinz) zur Lippe-Biesterfeld met het predicaat Durchlaucht, Doorluchtige Hoogheid. Zij behoorden echter niet tot het vorstenhuis van Lippe.

Hij had één jongere broer, Aschwin (1914-1988). De jeugdjaren op het landgoed van hun ouders, Gut Reckenwalde nabij de stad Bomst in de provincie Posen, later Grensmark Posen-West-Pruisen, verliepen gemoedelijk.

Na enige jaren privélessen doorliep hij de kostschool te Züllichau en ging daarna naar het gymnasium te Berlijn waar hij, 18 jaar oud, zijn diploma haalde. Zijn rechtenstudies in München en Lausanne brak de prins na het behalen van het staatsexamen in 1935 af -waarschijnlijk om financiële redenen- om vervolgens als stagiair te gaan werken bij het chemiebedrijf IG Farben. Hij werd geplaatst bij een dochteronderneming in Parijs, waar hij brieven moest nalezen op typefouten en enveloppen moest dichtplakken.

Bernhard en het nationaalsocialisme
Bernhard was lid geworden van de Sturmabteilung (SA) van de NSDAP en eveneens van de Reiter-SS. Zijn NSDAP-lidmaatschap heeft de prins eind 1995 echter ontkend. Nadat de Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie-historici Aalbers en Hilbrink in 1996 bewijs voor zijn NSDAP-lidmaatschap presenteerden, bleef hij volhouden niet zelf lid te zijn geworden. Mogelijk is hij lid gemaakt door anderen met wie hij in die jaren bevriend was. Duidelijk is, dat de contributie tijdens zijn lidmaatschap wel steeds en nauwgezet betaald werd. Recent onderzoek van journaliste Annejet van der Zijl trekt de conclusie "Op grond van de nu beschikbare gegevens lijkt de conclusie dan ook gerechtvaardigd dat Bernhards sympathie voor, en betrokkenheid bij nationaalsocialistische organisaties aanzienlijk groter is geweest dan hij later deed voorkomen".

In de loop der jaren zijn meer speculaties bekend geworden over Bernhards activiteiten vooraf aan de Tweede Wereldoorlog. Hij zou, op niet geheel duidelijke wijze, steun hebben verleend aan executies van SA-mensen door de SS in de Nacht van de Lange Messen[bron?], van 30 juni op 1 juli 1934. Dit stelde de eerst naar Nederland en later naar de Verenigde Staten uitgeweken oud-Rijkskanselier Heinrich Brüning. Bovendien is Brüning langdurig door de Gestapo vervolgd, waar volgens hem Bernhard bij geholpen zou hebben[bron?]. Ook de Abwehr-medewerker en bedrieger Michael graaf Soltikow (oorspronkelijk: Walter Bennecke), beweerde Bernhard nog uit zijn studietijd te kennen en hem in SS-uniform te hebben ontmoet. Verder beweert de kunsthandelaar Paech dat Bernhard in uniform zou hebben gepost voor Joodse winkels. Een foto in het archief van het NIOD in SS-uniform, zou zijn verdwenen, waarbij alleen het onderschrift bewaard zou zijn gebleven.

Bernhard zou prinses Juliana in 1936 voor het eerst tijdens een skivakantie in het Duitse Garmisch-Partenkirchen hebben ontmoet. De relatie was al eerder tijdens een geheime ontmoeting in Amsterdam gearrangeerd. Na de ontmoeting nu in Garmisch-Partenkirchen verloofden zij zich op 8 september 1936. Op 4 november 1936 kreeg Bernhard het Nederlands staatsburgerschap, en een maand later op 4 december 1936 kwam de benoeming tot luitenant-ter-zee der eerste klasse én ritmeester à la suite. Op 23 december werd Bernhard ten overstaan van de Koningin, zijn verloofde en zijn broer Aschwin op het Malieveld tot officier À la suite bij de Nederlandse Land- en Zeemacht en het KNIL beëdigd. Het huwelijk vond op 7 januari 1937 plaats in Den Haag. Op de avond voor het huwelijk werd een galaconcert georganiseerd. Dit concert had een officieel karakter, waarbij volgens het protocol de volksliederen van beide landen zouden worden gespeeld. Daaraan werd bovendien het Horst-Wessel-Lied (partijhymne van de NSDAP en SA) toegevoegd. Dirigent Peter van Anrooy weigerde dit lied te dirigeren en droeg het stokje over aan de dirigent van de Koninklijke Militaire Kapel. Joodse leden van het aanwezige orkest, verontwaardigd over de gang van zaken, verlieten voortijdig de zaal.

Bernhard kreeg bij Koninklijk Besluit van 6 januari 1937 de titel Prins der Nederlanden met het predicaat Koninklijke Hoogheid. Met het ontvangen van het Nederlanderschap veranderde Bernhards achternaam van zur Lippe-Biesterfeld in van Lippe-Biesterfeld. Met het opgeven van de Duitse nationaliteit door zijn huwelijk met Juliana verloor Bernhard de mogelijkheid vrij over zijn Duitse bankrekening te beschikken. Hij gebruikte daarna, in 1937, een bedrag van 200 000 gulden om het bos rondom zijn ouderlijk huis te kopen.

Dat Bernhard nog meer buitenechtelijke kinderen zou hebben, waaronder de Britse oud-minister Jonathan Aitken, is niet bevestigd door betrouwbaar onafhankelijk onderzoek. Bernhard wilde dat zijn erfenis onder zijn zes dochters verdeeld zou worden. Opvallend is dat de namen van de twee buitenechtelijke dochters en meerdere van Bernhards kleinkinderen sterk lijken op de naam van Alexis Pantchoulidzew, een bediende en latere levens- en huisgenoot van Bernhards moeder Armgard. Alexander is echter ook een kenmerkende naam uit de Oranje-dynastie.

Naast een particulier secretaris had prins Bernhard al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog Kokkie Gilles als vertrouwelinge voor zijn persoonlijke correspondentie.

De Greet Hofmans-affaire leidde tot een onderzoek door de Commissie Beel.

Het huwelijksleven van Bernhard en Juliana verliep dus niet vlekkeloos. Tegenover de buitenwereld wekten beiden de indruk dat zij (naarmate de jaren vorderden) affectie voor elkaar koesterden. Zo vierden zij op 30 april 1987 hun 50-jarig huwelijksjubileum met een groot defilé op paleis Soestdijk, hetgeen een waar volksfeest werd.

De Tweede Wereldoorlog was een belangrijke periode in het leven van de prins. Hij hield aan deze tijd verschillende hoge onderscheidingen over.

Toen Duitsland Nederland binnenviel vluchtte de prins met zijn gezin naar Londen. Bernhard keerde daarna korte tijd terug naar Zeeland. Vervolgens maakte hij een tot nu toe onopgehelderde reis naar het nog niet door de Duitsers veroverde Parijs.

Hij bood zijn diensten aan bij de Britse geheime dienst. Hij werd wegens zijn Duitse afkomst door de Britten gewantrouwd en mogelijk geschaduwd door Ian Fleming van de marine-inlichtingendienst. Op 25 juni 1940, drie dagen na de Franse capitulatie, sprak hij voor de Overseas Service van de BBC over Adolf Hitler als een Duitse tiran en sprak hij al zijn vertrouwen uit in de Britse overwinning op het Groot-Duitse Rijk. Op 13 november 1940 werd Bernhard verbindingsofficier tussen de Nederlandse en Britse strijdkrachten.

Gedurende de oorlog zou de Nederlandse diplomaat en latere minister Joseph Luns, die achtereenvolgens attaché was in neutraal Zwitserland (1940), neutraal Portugal (april 1941) en ambassade-secretaris van de Nederlandse regering in ballingschap bij het Britse Rijk (vanaf 1943), voor de prins contact met Armgard en overige familieleden op Duits grondgebied blijven onderhouden via zijn contacten in de neutrale landen Portugal en Spanje.

In het najaar van 1940 kreeg de prins vliegles op Hatfield en behaalde zijn vliegbrevet. Hoewel hij zelf later deed voorkomen alsof er sprake was geweest van een carrière als oorlogsvlieger bestaat er maar één concreet gedocumenteerd geval van een vlucht boven vijandelijk gebied, op 21 juni 1944, boven Noord-Frankrijk. Om mee te mogen had hij, zoals hij later zelf vertelde, de commandant met een fles whisky omgekocht. Regelmatig bezocht hij in Engeland Nederlandse militairen. Op 12 juni 1943 heeft de prins aldaar het 322 Dutch Squadron RAF opgericht. Squadron 322 werd tot het einde van de oorlog ingezet voor escortemissies, bestrijding van V-1 vliegende bommen en grondaanvallen op het Duitse leger. Tijdens de oorlog legde de prins contacten met de stafchef van het hoofdkwartier van Dwight D. Eisenhower, generaal Walter Bedell Smith. Wat betreft de rol van de prins bij de operatie Market Garden: deze slag was een idee van generaal Bernard Montgomery. De prins zou de operatie hebben ontraden omdat snel oprukken van een tankdivsie van Nijmegen naar Arnhem onmogelijk zou zijn. Het is echter uiterst onwaarschijnlijk dat de prins ooit vooraf is ingelicht over deze ultrageheime operatie. Ook de hardnekkige geruchten dat de spion Christiaan Lindemans (alias King Kong) zijn informatie over Market Garden uit het hoofdkwartier van Bernhard verkreeg zijn daarom waarschijnlijk onjuist.

Prins Bernhard was aanwezig bij de onderhandelingen tussen de Duitse generaal Blaskowitz en de Canadese generaal Foulkes op 5 mei 1945 in Hotel De Wereld in Wageningen. De prins reed die dag in een bijzonder vervoermiddel. Het was de buitgemaakte Mercedes Cabriolet van Arthur Seyss-Inquart. Een dag eerder, 4 mei, hadden alle Duitse troepen in Noordwest-Europa (inclusief Nederland) al gecapituleerd voor de Britse veldmaarschalk Bernard Montgomery. Op 6 mei werd te Nude, even buiten Wageningen, het document getekend dat de capitulatie van de Duitse troepen in Nederland officieel vastlegde en uitwerkte. Prins Bernhard was hierbij niet aanwezig.

Naoorlogse publieke activiteiten
Bernhard was grondlegger en eerste voorzitter van het Wereld Natuur Fonds in 1961 en werd door de oprichters gevraagd als boegbeeld te fungeren van de Bilderbergconferentie, een internationale politieke groepering, waarvan de samenstelling enigszins varieert, die jaarlijks bijeenkomt om over politiek en het idee van Europese eenheid onder geheimhouding te praten zoals die zowel achter een vermomming als ten koste van constructieve trans-Atlantische relaties werd en wordt ontwikkeld en welke hij van 1954 tot 1976 officieel voorzat.

In eigen land was Bernhard regent van de stichtingen Praemium Erasmianum en Anjerfonds. De door deze stichtingen toegekende prijzen en onderscheidingen had hij zelf ingesteld en hij reikte ze meestal zelf uit. In 1970 richtte hij de 1001 Club op.

In 1975 werd prins Bernhard beschermheer van AMREF Flying Doctors Nederland, een organisatie die zich inzet voor betere gezondheid in Afrika. Zijn kleinzoon, prins Willem-Alexander, nam het beschermheerschap in 1999 van hem over.

Ook was hij tot 1976 goodwill-ambassadeur van het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland. Hij was commissaris van de vliegtuigfabriek Fokker. Naast deze functies bekleedde hij ook enkele militaire functies. Zo was hij adjudant van koningin Wilhelmina, die hem aan het eind van de Tweede Wereldoorlog tot bevelhebber van de Binnenlandse Strijdkrachten benoemde. Tussen 1946 en 1976 was de prins inspecteur-generaal van de Koninklijke Landmacht, Luchtmacht en Marine.

De Lockheed-affaire
In 1976 werd bekend dat prins Bernhard betrokken was bij smeergeldaffaires, o.a. de Lockheed-affaire. Onder de vele bewijzen voor het aannemen van steekpenningen was een brief van de prins zelf waarin hij om betaling verzocht. Ook werden bewijzen gevonden dat de prins betrokken was bij het betalen van steekpenningen aan de Argentijnse junta onder Juan Perón, opdat men Nederlands rollend materieel van Werkspoor zou kopen.

Een rapport van een driehoofdige onderzoekscommissie (Commissie Donner) beoordeelde een aantal handelingen van de prins als laakbaar. De commissie concludeerde letterlijk

dat de prins zich aanvankelijk veel te lichtvaardig (had) begeven in transacties, die de indruk moesten wekken dat hij gevoelig was voor gunsten en dat hij zich toegankelijk had getoond voor onoirbare aanbiedingen en hij had zich laten verleiden tot het nemen van initiatieven die volstrekt onaanvaardbaar waren en die hemzelf en het Nederlandse aanschafbeleid bij Lockheed, en niet alleen bij Lockheed, in een bedenkelijk daglicht moesten stellen.
Deze uitkomst had belangrijke politieke consequenties: koningin Juliana overwoog, in geval Justitie zou besluiten tot vervolging van de prins, af te treden; kroonprinses Beatrix gaf aan dat ze haar moeder in dat geval niet wilde opvolgen. Hiermee kwam het toenmalige kabinet o.l.v. Joop den Uyl in een lastig parket. In het land liepen de emoties tussen voor- en tegenstanders van de monarchie hoog op. Staatssecretaris van Volkshuisvesting Marcel van Dam dreigde (zo kwam jaren later naar buiten) met aftreden als de prins niet, gelijk aan iedere staatsburger, zou worden vervolgd. Aan de andere kant beseften veel betrokkenen dat het land, met toentertijd veel economische tegenwind, niet op een crisis binnen de monarchie zat te wachten.

De minister-president slaagde er in een compromis te ontwikkelen waarmee, na uitvoerig overleg, de Staten-Generaal akkoord gingen. Besloten werd de zaak niet voor de rechtbank aanhangig te maken. Om het geschokte rechtsgevoel te bevredigen werd Bernhard gedwongen zijn functie als Inspecteur-Generaal van de Koninklijke Landmacht, Marine en Luchtmacht neer te leggen, alsmede af te zien van nog enkele openbare functies. Ook werd hem verzocht het dragen van militaire uniformen achterwege te laten. Premier Den Uyl kon hem dit niet verbieden omdat elke oud-militair is gerechtigd zijn uniform te dragen.

Naar later bekend werd ging het bij de Lockheed-affaire om een bedrag van 1,1 miljoen dollar. Achteraf zou de prins, in een na zijn dood gepubliceerd interview met de inmiddels eveneens overleden journalist Martin van Amerongen (De Groene Amsterdammer) stellen dat hij het als een grote fout van zichzelf zag om dat geld aan te nemen; geldgebrek speelde voor hem namelijk geen rol, aldus de prins, het volledige bedrag zou hij gedoneerd hebben aan het Wereld Natuur Fonds.

Tijdens het onderzoek naar de Lockheed-affaire werden ook documenten ontdekt waaruit zou blijken dat Bernhard ook door een andere vliegtuigfabrikant, namelijk Northrop, was omgekocht. Dit werd pas in 2008 publiek bekend. Toenmalig premier Den Uyl hield de openbaarmaking van de bijlage van het rapport van de commissie-Donner die aan dit tweede schandaal was gewijd echter tegen. Hiermee voorkwam hij dat strafvervolging tegen Bernhard onafwendbaar werd en koningin Juliana zou moeten aftreden.

In 1991 vroeg toenmalig Minister President Lubbers de Prins zijn uniform weer aan te doen. Dit weigerde hij. In het Parool van 13 maart 1991 verscheen een spotprent van Joep Bertrams. Hierop was Juliana afgebeeld achter de naaimachine: ze herstelde het uniform van de Prins.

Tijdens de Lockheed-affaire werd breder bekend dat Bernhard een maîtresse, Poupette, en een onwettige dochter, Alexia, had.

Een open brief
In 2004 schreef prins Bernhard een open brief aan de Volkskrant waarmee hij trachtte zijn naam te zuiveren. Hij had de oud-directeur van de Rijksvoorlichtingsdienst, Hans van der Voet, gevraagd onderzoek te doen naar vijf onderwerpen:

verhalen over het vermeend losbandige leven van zijn moeder, Armgard von Sierstorpff-Cramm;
de vermeende nazi-sympathieën van zijn moeder;
de twee zonen die Bernhard in Londen zou hebben verwekt;
een brief die de prins zou hebben geschreven aan Adolf Hitler over zijn landvoogdijschap over Nederland, de zogeheten stadhoudersbrief;
de beschuldiging dat Bernhard de Slag om Arnhem zou hebben verraden.
Van der Voet zou voor geen van de vier beweringen bewijzen hebben gevonden, zijn onderzoek werd echter door vakhistorici weinig serieus genomen. De brief is ook opmerkelijk omdat leden van het Koninklijk Huis in Nederland zelden reageren op aantijgingen vanuit de pers. Premier Balkenende verleende toestemming voor publicatie van de brief. De prins vond daarin dat de schrijvers J.G. Kikkert, Tomas Ross, Hans Galesloot en Philip Dröge te ver waren gegaan. Tomas Ross had een roman over het leven van Bernhard geschreven, volgens hem gebaseerd op een vijftiental bronnen, waarin hij een al in de oorlogstijd begonnen relatie van Bernhard met de grootvader Juan Zorreguieta van de huidige prinses Máxima poneerde.

Ziekte
De laatste tien jaar van zijn leven kampte de prins met een verslechterde gezondheid. Hij werd dikwijls in het Academisch ziekenhuis in Utrecht opgenomen om geopereerd te worden. Sinds 1913 werd de prins meer dan vijftig keer geopereerd. In 1994 was zijn toestand kritiek na een darmoperatie waarbij hij door complicaties en een schoklong in levensgevaar kwam; na een lang ziekbed herstelde hij en bleek in staat het jaarlijkse Veteranendefilé af te nemen. In 1999 werd de prins opnieuw geopereerd, ditmaal aan zijn luchtpijp en in 2000 werd een kwaadaardige tumor verwijderd van zijn borstkas.

Op 17 november 2004 maakte de RVD bekend dat prins Bernhard aan longkanker leed. Het persbericht luidde als volgt:

"Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Bernhard der Nederlanden is de afgelopen weken poliklinisch in het UMC-AZU behandeld wegens klachten van kortademigheid. De klachten werden veroorzaakt door vocht in de borstholte. Het vocht is verwijderd, waardoor de klachten verminderden. Bij onderzoek van het vocht werden cellen verkregen die kunnen wijzen op uitzaaiingen van een tumor. In 1994 is prins Bernhard geopereerd aan een tumor van de darm en in 2000 aan een borsttumor. De prins beperkt zich in zijn activiteiten omdat hij een vermindering van krachten ervaart."
Op 29 november volgde een nieuwe mededeling van de RVD. De toestand van de prins zou achteruitgaan. Naast de eerder vastgestelde tumor in de luchtwegen was nu ook een kwaadaardige tumor in de darmen vastgesteld.

Op woensdag 1 december 2004 kreeg prins Bernhard op Paleis Soestdijk last van zijn aandoeningen. Omdat zijn klachten daar niet goed te behandelen waren, werd hij overgebracht naar het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMC). Daar werd, op zijn verzoek, de behandeling gestaakt. Prins Bernhard overleed dezelfde avond om 18.50 uur. Hij werd 93 jaar oud.

Van 7 tot en met 9 december was er in de Chapelle Ardente van Paleis Noordeinde gelegenheid voor het publiek om afscheid te nemen van de prins. Op zaterdag 11 december 2004 vond de uitvaartdienst van Bernhard plaats in de Nieuwe Kerk in Delft. De uitvaart droeg alsnog een militair karakter. Zijn kist werd op een affuit naar Delft gebracht. Na de plechtigheid werd prins Bernhard bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau in de Nieuwe Kerk te Delft. Net als bij de uitvaart van zijn schoonzoon en echtgenote was hier sprake van een staatsbegrafenis.

Postuum gepubliceerd interviews
De Groene Amsterdammer publiceerde op 10 december 2004 een reeks interviews met de prins, die de in 2002 overleden journalist Martin van Amerongen tussen 1995 en 2000 met hem had.

Op 14 december 2004 publiceerde de Volkskrant een interview met de prins, gebaseerd op negen gesprekken die hij vanaf 2001 had gevoerd met hoofdredacteur Pieter Broertjes en journalist Jan Tromp van de Volkskrant, buiten medeweten van de regering, de Rijksvoorlichtingsdienst en de familieleden van de prins. In het interview onthulde de prins het bestaan van zijn buitenechtelijke dochter Alicia en bevestigde hij de al lange tijd gaande geruchten over dochter Alexia. Verder gaf hij nogmaals zijn visie op de omvang van het vermogen van het koninklijk huis, en verstrekte hij nadere bijzonderheden over de Greet Hofmans-affaire, en over de bestemming van het Lockheedgeld. Toen een dag later archiefstukken over de Greet Hofmans-affaire openbaar werden gemaakt, bleek dat de opvattingen van de prins niet geheel met de feiten overeenkwamen.

Op 27 januari 2005 wijdde het VARA-programma Zembla een aflevering aan dit interview, waarin naar voren kwam dat Bernard zijn eigen rol in het geheel te positief had voorgesteld.
Wiedergutmachungsverdrag
Volgens historicus Gerard Aalders zou Prins Bernhard een miljoen Duitse marken hebben ontvangen via het Wiedergutmachungsverdrag dat Duitsland en Nederland na de Tweede Wereldoorlog sloten. De prins zou eigenlijk recht hebben gehad op 87 000 mark van zijn Duitse familie, maar dat geld werd na de oorlog in beslag genomen. Bernhard claimde volgens Aalders ’na creatief rekenwerk’ een miljoen bij Duitsland. Dat miljoen is volgens Aalders als het ware richting Bernhard gekomen, verstopt in de 275 miljoen aan ’goedmakingsgeld’. Nederlandse en Duitse politici, die niet op een conflict zaten te wachten, zouden hebben meegewerkt en gezwegen, aldus Aalders, die zich beroept op Duitse en Nederlandse archieven.

Onderscheidingen
De prins was verzot op uniformen en onderscheidingen. Veel van zijn orden gaf hij later in bruikleen aan het Museum van de Kanselarij van de Nederlandse Ridderorden op Het Loo.

Wanneer de prins bij gelegenheid zijn onderscheidingen kon dragen, gaf hij de voorkeur aan "in verband met de oorlog" verkregen orden, kruisen en medailles. Vanaf de Tweede Wereldoorlog heeft de prins de Nederlandse regels genegeerd door zijn onderscheidingen op de "Engelse" wijze te dragen. In de Nederlandse krijgsmacht draagt men ze opgemaakt in de Nederlandse en Pruisische trant.

Titels en predicaten
Bernhard Graf von Biesterfeld (1911-1916)
Zijne Doorluchtige Hoogheid prins Bernhard zur Lippe-Biesterfeld (1916-1919)
Bernhard Prinz zur Lippe-Biesterfeld (1919-1937)
Zijne Koninklijke Hoogheid prins Bernhard, prins der Nederlanden, prins van Lippe-Biesterfeld (1937-2004). De titel prins der Nederlanden voerde hij niet van 1948 tot 1980 aangezien hij toen de titel De prins der Nederlanden voerde.
Zijne Koninklijke Hoogheid de prins der Nederlanden (1948-1980)
Heerlijkheid:
Prins der Nederlanden, Prins van Lippe-Biesterfeld (De prins werd van 1937 tot 1980 officieel aangeduid als Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden. Zijn informele roepnaam was Benno.)
Kind van Juliana en Bernhard:
1 Beatrix Wilhelmina Armgard der Nederlanden, geboren op maandag 31 januari 1938 in Baarn. Volgt 77.
77 Beatrix Wilhelmina Armgard der Nederlanden is geboren op maandag 31 januari 1938 in Baarn, dochter van Bernhard Leopold Frederik Everhard Julius Coert Karel Godfried Pieter van Lippe-Biesterfeld en Juliana Louise Emma Marie Wilhelmina der Nederlanden (zie 76).
Notitie bij Beatrix: In juni 1937 maakte prinses Juliana in een dankwoord aan de Amsterdamse burgerij haar eerste zwangerschap openbaar: Nooit had iets mij kunnen weerhouden alle delen van het programma mee te maken, waren het niet op zich verheugende gezondheidsredenen geweest, die u zeker wilt verstaan en billijken. Vrijwel iedereen was verheugd met dit nieuws, gezien de koninklijke familie op dat moment maar uit drie personen bestond: koningin Wilhelmina, kroonprinses Juliana en haar echtgenoot prins Bernhard. De zwangerschap verliep niet bepaald zonder zorgen. Eind november 1937 botste vader Bernhard nabij Diemen met hoge snelheid op een zandauto. Hij werd opgenomen in het ziekenhuis, waar ook Juliana intrek nam. Het heeft enige tijd ernstig geleken (onder andere een schedelbasisfractuur en een zware hersenschudding), maar korte tijd na nieuwjaar waren de aanstaande ouders thuis op paleis Soestdijk.

Op 31 januari 1938 werd Beatrix op paleis Soestdijk geboren als oudste kind van prinses Juliana en prins Bernhard. Via officiële bulletins werd gemeld dat een flinke dochter op maandagmorgen 9.47 uur was geboren. Het nieuws werd al snel via de radio verspreid. De volgende dag werd op paleis Soestdijk aangifte van de geboorte gedaan door de vader, in tegenwoordigheid van minister-president Colijn. Bij deze gelegenheid werden de namen bekendgemaakt:

Beatrix (zij die gelukkig maakt). Prins Bernhard zei bij de aangifte, dat hij hoopte dat die naam een voorteken zou zijn.
Wilhelmina, naar koningin Wilhelmina, grootmoeder van moederskant.
Armgard, naar prinses Armgard, grootmoeder van vaderskant.
De roepnaam zou Beatrix zijn. De vader zei verder dat de klemtoon eigenlijk op de a hoort te liggen, maar dat hij had besloten de klemtoon, in overeenstemming met het gebruik, op de e te leggen.

De doopplechtigheid vond plaats op 12 mei 1938 in de Grote of Sint Jacobskerk te Den Haag. De kleine baby droeg een doopjurk uit 1880, waarin eerder haar grootmoeder en moeder waren gedoopt. De dienst werd geleid door de 88-jarige hofprediker dominee W.L.Welter. Het geheel werd live uitgezonden via de radio. Als doopgetuigen/peter en meter waren aanwezig: koning Leopold van België, prinses Alice van Groot-Britannië (nicht van koningin Wilhelmina), de vorstin van Erbach-Schönberg (zuster van koningin Emma), gravin De Kotzebue (tante van prins Bernhard) en hertog Adolf van Mecklenburg (broer van prins Hendrik).

Beatrix kreeg later drie zusters: Irene (1939), Margriet (1943) en Christina (1947).

Tweeënhalf jaar na haar geboorte vielen op 10 mei 1940 de Duitsers Nederland binnen en werd het land betrokken bij de Tweede Wereldoorlog. Samen met haar moeder Juliana en zusje Irene vertrok Beatrix via Engeland naar Canada, waar zij gedurende de Tweede Wereldoorlog zou wonen. Haar vader, prins Bernhard, verbleef het grootste deel van de oorlog in Londen, bij koningin Wilhelmina. In de zomer van 1945 keerde het gezin, uitgebreid met Margriet, die in 1943 tijdens de ballingschap in Canada was geboren, terug naar Nederland en nam zijn intrek op paleis Soestdijk bij Baarn.

Beatrix is net als haar zussen "scout" geweest: zij was kabouter en later waterpadvindster.

Eind jaren veertig bezocht de prinses als basisschool de voor die tijd nogal vooruitstrevende Werkplaats Kindergemeenschap van Kees Boeke in Bilthoven. Beatrix volgde middelbaar onderwijs aan het Incrementum, een speciaal - voor haar en haar zus Irene - opgezette afdeling van het Baarnsch Lyceum. Tijdens haar middelbare-schooltijd kwam het tot spanningen in het huwelijk van haar ouders, hetgeen uitmondde in de Greet Hofmans-affaire.

Een week na haar achttiende verjaardag, op 7 februari 1956, werd Beatrix als ’vermoedelijke erfgename van de kroon’ geïnstalleerd als lid van de Raad van State, het hoogste adviescollege van de regering. In juni van hetzelfde jaar behaalde zij haar gymnasiumdiploma aan het Incrementum.

Vervolgens vertrok Beatrix naar Leiden, waar ze aan het Rapenburg ging wonen en aan de Rijksuniversiteit Leiden rechten, sociologie en geschiedenis ging studeren. Op 7 juli 1961 slaagde zij voor het doctoraalexamen (vrije studierichting). Eveneens in 1961 was Beatrix initiatiefneemster en later voorzitter van de Europese Werkgroep die Europese jongeren opriep zich in te zetten voor een verenigd Europa. In de jaren daarna nam ze tal van representatieve verplichtingen op zich en ondernam een aantal reizen, onder meer naar de Nederlandse Antillen, Suriname en de Verenigde Staten. In 1959 kocht zij kasteel Drakestein (of ’Drakensteyn’), in de bossen van Lage Vuursche, waar zij in 1963 ging wonen.

Door haar afstamming van Sophia, Keurvorstin van Hannover, kan de Koningin theoretisch de Britse nationaliteit claimen, gebaseerd op de Act for the Naturalization of the Most Excellent Princess Sophia, Electress and Duchess Dowager of Hanover, and the Issue of her Body van 1705. Volgens deze Britse wet, zijn alle nakomelingen van Prinses Sophia automatisch Britse onderdanen, mits zij nooit Rooms-katholiek zijn geweest.[1] Deze wet werd vervangen in 1948 en is niet langer van kracht: Beatrix is echter geboren in 1938. De Koningin heeft deze claim nooit doen gelden.[bron?] Jessurun d’Oliveira, oud-hoogleraar migratierecht, is echter een andere mening toegedaan: hij beweert dat Wilhelmina, Juliana en Beatrix een dubbele nationaliteit hebben c.q. hadden.

Verloving en huwelijk
Tijdens haar studententijd werd gesuggereerd dat Beatrix zich zou gaan verloven met Bob Steensma, een studievriend. Op 1 mei 1965 werd ze echter bij Drakensteyn hand-in-hand gefotografeerd met een onbekende man die Claus von Amsberg bleek te heten.

Er ontstond grote commotie toen bleek dat deze Claus von Amsberg een Duitser was en lid was geweest van de Hitlerjugend. Een commissie onder leiding van dr. L. de Jong van het toenmalige Rijksinstituut voor Oorlogsdocumentatie onderzocht in opdracht van de regering het oorlogsverleden van Claus. De uitkomsten van het onderzoek werden als niet belastend beoordeeld (ieder Duits jongetje was verplicht lid van de Hitlerjugend) en op 28 juni 1965 werd door koningin Juliana de verloving bekend gemaakt.

Ondanks de voor het koningshuis positieve uitkomsten van het regeringsonderzoek bleef een deel van de samenleving verdeeld staan ten aanzien van de verloving van Beatrix met een Duitser, relatief kort na de Tweede Wereldoorlog. Toen bekend werd dat het huwelijk zou plaatsvinden in Amsterdam, vonden sommigen dit een belediging aan het adres van de Nederlandse Joden die in groten getale, in het bijzonder vanuit Amsterdam, tijdens de oorlog naar Duitse concentratiekampen waren gedeporteerd.

Beatrix en Claus, zich bewust van de heersende sentimenten, besloten daarop hun voorgenomen huwelijk in Baarn te laten plaatsvinden. De regering wilde van deze plannen echter niets weten en gelastte het huwelijk in Amsterdam te laten doorgaan.

Op 10 maart 1966 vond het burgerlijke huwelijk in het stadhuis van Amsterdam plaats en op dezelfde dag werd het huwelijk kerkelijk ingezegend in de Westerkerk. Tijdens de rijtoer met de Gouden Koets werd een rookbom tot ontploffing gebracht als protest tegen het huwelijk.

Vanaf de jaren 70 van de 20e eeuw begon Beatrix zich intensiever voor te bereiden op haar toekomstige functie als koningin. Samen met prins Claus maakte zij vele buitenlandse reizen waaronder een controversiële reis naar de Sovjet-Unie. In rechtse kringen werd gesuggereerd dat het kroonprinselijke paar linkse sympathieën zou hebben, mede gevoed door de grote belangstelling van het paar voor ontwikkelingssamenwerking en voor allerlei vormen van (progressieve) kunstuitingen.

In 1976 werd de reputatie van het koninklijke huis geschaad toen bleek dat prins Bernhard mogelijk steekpenningen zou hebben aangenomen, uitmondend in de Lockheed-affaire. Na de Lockheed-affaire begonnen Beatrix en Claus zich te verdiepen in de koninklijke hofhouding en maakten ze plannen voor een modernisering hiervan. Daarnaast verzamelden ze verschillende adviseurs om zich heen om hen voor te bereiden op het koningschap van Beatrix.

Op 31 januari 1980 maakte koningin Juliana, tijdens een televisietoespraak, bekend dat zij op 30 april afstand van de troon wilde doen ten gunste van haar dochter Beatrix.

Inhuldiging
In de ochtend van 30 april 1980, om 10:06, ondertekende koningin Juliana in het Paleis op de Dam te Amsterdam, de akte van abdicatie en was Beatrix formeel koningin. ’s Middags werd zij in de Nieuwe Kerk, tijdens een plechtige zitting van de Staten-Generaal en in het bijzijn van vertegenwoordigers van Europese vorstenhuizen, ingehuldigd als Koningin der Nederlanden.

Rond 1980 was er sprake van grote maatschappelijke onrust. De economische situatie was moeilijk en er heerste grote woningnood. In Amsterdam was een grote kraakbeweging actief die de 30e april uitriep tot actiedag onder het motto "geen woning, geen kroning". De feestelijke inhuldiging van Beatrix werd daarom overschaduwd door het kroningsoproer in de Amsterdamse binnenstad; krakers en de Mobiele Eenheid leverden ware veldslagen in de straten. De mobiele eenheid kon met moeite voorkomen dat krakers oprukten naar de Dam om de plechtigheid in de Nieuwe Kerk te verstoren. Als één van haar eerste publieke optredens als koningin bezocht Beatrix een dag na de inhuldiging gewonde ME’ers in het ziekenhuis.

Als nieuwe koningin ging Beatrix voortvarend aan de slag. De al gemaakte plannen om het Nederlandse hof te moderniseren werden uitgevoerd. Verder verhuisde zij, samen met haar gezin, in 1981 naar Den Haag. Paleis Huis ten Bosch werd woonpaleis en paleis Noordeinde, gelegen in de Haagse binnenstad nabij het Binnenhof, werkpaleis. Ook werd het protocol aangescherpt en ontwikkelde Beatrix een eigen regeerstijl die als stijlvol, modern en zakelijk werd omschreven, passend bij de toenmalige tijdgeest. In relatief korte tijd wist Beatrix een behoorlijke mate van populariteit op te bouwen onder het Nederlandse volk. Succesvolle staatsbezoeken aan onder meer Duitsland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten, droegen daar aan bij.

Ter gelegenheid van haar vijftigste verjaardag in 1988 werd op 29 april een televisieportret uitgezonden waar naast Beatrix zelf ook prins Claus en haar drie zoons aan het woord kwamen. Het portret gaf een openhartig beeld van een hardwerkende koningin en haar leven. Op Koninginnedag, een dag later, bracht Beatrix een verrassingsbezoek aan Amsterdam en bezocht de vrijmarkt. Op de vrijmarkt werd ze spontaan gekust door een Amsterdammer. Hierdoor ontstond het beeld van een populaire koningin die ook in het weerbarstige Amsterdam respect genoot.

Beatrix kreeg steeds meer (politieke) ruimte om haar mening te ventileren en een eigen invulling te geven aan het koningschap. Haar kersttoespraken, die een persoonlijk stempel dragen, en andere redes trokken veel aandacht. Historisch is haar Kerstrede van 1988. In de troonrede van dat jaar liet premier Lubbers haar zeggen, dat Nederland schoner was geworden, met name in het water en de lucht. Met Kerstmis reageerde de koningin zelf: "Onze wereld lijdt onder vervuiling en vergiftiging van lucht, bodem en water. Langzaam sterft de aarde."

Voor haar inzet voor de eenheid van Europa kreeg zij in 1996 de prestigieuze Internationale Karelsprijs van de Duitse stad Aken.

Haar belangstelling voor kunst blijft groot. Zo beeldhouwt ze en reikt ze jaarlijks zelf de koninklijke subsidies voor jonge kunstenaars uit. In 2000 richtte Beatrix als gastconservator een tentoonstelling in van moderne Nederlandse kunstenaars in het Stedelijk Museum te Amsterdam onder de titel "De voorstelling. Nederlandse kunst in het stedelijk paleis".

Prins Claus
Gedurende Beatrix’ hele koningschap heeft zij te maken gehad met een zieke echtgenoot. Al eind jaren 70 bleken er eerste aanwijzingen te bestaan dat prins Claus depressief was. Vanaf 1982 werd hij hier regelmatig voor behandeld in een Nederlandse en Zwitserse kliniek. Later werd bij Claus ook de diagnose Parkinson gesteld en kreeg hij kanker. Op 6 oktober 2002 overleed prins Claus in het Academisch Medisch Centrum te Amsterdam. Beatrix en zijn zonen en schoondochters zaten aan zijn sterfbed. Op 15 oktober 2002 werd Claus bijgezet in de koninklijke Grafkelder van Oranje-Nassau van de Nieuwe Kerk te Delft.

Taken
Koningin Beatrix heeft een drukke agenda. Enkele terugkerende taken zijn onder andere staatsbezoeken, kersttoespraak, onderhandelingen in verband met de vorming van een nieuw kabinet, Prinsjesdag, werkbezoeken, openingen, uitreiken van prijzen et cetera.

De Koningin vormt samen met de ministers de Nederlandse regering, maar is hier niet verantwoordelijk voor, dat zijn de ministers. Ze is wel betrokken bij de formatie van een nieuwe regering. Ze spreekt iedere week met minister-president Mark Rutte over de politieke situatie en ook regelmatig met alle ministers. Ze ondertekent nieuwe wetten en beëdigt jaarlijks tientallen overheidsdienaren, ambassadeurs, ministers, burgemeesters en commissarissen van de koningen.

Ze doet veel dingen die niet voor iedereen zichtbaar zijn. Ze is heel actief bij staatszaken, ze legt veel bezoeken af aan dorpen en steden, opent gebouwen, knipt linten door, doopt schepen en komt zelfs wel eens bij haar volk thuis op bezoek.

Inkomen
Koningin Beatrix krijgt jaarlijks een uitkering van de staat, over 2008 was dit een bedrag van 4,2 miljoen euro. Naast koningin Beatrix krijgen ook Willem-Alexander en zijn echtgenote Máxima Zorreguieta een dergelijke, zij het fors lagere, uitkering. De totale kosten van het koninklijk huis bedroegen over 2008 een bedrag van 113,9 miljoen euro. Een groot deel van deze kosten (ruim 35 miljoen euro) wordt besteed aan het in stand houden van paleizen en andere gebouwen die ter beschikking staan van het Koningshuis.

Regeringsjubileum
Op 30 april 2005 vierde Beatrix haar 25-jarig regeringsjubileum met een bijeenkomst in de Ridderzaal te Den Haag waar naast de koninklijke familie en de regering ook vrijwel alle parlementariërs en vertegenwoordigers van het Nederlandse volk aanwezig waren. ’s Middags was er de gebruikelijke Koninginnedagviering, dit keer in Scheveningen, en ’s avonds vond in een feesttent op het Haagse Malieveld een show plaats waarbij de koninklijke familie opnieuw aanwezig was.

Tijdens een televisie-interview, uitgezonden op de vooravond van het jubileum, had Beatrix gesproken over een sterk veranderde samenleving en over de eenzaamheid van het koningschap.

In het kader van haar regeringsjubileum bezocht Beatrix alle Nederlandse provincies, de Nederlandse Antillen en Aruba. Daarnaast kreeg Beatrix begin 2005 een eredoctoraat van de Universiteit Leiden vanwege de wijze waarop zij steeds het belang van vrijheid aan de orde heeft gesteld. In haar toespraak die Beatrix aansluitend hield, gaf zij aan zélf steeds meer eigen vrijheid te hebben gekregen buiten de ministeriële verantwoordelijkheid om.

Professioneel en populair
In de pers werd, ter gelegenheid van het regeringsjubileum, Beatrix over het algemeen geroemd om haar professionele, zij het enigszins afstandelijke koningschap. Haar gesuggereerde bemoeizucht en invloed werden genuanceerd. Uit een opiniepeiling gehouden onder het Nederlandse volk bleek dat een meerderheid Beatrix en de monarchie als staatsvorm steunde.

Op 31 januari 2008 werd Koningin Beatrix 70 jaar. Er worden diverse boeken uitgegeven. Op 30 januari 2008 werd een televisiereportage met het portret van de koningin: ’Veel besproken onbesproken, koningin Beatrix 70 jaar’ uitgezonden. 1 februari 2008 vond een viering in theater Carré plaats

Beatrix werd lange tijd geroemd voor het feit dat zij er in geslaagd was om de Nederlandse koninklijke familie schandaalvrij te houden. Eind jaren 90 veranderde dit beeld. De publieke opinie begon zich af en toe tegen Beatrix te keren. In roddelbladen werd zij afgeschilderd als "boze schoonmoeder" die niet zou willen dat - in het bijzonder haar zoon Willem-Alexander - ging trouwen met diegene die hij wilde.

Van andere en serieuzere aard waren - volgens sommige berichten - suggesties dat Beatrix haar constitutionele bevoegdheden bij verschillende gelegenheden te buiten ging. Zo zou Beatrix de hand hebben gehad in het vestigen van een ambassade in Jordanië, omdat zij goed bevriend was met de toenmalige Jordaanse koning Hoessein en zou Beatrix verder gewild hebben dat de Nederlandse ambassadeur in Zuid-Afrika zou worden overgeplaatst vanwege huwelijksontrouw. Ook werd gesuggereerd dat zij door betrokkenheid en kennis van staatszaken te veel invloed uitoefende, onder meer bij kabinetsformaties.

Haar geroemde perfectionisme en inzet werden vanaf die tijd vaker opgevat als bemoeizucht en haar zakelijke aanpak als afstandelijkheid. In politieke kringen werd soms, in negatieve zin gesproken over "Beatrixisme". Ook Beatrix’ eigenzinnigheid werd bekritiseerd. Een wintersportreis naar het Oostenrijkse Lech werd door Beatrix niet afgezegd, ondanks het feit dat de Europese Unie net een boycot van Oostenrijk had afgekondigd vanwege het aantreden van een ultrarechtse regering.

In november 1999 brak een rel los toen bekend werd dat Beatrix over de Nederlandse pers zou hebben gezegd dat de "leugen regeert". Later bleek dat zij deze opmerking bedoeld had betreffende één persbericht dat niet haarzelf of haar familie betrof. Deze relatief kleine vlekken op Beatrix’ koningschap werden overschaduwd door drie affaires: de Zorreguieta-affaire, de Margarita-affaire en Mabelgate.

Beatrix ontbrak in 2005 op de begrafenis van paus Johannes Paulus II. Volgens de Nederlandse regering was de aanwezigheid van premier Balkenende op de begrafenis voldoende. Dit regeringsstandpunt leidde tot enige commotie in Nederlandse Rooms-katholieke kringen, die zich door de regering op dit punt miskend voelden. Zo sprak oud-premier Dries van Agt zijn afkeuring uit over het wegblijven van Beatrix op de begrafenis, waar tal van andere (niet-Rooms-Katholieke) staatshoofden wel aanwezig waren.

Beatrix neemt jaarlijks deel aan de bijeenkomst van de Bilderbergconferentie. De conferentie wordt jaarlijks op specifieke uitnodiging door vele staatshoofden en topmensen uit het bedrijfsleven bezocht, maar het is niet duidelijk wat er besproken wordt. Het is tevens onduidelijk wat de koningin op deze bijeenkomsten doet. Het politieke, economische en gesloten karakter van de bijeenkomsten heeft tot Kamervragen geleid naar het hoe en wat van de rol van de koningin. De gegeven antwoorden gaan echter niet in op wat er besproken of besloten is op deze bijeenkomsten. Dit zou in strijd kunnen zijn met de verantwoording die de minister-president af moet kunnen leggen voor alles wat de koningin (in politieke zin) zegt.

Zorreguieta-affaire
De Zorreguieta-affaire begon midden 1999, toen bekend werd dat Beatrix’ oudste zoon, kroonprins Willem-Alexander, een relatie had met Máxima Zorreguieta, dochter van de Argentijnse Jorge Zorreguieta, die ten tijde van het generaalsregime van Videla minister van Landbouw in Argentinië was geweest. Hoewel Nederlands regeringsonderzoek uitwees dat Zorreguieta niet zelf betrokken was geweest bij verdwijningen van tegenstanders van dit regime, ontstond grote beroering in de samenleving en vonden sommigen dat de kroonprins niet met Máxima Zorreguieta mocht trouwen. Pas nadat besloten was dat vader Zorreguieta niet bij het huwelijk aanwezig mocht zijn en Máxima in het openbaar zich had verontschuldigd voor haar vader, kon op 2 februari 2002 het huwelijk tussen Willem-Alexander en Máxima in Amsterdam gesloten worden. Beide ouders van Máxima waren afwezig.

Margarita-affaire
Was de eerste affaire schadelijk geweest voor het aanzien van de monarchie in zijn geheel, de tweede affaire, die speelde in 2003, beschadigde Beatrix persoonlijk. Haar nichtje prinses Margarita, dochter van haar zuster Irene, beschuldigde de koningin en andere familieleden van treiterijen en afluisterpraktijken tegen haar en haar echtgenoot, Edwin de Roy van Zuydewijn. Volgens de prinses en haar man had de koninklijke familie er onder meer voor gezorgd dat het bedrijf van De Roy van Zuydewijn failliet was gegaan. In het opinietijdschrift HP/De Tijd fulmineerde het echtpaar tegen de koninklijke familie. Ook gaf het echtpaar verschillende televisie-interviews. Tijdens een staatsbezoek aan Chili in 2003 voelde Beatrix zich genoodzaakt om in het openbaar te reageren op de aantijgingen van haar nichtje. Tijdens een ontmoeting met de pers zei Beatrix dat "de familie zich niet herkent" in het door Margarita geschetste beeld. Achteraf bleek de affaire vooral een persoonlijk drama voor Margarita. Zij is inmiddels gescheiden van De Roy van Zuydewijn en haar relatie met de koninklijke familie is weer beter.

Mabelgate
Een moeilijke affaire voor Beatrix was Mabelgate, die in 2003 speelde. Mabel Wisse Smit was de verloofde van Beatrix’ tweede zoon en zij werd beschuldigd van het feit dat zij eind jaren 80 een relatie zou hebben gehad met een nadien vermoorde topcrimineel, Klaas Bruinsma. Hoewel Wisse Smit een relatie ontkende, waren er veel tegengeluiden. Ook had Wisse Smit later een relatie met een omstreden en getrouwde Bosnische minister van Buitenlandse Zaken, Mohammed Sacirbey. Sacirbey zat, op het moment dat Mabelgate speelde, gevangen in New York op verdenking van het gebruiken van staatsgeld voor persoonlijke doelen. Zowel Johan Friso als Mabel Wisse Smit hadden over het verleden van Mabel gelogen tegenover de koningin en de minister-president. Hierdoor konden zij geen toestemming voor hun huwelijk aan het parlement krijgen. Het paar trouwde op 24 april 2004 in Delft, zonder goedkeuring aan de Tweede Kamer te hebben gevraagd. Bijgevolg was Johan Friso geen lid meer van het Koninklijk Huis, waarmee zijn rechten op de troon vervielen.

Speculaties rond troonsafstand
In 2006 werd bekend dat kasteel Drakensteyn verbouwd zou gaan worden en dat er veiligheidsvoorzieningen worden aangebracht, zoals het plaatsen van een veiligheidshek, wat in het dorp niet erg populair is, en de bouw van een kleine kazerne voor de Marechaussee. Menigeen maakt hieruit dan ook op, dat de Koningin na haar troonsafstand zal terugkeren naar Lage Vuursche.

Beatrix voert, naast bovengenoemde, de volgende adellijke en heerlijke titels (in officiële stukken afgekort tot "Enz. enz. enz."):

Prinses van Lippe-Biesterfeld
Markiezin van Veere en Vlissingen
Gravin van Katzenelnbogen, Vianden, Dietz, Spiegelberg, Buren, Leerdam en Culemborg
Burggravin van Antwerpen
Barones van Breda, Diest, Beilstein, de stad Grave, het Land van Cuijk, IJsselstein, Cranendonck, Eindhoven, Liesveld, Herstal, Waasten, Arlay en Nozeroy
Erf- en Vrijvrouwe van Ameland
Vrouwe van Baarn, Besançon, Borculo, Bredevoort, Bütgenbach, Daasburg, Geertruidenberg, Hooge en Lage Zwaluwe, Klundert, Lichtenvoorde, Loo, Montfort, Naaldwijk, Niervaart, Polanen, Steenbergen, Sint-Maartensdijk, Sint Vith, Soest, Ter Eem, Turnhout, Willemstad, Zevenbergen
Onderscheidingen
Beatrix is Grootmeester van

Militaire Willems-Orde (MWO)
Orde van de Nederlandse Leeuw
Orde van Oranje-Nassau
Huisorde van de Gouden Leeuw van Nassau (Grootmeesterschap wordt gedeeld met de Groothertog van Luxemburg)
Huisorde van Oranje
Beatrix is als Nederlands Koningin de Beschermvrouwe van de
Ridderlijke Duitsche Orde in de protestantse Balije Utrecht
Beatrix is lid van, en bezit de volgende onderscheidingen in de erkende Ridderlijke Orden:
Eredame Grootkruis in de Soevereine en Militaire Orde van Malta
(De hervormde Nederlandse koningin is lid van deze katholieke ridderorde vanwege haar afstamming van tsaar Paul I van Rusland)
Erecommandeur in de Johanniter Orde in Nederland
(De Protestantse evenknie van de Soevereine en Militaire Orde van Malta)

Beschermvrouwe van verenigingen
Veel verenigingen en evenementen vinden in de Koningin een beschermvrouwe.
Koninklijke Marechaussee
Koninklijke Schuttevaer
Jantje Beton
Oogfonds
Heerlijkheid:
Prinses van Oranje-Nassau, Prinses van Lippe-Biesterfeld, is sinds 30 april 1980 regerend Koningin der Nederlanden.
Beatrix trouwde, 28 jaar oud, op donderdag 10 maart 1966 in Amsterdam (NL) met Klaus-Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd (vanaf 16 februari 1966 Claus George Willem Otto Frederik Geert (Claus) van Amsberg) von Amsberg, 39 jaar oud. Klaus-Georg is geboren op maandag 6 september 1926 in Hitzacker. Klaus-Georg is overleden op zondag 6 oktober 2002 in Amsterdam (NL), 76 jaar oud.
Notitie bij Klaus-Georg: Klaus von Amsberg werd in 1926 geboren op het Noord-Duitse landgoed Dötzingen net buiten het stadje Hitzacker aan de rivier de Elbe. Hij behoorde tot een Duitse familie die tot 1919 tot de lage adel werd gerekend. Zijn vader, Klaus Felix von Amsberg, was sinds 1917 rentmeester op het landgoed, na een mislukt avontuur als planter in Afrika. Hij trouwde met Gösta Freiin von dem Bussche-Haddenhausen (1902-1996), de jongste dochter van de barones die de scepter zwaaide over Dötzingen.

In 1928 vertrok het gezin naar Tanganyika (het latere Tanzania), waar zijn vader bedrijfsleider werd van een Duits-Engelse koffie- en sisalplantage. Klaus von Amsberg bracht een kleine tien jaar van zijn jeugd in Tanganyika door en typeerde later die jaren als bijzonder gelukkig. In 1933 stuurde zijn moeder hem, evenals zijn zusjes, naar familie aan de Duitse Oostzeekust. Hij had het daar echter niet naar zijn zin en in 1936 werd hij op een Duitse kostschool in de voormalig Duitse kolonie in Afrika geplaatst. Daar werd hij verplicht lid van de Hitlerjugend.

Oorlog
In 1938 vertrok zijn moeder opnieuw met Klaus von Amsberg naar Duitsland onder Hitler. Hij ging naar het gerespecteerde internaat Die Baltenschule in Misdroy (op het eiland van Wollin) in Pommeren, waar hij een vreemde eend in de bijt was bij zijn mede-scholieren. Hij vertrok naar zijn grootmoeder in Bad Doberan en vervolgde zijn schoolopleiding op het plaatselijke gymnasium. Net als veel Duitse scholieren werd hij ook hier lid van de Hitlerjugend en het Jungvolk. In 1943, op zestienjarige leeftijd, moest hij in dienst en werd ingedeeld bij de Reichsarbeitsdienst (R.A.D.), om in de Oost-Pruisische stad Koningsbergen (thans Kaliningrad, Rusland) op een vliegveld te werken. Na een oefenstage in Denemarken werd hij naar Italië gestuurd, waar hij bij de 90e (reserve)pantserdivisie werd ingedeeld. Begin mei 1945 maakten de Amerikanen hem bij zijn allereerste actie aan het front krijgsgevangen en interneerden hem in een kamp, waar hij fungeerde als tolk en chauffeur.

Carrière
Kerst 1945 was hij weer terug in het bezette Duitsland en ging wonen in Hitzacker. Zijn ouders, die als Duitse burgers en vijanden van het Britse Rijk in Afrika vastgehouden werden in een interneringskamp, zag hij pas terug in 1947. Ondertussen maakte Klaus von Amsberg zijn middelbare schoolopleiding af. Omdat hij werd uitgeloot voor de opleiding werktuigbouwkunde besloot hij rechten te studeren in Hamburg. Als werkstudent had hij allerlei baantjes. In 1952 studeerde hij af. In 1953 overleed zijn vader. Na een stage in de Verenigde Staten en een korte periode op een advocatenkantoor, waar hij zich bezig hield met het rechtsherstel van joodse Duitsers in West-Duitsland, koos hij een heel nieuwe richting: de diplomatie. Op 1 april 1957 werd hij na een geslaagde selectietest ambtenaar op het West-Duitse ministerie van Buitenlandse Zaken. In 1958 slaagde hij voor het examen attaché.

De eerste buitenlandse diplomatieke baan van Klaus von Amsberg was die van derde ambassadesecretaris in de Dominicaanse Republiek. Hij werd er bevorderd tot tweede secretaris van de West-Duitse ambassade, maar bleef ook lonken naar een post in Afrika. In 1961 werd hij dan tweede ambassadesecretaris en ook eerste medewerker van de ambassadeur en wel in Ivoorkust.

Beatrix
Op oudejaarsavond 1962 ontmoette hij de Nederlandse kroonprinses voor het eerst op een feestje bij vrienden in Bad Driburg. Anderhalf jaar later volgden ontmoetingen, rond het huwelijk van prinses Tatjana zu Sayn-Wittgenstein en Maurits Prinz von Hessen. In 1963 keerde Klaus von Amsberg naar West-Duitsland terug om in Bonn te werken op het ministerie van Buitenlandse Zaken, sectie Economische Betrekkingen met Afrika ten zuiden van de Sahara. Verscheidene ontmoetingen eind 1964 en begin 1965, waarbij Richard Prinz zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg als rookgordijn fungeerde, verstevigden de relatie tussen Klaus en Beatrix. Op 1 mei 1965 signaleerde fotograaf John de Rooy hen - toen ze in de tuin van kasteel Drakensteyn wandelden - zonder dat het stel dat in de gaten had; de foto verscheen op 6 mei in de Britse Daily Express en daarna in de Nederlandse kranten. Nadat de pers de identiteit van Klaus - destijds woonachtig in Bad Godesberg - had achterhaald, voelde het stel zich geforceerd een versnelde beslissing te nemen. Op 28 juni maakten zij hun verloving bekend tijdens een televisie-uitzending.

In augustus 1965 bezocht Klaus von Amsberg met Beatrix zijn geboorteplaats om zijn a.s. vrouw voor te stellen aan de bevolking van Hitzacker.

Het feit dat Klaus von Amsberg de Duitse nationaliteit bezat, lid was geweest van de Hitlerjugend en in de Wehrmacht had gediend, zorgde voor commotie bij een deel van de Nederlandse bevolking; twintig jaar na de bezetting lag dit nog gevoelig. De Tweede Kamer debatteerde lang en heftig over de zaak en pas nadat de historicus Loe de Jong in Italië had vastgesteld dat Klaus von Amsberg geen enkele oorlogsmisdaad te verwijten viel, gaven de fractievoorzitters in het parlement aan dat een wetsvoorstel voor het huwelijk een meerderheid zou halen. Op 10 december 1965 kreeg Klaus een Nederlands paspoort en op 16 februari 1966 werd zijn naam officieel gewijzigd in ’Claus George Willem Otto Frederik Geert van Amsberg’.

Op 10 maart 1966 traden Beatrix en Claus in het huwelijk, waarbij hij de titel Prins der Nederlanden en het predicaat Jonkheer van Amsberg kreeg. De feestelijkheden, die plaatsvonden in Amsterdam, waar de Provobeweging zich al tijden roerde, werden verstoord door diverse relletjes en een rookbom. Claus trok op kasteel Drakensteyn in, de woning van Beatrix, alwaar ze tot 1981 woonden.

Claus was zich zeer bewust van de tegenstand die vooral oudere mensen tegen hem hadden. Deel van zijn charmeoffensief om zich geliefd te maken bij het Nederlandse volk, was om zo snel mogelijk Nederlands te leren. Dit lukte hem zonder nauwelijks een vreemd accent te behouden. In het eerste jaar van zijn huwelijk heeft hij zich bescheiden op de achtergrond gehouden. Maar bij de geboorte van zijn oudste zoon stond hij in het middelpunt, waarbij hij in een televisietoespraak tot het Nederlandse volk sprak. Grote symphatie verwierf hij door het uitlopen van de Nijmeegse Vierdaagse in 1967. Het bijbehorende vierdaagsekruisje verwierf hij hierbij. Hij merkte zelf eens op dat dit de enige onderscheiding is waar hij werkelijke inspanning voor heeft getoond, de overige verkreeg hij vooral als echtgenoot van zijn vrouw. Bij zijn begrafenisdienst lag het vierdaagsekruisje bij zijn kist.

Maatschappelijke betrokkenheid
Prins Claus bleef zijn hele leven bijzonder geboeid door Afrika. Daar zijn publieke functie in Nederland niet gepaard kon gaan met een ambitieuze carrière heeft het lang geleken dat hij in de schaduw van zijn vrouw stond. In 1970 werd prins Claus benoemd tot voorzitter van de Nationale Commissie voor Ontwikkelingsstrategie, een soort p.r.-orgaan voor het ontwikkelingsbeleid van de regering. Een aantal aanbevelingen van die commissie, zoals een kleine subsidie aan het Angola Comité, dat streed voor een onafhankelijk Angola en een koffieboycot organiseerde om het toenmalige regime van de Portugese kolonie dwars te zitten, bleek de prins in een compromitterende (want politiek omstreden) rol te plaatsen. Daarom kreeg hij functies die minder gevoelig werden geacht: die van voorzitter van de Stichting Nederlandse Vrijwilligers en bijzonder adviseur van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking. Maar ook in die functies voelde prins Claus zich heel beperkt; zijn persoonlijke mening moest hij grotendeels inslikken, waardoor hij kleurlozer overkwam dan hij in feite was; bovendien kon hij door zijn positie niet voortvarend te werk gaan. Toch wist hij door diplomatiek optreden, en ook door de vele lezingen die hij gaf over ontwikkelingssamenwerking, sommige van zijn ideeën wel terdege over te brengen. Zo veranderde mede door zijn invloed de basisvisie op ontwikkelingswerk: in plaats van landen in de Derde wereld te helpen, moeten wij hen leren zichzelf te helpen.

Troonsbestijging van Beatrix
Nadat Beatrix in 1980 haar moeder Juliana had opgevolgd als koningin en de familie in 1981 van Drakensteyn naar Den Haag was verhuisd, nam de druk op het koninklijk gezin toe en werd ook het leven van prins Claus zwaarder. Hij kreeg als Prins der Nederlanden meer ceremoniële taken en scheen te lijden onder het gebrek aan echt inhoudelijk werk. In 1982 werd de prins opgenomen in het Nijmeegse Radboudziekenhuis. De RVD verklaarde zijn ziekte als: ’klachten van depressieve aard’. Het duurde enkele jaren voordat hij zijn ziekte had overwonnen.

Ontwikkelingssamenwerking
Ook de Nederlandse regering zag toen in dat men de kwaliteiten van de prins beter moest benutten. In 1984 werd hij benoemd tot inspecteur-generaal Ontwikkelingssamenwerking, een functie waarin hij veel landen moest bezoeken. Verder werd hij benoemd tot lid van de Raad van Commissarissen van De Nederlandsche Bank en van de PTT, en voorzitter van het Export Platform Verkeer en Waterstaat. Ook was de erudiete prins lid van de stichting Biowetenschappen en Maatschappij. Desondanks bleef zijn slagkracht beperkt vanwege zijn positie als lid van het Koninklijk Huis. In 1991 werd de ziekte van Parkinson geconstateerd. Hij zou hierdoor en door de medicatie altijd een stramme motoriek houden.

In 1996 stelde de regering ter gelegenheid van zijn zeventigste verjaardag het Prins Claus Fonds in. Het fonds keert geldbedragen uit ter ondersteuning van cultuur en ontwikkeling in Derde wereldlanden. Dit wordt de Prins Claus Prijs genoemd.
In datzelfde jaar overleed de moeder van de prins.

Ziekte en overlijden
De laatste jaren van zijn leven beleefde prins Claus periodes van ziekte, afgewisseld met oplevingen en actieve periodes. In 1998 onderging hij een geslaagde operatie wegens kanker aan de prostaat, maar de bestralingen zorgden in 2000 voor urinewegproblemen. In 2001 werd een nier verwijderd en kreeg hij problemen met de andere nier. Op 2 februari 2002 lukte het hem wel het huwelijk van prins Willem-Alexander en Máxima bij te wonen. Luchtweginfecties hielden hem dat voorjaar echter wekenlang in het ziekenhuis. Op 8 juni werd zijn eerste kleinkind geboren, Eloise, de dochter van prins Constantijn en prinses Laurentien. Op 9 augustus werd een kransslagader gedotterd. Op 6 oktober 2002 werden de gevolgen van de ziekte van Parkinson en een longontsteking prins Claus fataal.

Uitvaart
Prins Claus der Nederlanden, jonkheer van Amsberg, werd op dinsdag 15 oktober 2002 na een plechtige uitvaart bijgezet in de grafkelder van de koninklijke familie in de Nieuwe Kerk te Delft. Voorgangers in de uitvaartliturgie waren ds. Carel ter Linden en pastor Huub Oosterhuis. Voor het eerst in het land sprak men over deze uitvaart als staatsbegrafenis.

Herinnering
De prins bleef in de ogen van het grote publiek heel lang een aardige, maar wat treurige en kwetsbare schaduwfiguur naast koningin Beatrix. Zeker toen in de jaren negentig de pers zijn ziektes nogal schreeuwerig uitvergrootte, werd dit beeld versterkt. De laatste jaren wist hij dit beeld echter danig bij te stellen. Door zijn warme betrokkenheid bij het wel en wee van ontwikkelingslanden, zijn openhartige interviews, zijn juridische gevechten tegen onjuiste publicaties in roddelbladen en zijn ludieke, humorvolle acties als protest tegen het strakke keurslijf heeft hij toch nog vele Nederlanders in hun hart geraakt. Zo deed hij bijvoorbeeld tijdens een door hem gegeven lezing zijn stropdas af en wierp deze weg. Dit is voor meerdere vooraanstaande mannen aanleiding geweest ook zonder stropdas door het leven te gaan.

Prins Claus heeft bij velen in de herinnering het beeld achtergelaten van een stijlvolle en bijzonder integere man. Ten tijde van zijn overlijden werd hij algemeen gezien als het populairste lid van de koninklijke familie.

In het Koninkrijk zijn nog veel tastbare herinneringen aan prins Claus. Straten, pleinen en instellingen als scholen zijn naar hem vernoemd. Het Prins Clausplein, een belangrijke schakel in het Nederlandse snelwegnet, draagt zijn naam. Hetzelfde geldt voor de Prins Clausbrug in Utrecht. Het Prins Claus Fonds werd ter gelegenheid van de zeventigste verjaardag van Prins Claus opgericht en heeft als doel om culturele kennis te vergroten en een goede wisselwerking tussen cultuur en ontwikkeling te bevorderen.

Op 6 december 2009 vond een eenmalige voorstelling plaats in Carré onder de titel CLAUS! Naar het idee en onder regie van John Leerdam van Stichting Julius Leeft!. Het was lezing met muziek van Harto Soemodihardjo en teksten van Paulette Smit, Pieter Hilhorst, Yoeri Albrecht, Manoushka Zeegelaar Breeveld en Guus Pengel, waarin een keur van artiesten, politici en andere bekende Nederlanders de rol van Prins Claus op zich namen.[1]

Titels en predikaten
Klaus von Amsberg (1926-1965)
Jonkheer Claus van Amsberg (1965-1966)
Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus der Nederlanden, Jonkheer van Amsberg (1966-2002)
Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins der Nederlanden (1980-2002). Uit respect voor zijn schoonvader, prins Bernhard, heeft de prins deze titel nooit officieel gedragen. De titel is echter wel officieel aan hem toegekend als prins-gemaal van de Koningin der Nederlanden.

Citaat
"Wij hebben de aarde niet als een kostbare erfenis in beheer, maar wij hebben haar van onze kinderen te leen."
Heerlijkheid:
prins-gemaal (Hij werd na zijn huwelijk officieel genoemd Zijne Koninklijke Hoogheid Prins Claus der Nederlanden, Jonkheer van Amsberg, of kortweg Prins Claus.)
Kind van Beatrix en Klaus-Georg:
1 Willem-Alexander Claus George Ferdinand der Nederlanden, geboren op donderdag 27 april 1967 in Utrecht. Volgt 78.
78 Willem-Alexander Claus George Ferdinand der Nederlanden is geboren op donderdag 27 april 1967 in Utrecht, zoon van Klaus-Georg Wilhelm Otto Friedrich Gerd (vanaf 16 februari 1966 Claus George Willem Otto Frederik Geert (Claus) van Amsberg) von Amsberg en Beatrix Wilhelmina Armgard der Nederlanden (zie 77).
Notitie bij Willem-Alexander: De toenmalige Prinses Beatrix werd in de avond van 25 april 1967 opgenomen in het Academisch Ziekenhuis Utrecht. Twee dagen later kwam prins Willem-Alexander (om 19.57 uur om precies te zijn) ter wereld langs operatieve weg. Bij de geboorte woog hij 3850 gram en was hij 50 centimeter lang. Bij zijn geboorte was hij, na zijn moeder, tweede in lijn van troonopvolging. Ongeveer een half uur na de geboorte werd het nieuws door de RVD wereldkundig gemaakt. Op vijf plaatsen in het Koninkrijk werden naar traditie 101 saluutschoten afgevuurd. Hoewel het geen nationale feestdag was, ontstond er de volgende dag wel overal feest. Uitbundig werd er in het land gevlagd en de schoolkinderen kregen een vrije dag. Prins Claus deed op 2 mei 1967 aangifte bij de burgelijke stand op het Utrechtse Stadhuis. De namen werden toen bekend gemaakt. Wij noemen hem Alexander aldus de vader, maar de officiele roepnaam zou Willem-Alexander zijn. Al zijn namen op een rij:

Willem, traditioneel de eerste naam van Oranje troonopvolgers.
Alexander, de vader verklaarde dat zowel de moeder als hijzelf dit een leuke naam vonden. Er zou geen enkele historische betekenis zijn, hoewel velen vermoeden dat hij vernoemd moet zijn naar de jong overleden prins Alexander (1851-1884) en prins Alexander (1818-1848).
Claus, naar de vader.
George, de vernederlandste vorm van een van de namen van Claus’ vader.
Ferdinand, naar Ferdinand graaf von Bismarck, Claus’ beste vriend die tevens zijn getuige was bij zijn huwelijk.
Op 6 mei 1967 mochten de jonge prins en zijn moeder het ziekenhuis verlaten.

Op 2 september 1967 werd de prins gedoopt als lid van de Nederlandse Hervormde Kerk. De doopdienst vond plaats in de Grote of Sint Jacobskerk te Den Haag en werd geleid door hofpredikant ds. H. Kater. De peetouders en doopgetuigen van de prins waren zijn grootvader prins Bernhard der Nederlanden, zijn oom prins Aschwin zur Lippe-Biesterfeld, prinses Margrethe van Denemarken (koningin Margrethe II), Ferdinand graaf von Bismarck en Renée Elizabeth Bradbrooke Smith geboren jonkvrouw Röell.

Toen zijn moeder in 1980 koningin werd, werd haar oudste zoon automatisch, krachtens de toen geldende Grondwet, ’Prins van Oranje’ en toen de prins de leeftijd van 18 jaar bereikte werd hem zitting verleend in de Raad van State. Op grond van de Wet financieel statuut Koninklijk Huis kreeg de prins recht op een uitkering uit de staatskas.

De prins woonde in zijn jeugd op Kasteel Drakensteyn in Lage Vuursche (gemeente Baarn). In Baarn ging hij naar de Nieuw Baarnse School en later het Baarnsch Lyceum. De middelbare school vervolgde hij in 1981 bij het Vrijzinnig-Christelijk Lyceum in Den Haag. Vervolgens haalde hij een International Baccalaureate aan het Atlantic College in Llantwit Major, in Wales. Daarna studeerde hij geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Leiden, dezelfde universiteit waar zijn moeder en zijn grootmoeder hadden gestudeerd. In zijn studententijd kreeg hij de bijnaam "Prins Pils" wegens het enthousiasme waarmee hij zich in het studentenleven stortte. In 1993 behaalde Willem-Alexander zijn doctoraalexamen; zijn afstudeerscriptie ging over de Nederlandse reactie op het besluit van Frankrijk om binnen de NAVO een ’status aparte’ in te nemen. De doctoraalbul werd uitgereikt door professor dr. H.L. Wesseling tijdens een bijeenkomst die ook op televisie werd uitgezonden. De scriptie is niet openbaar gemaakt; de Universiteitsbibliotheek Leiden nam destijds nimmer afstudeerscripties op in de collectie.

Na het behalen van zijn bul begon de ’opleiding tot het koningschap’. Willem-Alexander volgde verschillende cursussen onder andere bij de Rijksluchtvaartschool (RLS), waar hij zijn vliegbrevet haalde, en bij de Koninklijke Landmacht. Zijn dienstplicht had hij al bij de Koninklijke Marine doorlopen, van augustus 1985 tot januari 1987, met o.a. diensten aan boord van Hr. Ms. Tromp en Hr. Ms. Abraham Crijnssen en in 1988 als wachtofficier aan boord van Hr. Ms. Van Kinsbergen. Tegelijkertijd begon hij zich meer in het openbare leven te profileren. Hij vervulde representatieve taken bij officiële evenementen en kon kennis opdoen door bezoeken af te leggen aan gemeenten, provincies en maatschappelijke instellingen.

Regelmatig vertegenwoordigt Willem-Alexander het koninklijk huis bij officiële evenementen in binnen- en buitenland. Jaarlijks verschijnt hij ongeveer vijftig keer bij officiële gelegenheden. Na de stage bij de Luchtmacht hield de prins zich aanvankelijk bezig met de rechterlijke macht, het binnenlands bestuur, en vanaf 1997 met het Nederlandse bedrijfsleven. Daarnaast specialiseerde hij zich in het waterbeheer, een onderwerp dat zijn vader prins Claus hem aan de hand deed. Hij zette zijn kennis onder meer in bij zijn bezoek aan Marokko in november 2005. Zie paragraaf over "Andere functies".

Sport
Als sportliefhebber kreeg de prins veel sympathie onder de bevolking, maar zorgde hij ook voor enkele relletjes. In 1986 reed hij onder de naam W.A. van Buren de Elfstedentocht uit. Zijn kleding, een Playboy-broek en een Marlboro-jack, veroorzaakte hierbij enige opschudding. In 1992 liep hij met onder meer Gerrie Knetemann de marathon van New York uit. Het gedrag van Willem-Alexander tijdens de Olympische Spelen van 1996 in Atlanta veroorzaakte opnieuw opschudding. Zo zong hij vanaf de tribune Wat zijn de Yanken stil mee en bestormde hij enthousiast in korte broek het hockeyveld nadat de dames brons gewonnen hadden om vervolgens uitbundig "mee te hossen". Sommigen waren van mening dat een kroonprins zich toch representatiever moest gedragen, het NRC Handelsblad noemde het gedrag "een kroonprins onwaardig". In een opiniepeiling gaf ruim 80% van de Nederlanders aan het gedrag van de prins wel te waarderen.

IOC
In 1998 werd Willem-Alexander lid van het Internationaal Olympisch Comité. Wouter Huibregtsen, die ook in de race was voor het lidmaatschap van het IOC, zou de prins hierna in een interview voor de Volkskrant een "saboteur, judas en een lafaard" hebben genoemd, omdat de prins eerder had beloofd geen functie bij het IOC te zullen aanvaarden. Huibregtsen ontkende later deze termen gebruikt te hebben en werd door de rechtbank grotendeels in het gelijk gesteld.Hoewel aanvankelijk de Nederlandse politiek niet onverdeeld enthousiast was over het lidmaatschap van de Nederlandse kroonprins bij een door corruptie en schandalen geplaagde organisatie, mocht Willem-Alexander lid worden van het IOC. Binnen het IOC zet hij zich vooral in voor het stimuleren van sport in Afrika.

Van de vroegere relaties van Willem-Alexander werden alleen Paulette Schröder, Yolande Adriaansens, Barbara Boomsma en Emily Bremers (1994-1998) bekend. Met Adriaansens en Bremers verscheen hij ook in het openbaar.

Op 30 maart 2001 verloofde de kroonprins zich met de Argentijnse Máxima Zorreguieta. Zij was bij sommigen een omstreden partner vanwege het verleden van haar vader, Jorge Zorreguieta, die zitting heeft gehad in de regering van Argentinië ten tijde van de militaire dictatuur (1976 - 1983) onder generaal Jorge Videla. Premier Kok schakelde minister van Staat Max van der Stoel in om deze bom onder de troonopvolging van de prins te demonteren. Onder hevige druk van Van der Stoel besloot vader Zorreguieta de huwelijkssluiting niet bij te wonen. Nadat premier Kok ook nog beloofde dat de aanwezigheid van Zorreguieta senior ook in de toekomst geen vanzelfsprekende zaak zou zijn, werd de toestemmingswet door het parlement aangenomen.

Het huwelijk van Willem-Alexander met Máxima Zorreguieta werd gesloten op 2 februari 2002 door Amsterdamse burgemeester Job Cohen in de Grote Zaal van de Beurs van Berlage te Amsterdam. Het werd kerkelijk ingezegend in de Nieuwe Kerk door dominee Carel ter Linden, voormalig predikant van de Haagse Kloosterkerk en tevens de dominee bij wie Willem-Alexander in 1997 belijdenis had gedaan.

Tijdens de traditionele rijtoer werd door republikeinen en sympathisanten van de Dwaze Moeders gedemonstreerd op het Koningsplein. Ook werd een plastic zakje met witte latexverf tegen de Gouden Koets gegooid. Er werden enkele arrestaties verricht, maar grote ongeregeldheden bleven uit.

Willem-Alexander is nu titularis of erfgenaam van de volgende dynastieke, erfelijke of vorstelijke titels:

Koning der Nederlanden (titel die hij logischerwijs voert zodra hij koning wordt)
Prins van Oranje (titel wordt doorgegeven aan volgende troonopvolger zodra hij koning wordt)
Prins der Nederlanden (dragen ervan komt tijdelijk te vervallen in de periode dat hij koning is)
Prins van Oranje-Nassau
Markies van Veere
Markies van Vlissingen
Graaf van Katzenelnbogen, Vianden, Diez, Spiegelberg, Buren, Leerdam en Culemborg
Burggraaf van Antwerpen
Baron van Breda, Diest, Beilstein, de stad Grave, het Land van Cuijk, IJsselstein, Cranendonck, Eindhoven, Liesveld, Herstal, Waasten, Arlay en Nozeroy
Vrijheer van Ameland
Heer van Borculo, Bredevoort, Lichtenvoorde, Loo, Geertruidenberg, Klundert, Zevenbergen, Hooge en Lage Zwaluwe, Naaldwijk, Polanen, Sint-Maartensdijk, Soest, Baarn, Ter Eem, Willemstad, Steenbergen, Montfoort, St. Vith, Bütgenbach, Niervaart, Daasburg, Turnhout, Besançon
Jonkheer van Amsberg.
Kroonprins Willem-Alexander heeft aangegeven in de toekomst als Willem IV te regeren.

Militaire functies
Op militair gebied heeft hij, na zijn recentste bevordering op 27 april 2005, de volgende rangen:

Reserve Commandeur der Koninklijke Marine
Reserve Brigadegeneraal der Infanterie van de Koninklijke Landmacht
Reserve Commodore van de Koninklijke Luchtmacht
Reserve Brigadegeneraal der Koninklijke Marechaussee
Tevens is hij adjudant in buitengewone dienst van de koningin.

Sinds 6 december 2001 is hij ook drager van het Officierskruis (officieel: Onderscheidingsteken voor eervolle langdurige Nederlandse effectieve dienst als officier, ook bekend als het Jeneverkruis), omdat hij in dat jaar 15 jaar als officier in dienst was van de koningin.

Andere functies
Lid van het Internationaal Olympisch Comité.
Voorzitter van de Nederlandse Adviescommissie Water.
Beschermheer van de Nederlandse Hartstichting.
Beschermheer van het Oranje Fonds.
Beschermheer van het Global Water Partnership.
Beschermheer United World College Nederland.
Beschermheer Stichting SAIL Amsterdam.
Beschermheer Koninklijk Nederlands Watersport Verbond te Amsterdam.
Beschermheer Stichting Hermitage aan de Amstel.
Protector Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen.
Beschermheer Veteranen Comité
Erevoorzitter van de Koning Willem I Stichting
Regent van de Stichting Praemium Erasmianum
Eind 2006 benoemd tot voorzitter van de onafhankelijke Adviesgroep Water en Sanitaire Voorzieningen van de Verenigde Naties. Dit gebeurde kort voor het vertrek van scheidend secretaris-generaal Kofi Annan. Hij is hiermee de opvolger van de voormalige Japanse premier Hashimoto Ryutaro.

Onderscheidingen
Als zoon van de regerende Nederlandse koningin is Willem-Alexander automatisch een Ridder in de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau. Deze onderscheiding draagt hij vanaf zijn 18e verjaardag.

De prins is ook onderscheiden met de jubileummedaille van koningin Juliana (1973) en de inhuldigingsmedaille van koningin Beatrix. Op zijn 18e verjaardag werd de Prins van Oranje, volgens traditie, ook onderscheiden met de hoogste Nederlandse civiele onderscheiding, het Grootkruis in de Orde van de Nederlandse Leeuw.

Voorts is hij Rechtsridder in de Ridderlijke Orde van Sint Jan en werd hij bij staatsbezoeken onderscheiden met grootkruizen in Belgische, Duitse, Deense, Zweedse, Noorse, Thaise en Japanse ridderorden.

In 1999 heeft de Rijksvoorlichtingsdienst laten weten dat Willem-Alexander is genezen van een milde vorm sarcoïdose, die in 1991 bij hem was ontdekt.

Prins Willem-Alexander en prinses Máxima hebben twee percelen (3000 m²) (die op naam staan van Máxima Zorreguieta) in een villapark aan het Nahuel Huapi-meer in het exclusieve ski-oord Villa La Angostura, in Argentinië gekocht. Dat geldt ook voor het bericht over de aankoop van de nabijgelegen ranch La Estancia Pilpilcura met 1500 hectare grond die zij dit jaar in Patagonië voor een miljoen euro hebben gekocht. Dit zou geen vakantiehuis zijn, maar een investering. Binnenkort opent dat landgoed zijn deuren als hotel. Prins Willem-Alexander en prinses Máxima houden al jaren vakantie in het skioord, dat op 80 kilometer afstand ligt van de stad Bariloche. In Villa La Angostura heeft de broer van Maxima, Martin Zorrequieta een restaurant en hij zal zeker er aan hebben bijgedragen dat zijn zuster en zwager zich daar tijdens een vakantie gaan vestigen.
Kroonprins Willem-Alexander gaat zijn andere, veel besproken vakantiehuis in Mozambique verkopen na voltooiing van de bouw. Dat heeft de prins per brief laten weten aan oud-premier Jan Peter Balkenende. Wanneer het huis wordt verkocht is nog onduidelijk. De deelname van Willem Alexander en Máxima aan dit uitzonderlijk luxe vakantieproject op het schiereiland Machangulo stuitte op veel kritiek. Volgens Willem-Alexander zou de bouw zorgen voor werkgelegenheid en werden er op die locatie waterputten geslagen en scholen gebouwd. Critici, waarbij veel leden van de Tweede Kamer en ook een deel van het kabinet, vonden het echter ongepast om een luxe vakantiehuis te laten bouwen in een zeer arm land als Mozambique
In het NOS Journaal van 28 maart 2009 werd een folder getoond voor het boek Koning Willem IV. Op de achterkant stond vermeld: Verschijnt na het bekendmaken van de abdicatie.
Heerlijkheid:
Prins van Oranje, Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau, Jonkheer van Amsberg (Hij wordt officieel aangeduid als Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins van Oranje, de titel die hij als beoogde troonopvolger draagt.)
Willem-Alexander trouwde, 34 jaar oud, op zaterdag 2 februari 2002 in Amsterdam (NL) met Máxima Zorreguieta, 30 jaar oud. Máxima is geboren op maandag 17 mei 1971 in Buenos Aires (Argentinië).
Notitie bij Máxima: Jeugd en vroege carrière
Prinses Máxima werd geboren als eerste dochter van Jorge Zorreguieta en Maria del Carmen Cerruti. Ze kreeg later nog twee broertjes en een zusje; Martín, Juan en Inés. Tevens heeft ze drie halfzusters uit een eerder huwelijk van haar vader; Dolores, María en Angeles. Máxima groeide op in een vrij bescheiden appartement in de straat Uriburu, in de gegoede wijk Barrio Norte in Buenos Aires. De familie bracht de zomervakanties door in Mar del Plata. Tijdens de wintersportvakanties verbleef de familie Zorreguieta in het eigen vakantiehuisje in Bariloche, een bekend Argentijns vakantieoord, waar ook Prins Bernhard geen onbekende was en waar Máxima jaren later ook met Willem-Alexander ging skiën.

Máxima doorliep de middelbare school op het Northlands College in Buenos Aires, een op Britse aristocratische tradities geënte opleiding. Na het afronden van een studie economie aan de Universidad Católica Argentina (Katholieke Universiteit van Argentinië) werkte ze van 1995 tot 2000 in New York voor achtereenvolgens de banken HSBC, Dresdner Kleinwort Benson en Deutsche Bank. In april 1999 ontmoette ze tijdens een feest in Sevilla de Nederlandse kroonprins Willem-Alexander. Samen met Willem-Alexander bracht Máxima in augustus 1999 een vijfdaagse vakantie door in het Argentijnse vakantieoord Bariloche. Tijdens die vakantie werd Willem-Alexander voorgesteld aan de ouders van Máxima. In de Nederlandse pers verschenen daarop de eerste speculaties over een mogelijke liefdesrelatie. Een klein jaar later verhuisde Máxima naar Brussel.

Verloving
Kort nadat bekend werd dat de relatie met Willem-Alexander serieus was, kwam de Nederlandse pers erachter dat Máxima’s vader, Jorge Zorreguieta, staatssecretaris van Landbouw was tijdens de militaire juntaregering, ook wel bekend als de "Vuile Oorlog", van Jorge Videla in Argentinië (april 1976 tot en met maart 1981), waarbij enkele duizenden tegenstanders van het militaire regime gedwongen verdwenen of in gevangenissen geïnterneerd werden. Willem-Alexander had in reactie daarop de pers naar een brief van oud-dictator Videla verwezen als bron van informatie.

In Nederland werd geprotesteerd tegen een huwelijk van de kroonprins met de dochter van deze man, van wie vermoed werd dat hij tenminste op de hoogte was van de excessen die zich tijdens zijn ministerschap voordeden. Een onderzoek, via een geheime opdracht van minister-president Wim Kok aan prof. dr. Michiel Baud, had als conclusie dat Zorreguieta op de hoogte moet zijn geweest van deze gedwongen verdwijningen maar dat het "praktisch uit te sluiten is" dat Zorreguieta in de periode van zijn regeringsdeelname "persoonlijk betrokken is geweest bij de repressie of schending van de mensenrechten". Willem-Alexander bevestigde tijdens een interview dat hij wist dat zijn schoonvader van tenminste één gedwongen verdwijning op de hoogte was (deze persoon was volgens Willem-Alexander weer teruggevonden), waarmee hij de resultaten van het onderzoek bagatelliseerde. Met tact van Wim Kok en diplomaat en minister van Staat Max van der Stoel werd voorkomen dat Jorge Zorreguieta bij het huwelijk van zijn dochter aanwezig was.

Tijdens de bekendmaking van de verloving zei Máxima over de rol en steun van haar vader aan de dictatuur dat haar vader van niets geweten had en juist zijn best had gedaan voor de Argentijnse landbouw, en in een later interview noemde Máxima de conclusie van Michiel Baud slechts "zijn mening".

Om Máxima in te wijden in het hofleven en haar etiquette en protocol bij te brengen werd hofdame Lieke Gaarlandt aangesteld.

Huwelijk
Op 17 mei 2001, haar dertigste verjaardag, is Máxima Zorreguieta bij Koninklijk Besluit het Nederlanderschap verleend op grond van artikel 10 van de Rijkswet op het Nederlanderschap. Dit was noodzakelijk, omdat zij door haar huwelijk lid zou worden van het Koninklijk Huis en voor dit lidmaatschap het Nederlanderschap een vereiste is

Op 3 juli 2001 aanvaardde de Verenigde Vergadering van de Staten-Generaal een door de regering ingediende wet tot het verlenen van toestemming aan de Prins van Oranje om met Máxima Zorreguieta in het huwelijk te treden.

Op 2 februari 2002 voltrok de burgemeester van de gemeente Amsterdam, Job Cohen, het huwelijk in de Grote Zaal van de Beurs van Berlage te Amsterdam. De kerkelijke inzegening vond plaats in de Nieuwe Kerk, door dominee Carel ter Linden (lid van de toenmalige Nederlandse Hervormde Kerk). De katholiek opgevoede prinses Máxima diende in te stemmen met een hervormde, protestantse opvoeding van de eventuele kinderen, hetgeen het huwelijk in de ogen van de katholieke Kerk kerkrechtelijk ongeldig maakt, vanwege het huwelijksbeletsel. Met name onder een minderheid van reformatorische Nederlanders, trouw aan het huis van Oranje, bestond er aanvankelijk bezwaar tegen een rooms-katholieke echtgenote.

Miljoenen televisiekijkers in binnen- en buitenland volgden de trouwplechtigheid. Twee momenten die later vaak herhaald zouden worden, waren de tranen van Máxima tijdens Argentijnse tangomuziek, toen Carel Kraayenhof het nummer Adios Nonino ("Dag Vadertje") speelde en de balkonscène met "de kus".

Titels en onderscheidingstekens
Gelet op de Wet op de Adeldom (artikel 2, tweede lid), is bij Koninklijk Besluit van 25 januari 2002 (nummer 41) bepaald dat met ingang van het tijdstip van de voltrekking van het huwelijk met De Prins van Oranje, Máxima in de adelstand werd verheven waarbij haar de titels Prinses der Nederlanden en Prinses van Oranje-Nassau werden toegekend met het predicaat Koninklijke Hoogheid. Prinses Máxima was hiermee de laatste Nederlander die verheven is in de adelstand.

Normaal is het gebruikelijk dat de titel(s) van de man door diens vrouw "en titre courteoisie" wordt (worden) gevoerd, onverminderd haar (eventuele) eigen adellijke titels. Echter in hoedanigheid van De Prins van Oranje wordt hiervan afgeweken. Dat Máxima de echtgenote is van de prins betekent niet dat zij als "Hunne Koninklijke Hoogheden de Prins en Prinses van Oranje" kunnen worden aangeduid. De titel Prins(es) van Oranje en het voeren hiervan is formeel alleen voorbehouden aan de troonopvolger. In de praktijk wordt prinses Máxima zowel officieel als in het maatschappelijk gebruik aangeduid met haar eigen titel ’Prinses der Nederlanden’.

Bij het volgende Koninklijk Besluit van 25 januari 2002, nummer 42 werd aan Prinses Máxima een eigen wapen en een onderscheidingsvlag toegekend

Maatschappelijke taken
Nog voor haar huwelijk met kroonprins Willem-Alexander is Máxima begonnen met een intensieve verdieping in de Nederlandse maatschappij, door middel van een inburgeringscursus. Al vrij snel na haar kennismaking met Willem-Alexander begon zij met het leren van de Nederlandse taal en moest zij zich verdiepen in allerlei aspecten van de samenleving, zoals de geschiedenis, het staatsrecht, de rol van het koningshuis en de Nederlandse gebruiken en gewoonten. Nadat hofdame Ottoline (’Lieke’) Gaarlandt-Van Voorst van Beesd Máxima had geleerd over het protocol en de etiquette, werd in 2002 Pien Zaaijer, hoofd van de afdeling Bestuur en Wetgeving van het ministerie van Binnenlandse Zaken, als persoonlijk adviseur van de prinses aangesteld.

Tijdens een kennismakingstournee door Nederland in de maanden voor haar huwelijk leek zij te genieten van de overweldigende belangstelling van de media. In het eerste jaar na haar huwelijk zette zij haar kennismakingstournee voort op de Nederlandse Antillen en Aruba.

Prinses Máxima nam de tijd om zich te bezinnen op haar rol binnen de monarchie en de samenleving. Zij wilde daarmee voorkomen in dezelfde valkuilen te stappen als haar schoonvader prins Claus, die in zijn pogingen om een zinvolle maatschappelijke carrière op te bouwen, regelmatig opliep tegen de beperkingen die door de ministeriële verantwoordelijkheid gesteld worden aan leden van het Koninklijk Huis. De algemene opvatting was dat prinses Máxima meer vrijheid moest worden gegund dan haar schoonvader destijds kreeg.

Al snel werd duidelijk dat Máxima had aangegeven iets met vrouwen uit het buitenland te willen doen, waarop de commissie PaVEM in het leven is geroepen. Sinds september 2003 is de prinses lid van deze commissie (Participatie van Vrouwen uit Etnische Minderheden) die de regering adviseert op gebied van integratie van minderheden. Zij lijkt zich vooral te concentreren op vraagstukken rond de integratie van allochtone vrouwen. Deze commissie kwam echter negatief in het nieuws toen enkele allochtone vrouwen eruit waren gestapt. Dit deden zij naar eigen zeggen omdat zij het gevoel hadden als een soort "excuusallochtoon" gebruikt te worden en dat, wanneer zij zelf ideeën hadden, zij deze alleen mochten uitvoeren onder de naam PaVEM. Ook zeiden deze vrouwen dat zij niet zelf met de pers mochten praten. De pers meldde ook dat de conclusies niets nieuws aan informatie brachten. Na deze kritiek besloot Paul Rosenmöller, die ook lid was van de commissie, het geld dat hij als lid kreeg terug te storten. Hij was de enige die op de kritiek reageerde.

Aan het einde van haar introductieprogramma gaf zij op 14 februari 2005 een televisie-interview aan het programma NOVA. Daarin blikte zij terug op haar eerste jaren in Nederland en gaf zij haar visie op de integratie van allochtonen. Het programma trok 2,6 miljoen kijkers, een record voor het programma.

Máxima is beschermvrouwe van het Oranje Fonds. Ook ondersteunt ze haar schoonmoeder en echtgenoot veelvuldig in het uitoefenen van hun officiële verplichten. In oktober 2004 nam ze zitting in de Raad van State waar koningin Beatrix voorzitter van is. Prins Willem-Alexander heeft al sinds zijn achttiende zitting in de raad. Het is bij de wet vastgelegd dat het staatshoofd voorzitter is en de troonopvolg(st)er op zijn of haar achttiende jaar zitting in de raad krijgt. In 2005 is Máxima lid geworden van de groep adviseurs van de VN-commissie voor het Internationale jaar van het Microkrediet en beschermvrouwe van Scouting Nederland. Zij volgde Prins Claus op. Ze is de doopmeter van prins Sverre Magnus van Noorwegen en gravin Leonore, dochter van prins Constantijn en prinses Laurentien.

Trivia
Op 18 oktober 2001 was Máxima betrokken bij een verkeersongeval. Komend vanuit de uitrit van paleis Huis ten Bosch in Den Haag verleende zij geen voorrang aan een passerende auto waarop zij hem aanreed. De bestuurder van die auto brak door de botsing zijn been. In de rechtszaak die volgde, werd Máxima veroordeeld tot het betalen van een kwart van de schade. Het restant van de schade bleef voor rekening van het slachtoffer, omdat deze te hard zou hebben gereden en zijn veiligheidsgordel niet droeg. Daarnaast was de weg niet voor doorgaand verkeer bedoeld. De naam van Máxima Zorreguieta werd veranderd in het rapport van de politie.
In september 2007 ontstond er rond haar discussie als gevolg van een rede, door haar uitgesproken bij de presentatie van het rapport "Identificatie met Nederland". In haar toespraak zei zij onder meer ’de’ Nederlander niet te hebben gevonden en dat ’de’ Nederlandse identiteit niet bestaat. Deze uitspraken leidden tot een storm van kritiek. Minister Vogelaar "betreurde" de ophef, verklaarde de speech "van tevoren gelezen te hebben" en ook te vinden dat er "geen afgeronde Nederlandse identiteit bestaat". De prinses gaf later aan "diep geraakt" te zijn en zich "verkeerd begrepen" te voelen. Bronnen rond het hof gaven aan, dat er niet goed was nagedacht over de positie van de prinses bij de presentatie van het rapport.
De moeder van langebaanschaatser José Ignacio Fazio is een volle nicht van de moeder van Máxima. Daarmee is Fazio een achterneef van de prinses.
In oktober 2010 kreeg Maxima van protestants-christelijke zijde openlijke kritiek op haar kledingkeuze, en het werken en niet ter kerke gaan op zondag, bijvoorbeeld de verschijning op zondag bij de uitreiking van de Edison muziek prijs.
Heerlijkheid:
Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau (Officieel is haar volledige aanduiding Hare Koninklijke Hoogheid Máxima Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, mevrouw Van Amsberg)
79 Hendrik der Nederlanden is geboren op dinsdag 13 juni 1820 in Paleis Soestdijk, zoon van Willem II Frederik George Lodewijk (de Held van Waterloo en Slender Billy) der Nederlanden (zie 73) en Anna Paulowna van Rusland. Hendrik is overleden op maandag 13 januari 1879 in Kasteel Walferdange, Luxemburg, 58 jaar oud.
Notitie bij Hendrik: Hij had een lange carrière in de marine en werd daarom ook wel de Zeevaarder genoemd. Op zijn sterfbed werd hij nog tot admiraal benoemd. Tevens werd hij door zijn broer Willem III op 5 februari 1850 aangesteld als stadhouder van het Groothertogdom Luxemburg. Zijn residentie als stadhouder was het kasteel Walferdange (Luxemburgs: Walfer, Duits: Walferdingen).Tegenwoordig is dit kasteel onderdeel van de Universiteit van Luxemburg.

Omdat de Oranje-dynastie destijds aan een zijden draadje hing, besloot hij na het overlijden van zijn gemalin te hertrouwen, net als zijn broer Willem die sinds 1877 weduwnaar was. Zijn broer -de koning- had drie zoons, waarvan de oudste (kroonprins Willem) al tegen de veertig liep, en nog steeds niet getrouwd was. De tweede zoon Maurits overleed op 7-jarige leeftijd aan hersenvliesontsteking, terwijl de derde zoon, Alexander, een slechte gezondheid had. Verder was er alleen nog een oom, Frederik, maar deze had geen mannelijke nakomelingen. Mannelijke nakomelingen krijgen was nog van groot belang.
Op 24 augustus 1878 huwde Hendrik daarom te Potsdam met Maria van Pruisen (1855-1888), dochter van prins Frederik Karel (1828-1885) en Maria Anna van Anhalt-Dessau. Na vijf maanden overleed de bruidegom echter al aan de mazelen, behoorlijk onverwacht. Het tweede huwelijk van zijn broer met Emma was net gesloten, waar hij getuige zou zijn. Hij kon hier echter niet heen gaan omdat hij te ziek was, maar er leek geen reden tot ongerustheid. De festiviteiten ter gelegenheid van het huwelijk van de koning werden afgelast.

Ook uit zijn tweede huwelijk had prins Hendrik geen kinderen, en de zoons van zijn broer kwamen jong te overlijden. Hierdoor hing de dynastie af van de dochter uit het tweede huwelijk van zijn broer Willem III, zijn toen nog ongeboren nichtje, de latere koningin Wilhelmina.

Weduwe Maria leek na Hendriks dood zonder een cent achter te moeten blijven omdat zij en haar echtgenoot niet in gemeenschap van goederen getrouwd waren. De erfenis ging dus naar de familie van de overledene. Haar vader, Frederik Karel, ging naar Den Haag om bij Willem III te pleiten voor een gedeelte van Hendriks erfenis voor zijn dochter maar hij kreeg nul op het rekest. Willem III kon het geld van zijn broer uitstekend zelf gebruiken, zeker omdat hij net zelf getrouwd was met Emma van Waldeck-Pyrmont. Natuurlijk voelde de Hohenzollern zich gekrenkt en met hem voelde geheel Pruisen zich in zijn eer aangetast. Frederik Karel was immers een man met een groot prestige: neef van keizer Wilhelm I, neef en wapenbroeder van kroonprins Frederik Willem, opperbevelhebber van het Tweede Duitse Leger in de oorlog van 1870, veroveraar van Metz, drager van de Pour le Mérite, een geestrijke persoonlijkheid en een opvallende verschijning in de Berlijnse society in zijn karakteristieke uniform van het 3. Husarenregiment Von Zieten, dat hem de bijnaam "der rote Prinz" verleende.

Het conflict over de erfenis werd niet verder op de spits gedreven omdat Willem III juridisch te sterk stond en voor weduwe Maria werd een nieuwe echtgenoot gevonden in de persoon van Albert van Saksen-Altenburg (1843-1902). Het huwelijk werd in 1885 te Berlijn gesloten doch dit duurde slechts twee jaar; toen overleed Maria. Maar dynastieke geheugens zijn lang: een generatie later werd de verhouding tussen de Duitse monarchie en het Nederlandse vorstenhuis nog steeds door deze kwestie overschaduwd. Keizer Wilhelm II toonde zich openlijk zeer geporteerd voor een overname van de Nederlandse troon door de Duitse adellijke familie Wied, als het geslacht Oranje-Nassau zou uitsterven. Zijn relatie tot Willem III’s dochter Wilhelmina was uiterst koel. Dit weerhield haar er echter niet van om Wilhelm in 1918 asiel te verlenen na zijn vlucht uit Duitsland.
Titel:
Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau
Hendrik trouwde, 58 jaar oud, op zaterdag 24 augustus 1878 in Potsdam met Maria Elisabeth Louise Frederika van Pruisen, 22 jaar oud. Maria is geboren op vrijdag 14 september 1855 in Marmorpalais in Potsdam, dochter van Frederik Karel bijgenaamd de IJzeren Prins, de Rode Prins en Prinz Alltyd-Vörup van Pruisen en Maria Anna van Anhalt-Dessau. Maria is overleden op woensdag 20 juni 1888 in Slot Albrechtsberg bij Dresden, 32 jaar oud. Maria trouwde later op woensdag 6 mei 1885 in Berlijn met Albert van Saksen-Altenburg (1843-1902).
Notitie bij Maria: Zij huwde op 24 augustus 1878 in het Neues Palais te Potsdam met Hendrik van Oranje-Nassau (1820-1879), zoon van koning Willem II van Nederland en Anna Paulowna Romanov. Voordat zij naar Nederland kwam kreeg zij van de heer L.R. Beynen oud-rector van het gymnasium in Den Haag Nederlandse les. De oud-rector vergeleek in een brief aan zijn vrouw, Emma en Marie met elkaar, die hij beiden les had gegeven: Ze (Emma) mist de onbeschrijfelijke lieftalligheid van Prinses Hendrik (Marie), omdat ze meer kracht en veerkracht bezit, maar beiden zijn ze even vlug van bevatting.

Maria’s echtgenoot, Hendrik overleed echter al na vijf maanden. Na het overlijden van prins Hendrik ging prinses Maria in Den Haag wonen, totdat ze hertrouwde en onderhield zij warme betrekkingen met Koningin Emma. Emma en Marie, waren ook nog eens familie. De zus van Marie, Louise Margaretha van Pruisen was gehuwd met Arthur, hertog van Connaught en Strathearn, een zoon van Koningin Victoria. De zus van Emma, Helena van Waldeck-Pyrmont was getrouwd met Leopold, hertog van Albany, de jongste zoon van Koningin Victoria van Engeland.

Maria hertrouwde op 6 mei 1885 in Berlijn met Albert van Saksen-Altenburg, doch dit huwelijk duurde slechts twee jaar; toen overleed Maria in het kraambed.
Titel:
Prinses van Pruisen
80 Wilhelmine Marie Sophie Louise der Nederlanden is geboren op donderdag 8 april 1824 in Den Haag, dochter van Willem II Frederik George Lodewijk (de Held van Waterloo en Slender Billy) der Nederlanden (zie 73) en Anna Paulowna van Rusland. Wilhelmine is overleden op dinsdag 23 maart 1897 in Weimar, 72 jaar oud.
Notitie bij Wilhelmine: Zij bracht een gelukkige jeugd door op Paleis Soestdijk en het jachtslot in Utrecht en werd door haar vader op relatief moderne wijze opgevoed. Tijdens haar opvoeding werd haar meer geleerd wat zij niet moest doen, dan wat ze wel moest doen. Hierdoor had ze een kleine leerachterstand.

Eind jaren dertig werd Sophie zwaar ziek. Om op krachten te komen, ging ze samen met haar moeder naar Weimar toe. Hier ontmoette ze erfgroothertog Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach. Toen hij op zijn beurt in 1841 in Nederland kwam, werden zij tijdens een tocht door Friesland verliefd. Ze huwden op 8 oktober 1842 in het paleis aan de Kneuterdijk in Den Haag. Karel Alexander was haar volle neef, zoon van de toenmalige groothertog Karel Frederik en Maria Paulowna, een zuster van Anna Paulowna. Hiermee werd Sophie schoonzuster van de latere Duitse keizer Wilhelm I (de zuster van haar man was met hem getrouwd).

In oktober 1892 vierden Sophie en Karel Alexander hun gouden bruiloft. Er werd een grote bijeenkomst gehouden. Namens Nederland waren Wilhelmina en Emma aanwezig. Op deze reünie ontmoette Wilhelmina voor het eerst haar latere man, prins Hendrik. Hij was hier ook bij aanwezig omdat zijn halfbroer getrouwd was met de dochter van Sophie, Elisabeth.

Door de dood van haar dochtertje Sophie is haar leven versomberd. In 1894 stierf haar oudste zoon, dit trof haar zeer zwaar. Sinds dat moment ging haar gezondheid langzaam achteruit, en verergerde bovendien haar allergische kwaal. In 1894 zei zij o.a.: Ik heb onuitputtelijk veel geleden.

Het hof in Weimar onderscheidde zich van andere Europese hoven. Dit omdat Weimar in 1816 een aantal constitutionele wetten had aangenomen, die er de toon aangaven. De cultuur speelde er ook een belangrijke rol. Haar echtgenoot besteeg in 1853 de troon van het als centrum van cultuur en wetenschappen bekende Saksen-Weimar-Eisenach. Zij en haar man waren o.a. bevriend met Hans Christian Andersen en Richard Wagner, bekende personen in de wereld van de literatuur, de allebei een tijd in Weimar verbleven.

Groothertogin Sophie wijdde zich ook aan de literatuur en initieerde, nadat de kleinzoon van Johann Wolfgang von Goethe diens literaire nalatenschap aan haar had vermaakt, de 143-delige Sophienausgabe van diens werk. Nadat haar in 1889 ook de papieren van Friedrich von Schiller waren toevertrouwd, richtte zij te Weimar het Goethe-Schiller-Archiv op.

Sophie bleef de gang van zaken in Nederland op de voet volgen en hield nauw contact met haar Nederlandse verwanten. Ze was een trouw adviseur van de koninginnen Emma en Wilhelmina. Ook was Wilhelmina erg op haar tante gesteld, daar haar vader overleden was toen zij nog maar 10 jaar oud was. In haar autobiografie noemde zij haar: het enige overgeblevene van vader.

In haar autobiografie schreef Wilhelmina onder andere over haar:

"Tante kwam ieder jaar bij ons logeren en genoot er dan bijzonder van weer in haar oude vaderland te zijn. Tante was voor mij het laatst overgeblevene van vader, wat een bijzondere band gaf, en zij zou mijn opvolgster zijn ingeval mij iets zou overkomen. Reeds als kind woog dit laatste, dat zij het was aan wie ik het vaderland zou achterlaten, bij mij heel zwaar. Er bestond een grote vriendschap en een sterke onderlinge waardering tussen tante Sophie en moeder. Tante, die zo goed met het leven hier te lande op de hoogte was gebleven, was voor moeder een gesprekspartner als geen ander. Met haar kon moeder over alles spreken. Tante had een aantal bijzondere gaven en was begiftigd met een scherp en groot verstand. Ook tante en ik waren grote vrienden en ik herinner mij nog levendig de vertrouwelijke praatuurtjes op haar kamer. Het waren uurtjes waar ik veel aan heb gehad. Tante was erg knap en heeft ontzaglijk veel voor Weimar gedaan. Landsvrouwe in grote stijl!"

In de zomer van 1896 kwam Sophie met haar man voor het laatst in Nederland. Ze logeerden op paleis Soestdijk, omdat hier veel Sophie deed denken aan haar moeder, Anna Paulowna. In Nederland vierden ze de 38e verjaardag van koningin-regentes Emma.

Een half jaar na haar laatste bezoek aan Nederland overleed Sophie, 72 jaar oud. Haar man was die dag niet thuis.

Over haar dood vertelt Wilhelmina onder andere het volgende:

"Op het einde van die eerste drukke winter, de drieëntwintigste maart, kregen wij het bericht van het plotselinge overlijden van tante Sophie. Midden in haar arbeid zakte zij ineen en overleed binnen enkele uren. Wij waren diep bedroefd dit laatste van vader te moeten missen, ook om al de liefde die wij van haar ondervonden en omdat zij altijd met haar heldere verstand met raad en daad voor ons klaar stond. Zoals ik reeds vermeld heb, was zij mijn opvolgster voor het geval mij iets mocht gebeuren. Haar heengaan was een stuk werkelijk leven dat ik ondervond en dat mij rijper maakte. Het versterkte nog mijn verantwoordelijkheidsbesef tegenover mijn toekomstige taak...."

Na de dood van Willem III was zij eerste in de lijn voor de erfopvolging in Nederland. Na Sophies dood zou, indien Wilhelmina kinderloos was gebleven, Sophies kleinzoon Willem Ernst de opvolger zijn. Maar omdat volgens de grondwet een Nederlands staatshoofd geen andere kroon mag dragen (met uitzondering van die van Luxemburg) was volgens sommigen haar dochter Marie Wilhelmina’s opvolgster.

Sophie had veel voor Weimar gedaan. Op 8 oktober 1924 werd daarom haar 100e geboortedag groots herdacht in Saksen-Weimar-Eisenach in tegenwoordigheid van haar kleindochter en naamgenote Sophie van Reuss, dochter van Marie.
Titel:
Groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach (Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, kroonprinses der Nederlanden (1890-1897))
Wilhelmine trouwde, 18 jaar oud, op zaterdag 8 oktober 1842 in Den Haag met Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach, 24 jaar oud. Karel is geboren op woensdag 24 juni 1818 in Weimar, zoon van Karel Frederik van Saksen-Weimar-Eisenach en Maria Paulowna van Rusland. Karel is overleden op zaterdag 5 januari 1901 in Weimar, 82 jaar oud.
Notitie bij Karel: Hij studeerde te Jena en Leipzig, diende daarna een jaar in een kurassiersregiment te Breslau en maakte later enige grote reizen. In 1849 nam hij deel aan de Eerste Duits-Deense Oorlog in de Duits-Deense strijd om Sleeswijk en Holstein.

Karel Alexander leerde in 1834 zijn nicht prinses Sophie der Nederlanden kennen, dochter van koning Willem II en Anna Paulowna, die in Weimar haar tante Maria Paulowna bezocht. In 1841 maakte hij een tegenbezoek en kort daarna vroeg een gevolmachtige van het Weimarer hof in zijn naam om Sophies hand.

Op 8 oktober 1842 trad hij te Den Haag met Sophie in het huwelijk. Het paar betrok aanvankelijk het slot Ettersburg bij Weimar, maar na zijn troonsbestijging het groothertogelijk slot in diezelfde stad. Voor bezoeken aan Nederland had Willem II voor Sophie het pand op het Lange Voorhout 13, het Paleis van Saksen-Weimar, aangekocht, dat er heden ten dage nog steeds staat.

Karel Alexander volgde zijn vader op 8 juli 1853 op als groothertog en aanvaardde de troon formeel op 28 augustus 1853 - de verjaardag van Goethe. Hij handhaafde het liberale systeem van minister Christian Bernhard von Watzdorf en regeerde voorts op nationalistische wijze. Doorgaans volgde hij de richting van Pruisen (zijn zuster Augusta was gehuwd met Wilhelm I) en hij was een voorstander van een verenigd Duitsland onder leiding van dit land. In de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog van 1866 schaarde hij zich dan ook aan Pruisische zijde en in 1867 trad hij toe tot de Noord-Duitse Bond. Op zijn voorspraak behield het Vorstendom Reuss oudere linie na deze oorlog zijn soevereiniteit. Na de Frans-Duitse Oorlog (1870-1871), waarin hij slechts in de verplegingsdienst actief was, trad zijn land toe tot het Duitse Keizerrijk.

Vanwege Karel Alexanders Nederlandse en Russische familiebanden had het hof van Weimar een kosmopolitisch karakter. De groothertog hield van stilte, was wetenschappelijk en kunstzinnig geïnteresseerd en steunde verschillende bekende kunstenaars. Hij was bevriend met Hans Christian Andersen en Fanny Lewald en steunde Franz Liszt, Richard Wagner en Eduard Lassen, die allen enige tijd in Weimar verbleven. De groothertog en zijn gemalin trachtten de herinnering aan Goethe, die aan het hof van Weimar werkzaam was geweest en die hij op 10-jarige leeftijd nog had ontmoet, levend te houden, onder meer door een dubbelmonument voor Goethe en Schiller in Weimar en door de 143-delige Sophienausgabe van zijn werk.

Weimar schonk hij verder een museum en monumenten gewijd aan Herder en Wieland. Aan de door hem in 1848 gestichte kunstacademie doceerden destijds bekende schilders als Reinhold Begas, Arnold Böcklin en Franz Lenbach. Hij liet de vervallen Wartburg, waar hij vaak verbleef, in romantisch-historistische stijl renoveren en door Moritz von Schwind van schilderingen voorzien. Karel Alexanders regering wordt wel als het Zilveren Tijdperk van Weimar aangeduid.

Zijn gouden huwelijk werd in 1892 met veel pracht en praal gevierd in aanwezigheid van onder anderen koningin Emma en de jonge koningin Wilhelmina. Hij stierf op 5 januari 1901. Daar zijn enige zoon Karel August reeds in 1894 was gestorven, werd hij opgevolgd door zijn kleinzoon Willem Ernst.

Twee dagen na zijn dood trad zijn nichtje koningin Wilhelmina, de dochter van zijn zwager Willem III, in het huwelijk met hertog Hendrik van Mecklenburg-Schwerin, broer van Karel Alexanders schoonzoon Johan Albrecht. Zijn dood overschaduwde dit huwelijk en hierdoor konden onder anderen zijn kinderen - de enige nichten van Wilhelmina aan vaderskant - niet bij het huwelijk aanwezig zijn.
Titel:
van 1853 tot 1901 groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach
Kinderen van Wilhelmine en Karel:
1 Karel August Willem Nicolaas van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op woensdag 31 juli 1844 in Weimar. Volgt 81.
2 Marie Anna Alexandrine Sophie van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op zaterdag 20 januari 1849 in Weimar. Volgt 90.
81 Karel August Willem Nicolaas van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op woensdag 31 juli 1844 in Weimar, zoon van Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach en Wilhelmine Marie Sophie Louise der Nederlanden (zie 80). Karel is overleden op dinsdag 20 november 1894 in Kaap St Martin (Roquebrune-Cap-Martin), 50 jaar oud.
Notitie bij Karel: Doordat Karel August voor zijn vader kwam te overlijden, werd zijn oudste zoon Willem Ernst in 1894 troonopvolger en in 1901 groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach.

Omdat de dynastie van Oranje in Nederland aan een zijden draadje hing, en de nakomelingen van zijn moeder wel eens de troon konden erven, sprak hij evenals zijn zussen en vader vloeiend Nederlands.
Karel trouwde, 28 of 29 jaar oud, in 1873 in Friedrichshafen, Württemberg met Paulina Ida van Saksen-Weimar-Eisenach, 20 of 21 jaar oud. Paulina is geboren op zondag 25 juli 1852 in Stuttgart, dochter van Herman Bernhard George van Saksen-Weimar-Eisenach en Auguste Wilhelmine Henriette van Württemberg. Paulina is overleden op dinsdag 17 mei 1904 in Orte, 51 jaar oud.
Kinderen van Karel en Paulina:
1 Willem Ernst Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op zaterdag 10 juni 1876 in Weimar. Volgt 82.
2 Bernard van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op donderdag 18 april 1878. Bernard is overleden op maandag 1 oktober 1900, 22 jaar oud.
Notitie bij Bernard: In 1897 stierf zijn grootmoeder Sophie van Oranje-Nassau, prinses der Nederlanden, die op dat moment kroonprinses in haar geboorteland was. Daarvoor was zijn vader de erfgroothertog, Karel August ook al overleden. Diens oudste zoon was Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach. Deze zou de troon van Saksen-Weimar-Eisenach na de dood van zijn grootvader beërven. Aangezien Bernard de tweede zoon was van Karel August, en de kroon van Saksen-Weimar-Eisenach niet droeg, werd hij van 1897 tot zijn dood in 1900 in Nederland als kroonprins gezien.
82 Willem Ernst Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op zaterdag 10 juni 1876 in Weimar, zoon van Karel August Willem Nicolaas van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 81) en Paulina Ida van Saksen-Weimar-Eisenach. Willem is overleden op dinsdag 24 april 1923 in Heinrichau, (nabij Münsterberg, Silezië), 46 jaar oud.
Notitie bij Willem: Als zoon van prins Karel August (1844-1894) volgde hij op 5 januari 1901 zijn grootvader Karel Alexander op.

Willem Ernst zette met het zogenaamde Neue Weimar het mecenaat van zijn voorgangers voort door de kunstenaars Hans Olde, Henry Van de Velde en Adolf Brütt aan zijn hof te verzamelen. Hij liet Theodor Fischer de Universiteit Jena renoveren en stelde het Weimarer Theater onder de hoede van de destijds als vernieuwer van de theatertechniek bekende Max Littmann. De uitgever Eugen Diederichs en de auteur Johannes Schlaf vestigden zich onder zijn bewind in respectievelijk Jena en Weimar. Vlak voor zijn aftreden haalde hij Wiilem Ernst de architect Walter Gropius naar zijn hof.

In 1915 heeft hij het Wilhelm-Ernst Oorlogskruis ingesteld.

Volgens de Nederlandse Grondwet was Willem Ernst als kleinzoon van Sophie der Nederlanden na koningin Wilhelmina de naastgerechtigde tot de Nederlandse troon. Toen zij begin 20e eeuw verschillende miskramen had, werd met de mogelijkheid dat hij koning der Nederlanden zou worden serieus rekening gehouden, hetgeen bij sommigen leidde tot angst voor een vergrote Duitse invloed op of zelfs annexatie van Nederland.

Daar de grondwet bepaalde dat de koning der Nederlanden geen vreemde Kroon kon dragen, meenden sommige juristen dat Willem Ernst hiermee van opvolging was uitgesloten. Andere meenden echter dat hij of zijn nakomelingen - indien Wilhelmina kinderloos zou sterven - slechts zouden moeten kiezen tussen de Nederlandse en de Weimarse troon. De geboorte van Wilhelmina’s dochter Juliana in 1909 maakte de kans op troonsbestijging door een lid van het Huis Saksen-Weimar-Eisenach een stuk kleiner en met de grondwetswijziging van 1922 - volgens welke het recht op troonopvolging werd beperkt tot nakomelingen van Wilhelmina tot in de derde graad- verdween deze geheel.

Willem Ernst deed in de Novemberrevolutie op 9 november 1918 troonsafstand. Saksen-Weimar-Eisenach werd hierop een vrijstaat en ging in 1920 op in de Vrijstaat Thüringen. Hij stierf op 24 april 1923 in Heinrichau, (gemeente Münsterberg in Silezië).
Titel:
van 1901 tot 1918 de laatste groothertog van Saksen-Weimar-Eisenach.
Willem:
(1) trouwde, 26 jaar oud, op donderdag 30 april 1903 met Caroline van Reuss, 18 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Willem en Caroline: Dit huwelijk was bijna niet doorgegaan want de avond voor de huwelijksvoltrekking kregen de aanstaanden spijt, en meldden de Duitse keizer Wilhelm II dat het huwelijk werd afgeblazen. De keizer - die voornemens was dit huwelijk bij te wonen - nam hiermee geen genoegen en schreef de aanstaande bruidegom: "Wenn ich, der Deutsche Kaiser, zu deiner Hochzeit herkomme, dann kannst du am Abend vorher nicht erklären, du wolltest nicht heiraten. Dus hast mir deinem Fahneneid Treue gelobt, und ich befehle dir dass du Morgen heiratest".

Lang duurde het huwelijk overigens niet want Caroline overleed al binnen twee jaar na de trouwerij.
Caroline is geboren op zondag 13 juli 1884 in Greiz. Caroline is overleden op dinsdag 17 januari 1905 in Meiningen, 20 jaar oud.
Notitie bij Caroline: Zij was het vierde kind en de derde dochter van vorst Hendrik XXII en Ida van Schaumburg-Lippe. Zij was een oudere zuster van Hermine, die later zou trouwen met de Duitse ex-keizer Wilhelm II

Zij trouwde op 30 april 1903 met Willem Ernst van Saksen-Weimar-Eisenach, die als kleinzoon van prinses Sophie der Nederlanden (een zuster van de Nederlandse koning Willem III) na koningin Wilhelmina eerste in lijn was voor de Nederlandse troon.
(2) trouwde, 33 jaar oud, op zaterdag 21 mei 1910 met Feodora van Saksen-Meiningen, 19 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Willem en Feodora: Zij werd met dit huwelijk groothertogin. Dit mocht allemaal niet lang duren, want tijdens de Novemberrevolutie in 1918 verloor haar man de troon.
Feodora is geboren op donderdag 29 mei 1890 in Hannover. Feodora is overleden op zondag 12 maart 1972 in Freiburg, 81 jaar oud.
Titel:
groothertogin.
Kinderen van Willem en Feodora:
1 Sophie Louise Adelheid Marie Olga Carola van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op maandag 20 maart 1911 in Weimar. Volgt 83.
2 Karel August van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op zondag 28 juli 1912 in Schloss Wilhelmsthal. Volgt 84.
3 Bernhard Frederik Viktor Ruprecht Adelbert van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op zaterdag 3 maart 1917 in Weimar. Volgt 88.
4 George Willem Albert Bernard van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op donderdag 24 november 1921 in Heinrichsau. Volgt 89.
83 Sophie Louise Adelheid Marie Olga Carola van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op maandag 20 maart 1911 in Weimar, dochter van Willem Ernst Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 82) en Feodora van Saksen-Meiningen. Sophie is overleden op maandag 21 november 1988 in Hamburg, 77 jaar oud. Sophie trouwde, 26 jaar oud, op maandag 7 maart 1938 in Heinrichau met Frederik Gunther van Schwarzburg, 36 of 37 jaar oud. Frederik is geboren in 1901. Frederik is overleden in 1971, 69 of 70 jaar oud.
84 Karel August van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op zondag 28 juli 1912 in Schloss Wilhelmsthal, zoon van Willem Ernst Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 82) en Feodora van Saksen-Meiningen. Karel is overleden op vrijdag 14 oktober 1988 in Schienen am Bodensee, 76 jaar oud.
Titel:
hoofd van het groothertogelijke huis van Saksen-Weimar-Eisenach
Karel trouwde met Elisabeth von Wangenheim-Winterstein. Elisabeth is geboren op dinsdag 16 januari 1912 in Tübingen. Elisabeth is overleden in 1985, 72 of 73 jaar oud.
Kinderen van Karel en Elisabeth:
1 Elisabeth Sophie Feodora Mathilde van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op zondag 22 juli 1945 in Scheßlitz. Volgt 85.
2 Michael-Benedikt Georg Jobst Karl van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op vrijdag 15 november 1946 in Bamberg. Volgt 86.
3 Beatrice-Maria Margareta Dorothea Felicitas Virginie van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op donderdag 11 maart 1948 in Bamberg. Volgt 87.
85 Elisabeth Sophie Feodora Mathilde van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op zondag 22 juli 1945 in Scheßlitz, dochter van Karel August van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 84) en Elisabeth von Wangenheim-Winterstein. Elisabeth trouwde, 35 jaar oud, op vrijdag 10 juli 1981 in München met Mindert Diderik de Kant, 46 jaar oud. Het huwelijk werd ontbonden in 1985. Mindert is geboren op maandag 6 augustus 1934 in Leeuwarden.
86 Michael-Benedikt Georg Jobst Karl van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op vrijdag 15 november 1946 in Bamberg, zoon van Karel August van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 84) en Elisabeth von Wangenheim-Winterstein.
Titel:
Michael Benedikt is het huidige hoofd van het huis van Saksen-Weimar-Eisenach
Michael-Benedikt:
(1) trouwde, 23 jaar oud, op dinsdag 9 juni 1970 in Eïmsbüttel (Hamburg) met Renate Henkel, 22 jaar oud. Het huwelijk werd ontbonden op zaterdag 9 maart 1974 in Düsseldorf. Renate is geboren op woensdag 17 september 1947 in Heidelberg.
(2) trouwde, 34 jaar oud, op zaterdag 15 november 1980 in Londen met Dagmar Hennings, 32 jaar oud. Dagmar is geboren op donderdag 24 juni 1948 in Pöcking.
Kind van Michael-Benedikt en Dagmar:
1 Leonie Mercedes Augusta Silva Elisabeth Margarethe van Saksen-Weimar-Eisenach, geboren op donderdag 30 oktober 1986 in Frankfort aan de Main.
87 Beatrice-Maria Margareta Dorothea Felicitas Virginie van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op donderdag 11 maart 1948 in Bamberg, dochter van Karel August van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 84) en Elisabeth von Wangenheim-Winterstein. Beatrice-Maria trouwde, 29 jaar oud, op vrijdag 9 december 1977 in Londen met Martin Charles Davidson.
88 Bernhard Frederik Viktor Ruprecht Adelbert van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op zaterdag 3 maart 1917 in Weimar, zoon van Willem Ernst Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 82) en Feodora van Saksen-Meiningen. Bernhard is overleden op zondag 23 maart 1986 in Wiesbaden, 69 jaar oud. Bernhard trouwde, 26 jaar oud, op vrijdag 12 maart 1943 in Heinrichau met Felicitas van Salm-Horstmar, 22 of 23 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Bernhard en Felicitas: uit dit huwelijk een dochter en twee zoons.
Felicitas is geboren in 1920.
89 George Willem Albert Bernard van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op donderdag 24 november 1921 in Heinrichsau, zoon van Willem Ernst Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 82) en Feodora van Saksen-Meiningen. George trouwde, 31 jaar oud, op donderdag 5 februari 1953 in Freiburg met Gisela Jänisch, 22 of 23 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van George en Gisela: Prins George deed met dit huwelijk afstand van zijn dynastieke rechten en nam de naam Jörg Brena aan.
Gisela is geboren in 1930. Gisela is overleden in 1989, 58 of 59 jaar oud.
90 Marie Anna Alexandrine Sophie van Saksen-Weimar-Eisenach is geboren op zaterdag 20 januari 1849 in Weimar, dochter van Karel Alexander van Saksen-Weimar-Eisenach en Wilhelmine Marie Sophie Louise der Nederlanden (zie 80). Marie is overleden op zaterdag 6 mei 1922 in Trebschen, 73 jaar oud.
Notitie bij Marie: In huiselijke kring werd zij ook wel Zitta genoemd.

Omdat de dynastie in Nederland aan een zijden draadje hing en de nazaten van prinses Sophie der Nederlanden, haar moeder, de Nederlandse troon wel eens zouden kunnen bestijgen spraken haar vader evenals zijzelf haar broer en haar zus vloeiend Nederlands.

In 1897 stierf haar moeder Sophie. Daarvoor was haar enige oudere broer, de erfgroothertog Karel August, ook al overleden. Karels oudste zoon, Willem Ernst werd na de dood van zijn grootvader groothertog van Saksen-Weimar. De tweede zoon van haar broer Karel, Bernard kwam in 1900 te overlijden. Volgens de Nederlandse grondwet zou na de eventuele kinderloze dood van koningin Wilhelmina der Nederlanden, iemand haar moeten opvolgen die een nazaat was van de tante van Wilhelmina, Sophie die haar moeder was. Omdat haar neefje Willem Ernst al op troon van Saksen-Weimar zat, en buiten de Nederlandse geen andere mocht bezitten, werd hij van opvolging uitgesloten. Hierdoor was Marie na de dood van haar neefje Bernard in 1900 en tot de geboorte in 1909 van de dochter van haar nicht Wilhelmina, koningin Juliana, de kroonprinses van Nederland.
Marie trouwde met Hendrik VII van Reuss. Hendrik is geboren in 1825. Hendrik is overleden in 1906, 80 of 81 jaar oud.
Kinderen van Marie en Hendrik:
1 Hendrik van Reuss, geboren op dinsdag 16 januari 1877. Hendrik is overleden op dinsdag 16 januari 1877, geen dag oud.
2 Hendrik van Reuss, geboren op maandag 4 maart 1878. Volgt 91.
91 Hendrik van Reuss is geboren op maandag 4 maart 1878, zoon van Hendrik VII van Reuss en Marie Anna Alexandrine Sophie van Saksen-Weimar-Eisenach (zie 90). Hendrik is overleden op maandag 6 mei 1935, 57 jaar oud. Hendrik trouwde, 42 jaar oud, op woensdag 19 mei 1920 met Marie Adelheid van Lippe, 24 jaar oud. Marie is geboren op vrijdag 30 augustus 1895. Marie is overleden op zaterdag 25 december 1993 in Tangstedt, 98 jaar oud.
92 Willem Frederik Karel van Oranje-Nassau is geboren op dinsdag 28 februari 1797 in Berlijn, zoon van Willem Frederik van Oranje-Nassau der Nederlanden (zie 72) en Frederica Louisa Wilhelmina ( Zij werd ook wel Mimi genoemd) van Pruisen. Willem is overleden op donderdag 8 september 1881 in Wassenaar, 84 jaar oud.
Notitie bij Willem: Zijn bijnaam was, evenals die van zijn oom Frederik, Fritz.

Prins Frederik werd in Berlijn geboren. Zijn ouders waren op dat moment door de Patriotten uit Nederland verdreven. Hij groeide op aan het hof van zijn grootvader Frederik Willem II van Pruisen en ontving daar militair onderricht van de beroemde Pruisische generaal Carl von Clausewitz. In dienst van het Pruisische leger nam hij deel aan de Volkerenslag bij Leipzig (1813).

In december 1813 zette hij bij het Gelderse dorp Aalten voet op Nederlandse bodem. Hij sprak geen Nederlands. De prins had het moeilijk in Nederland. Hij had zich altijd thuis gevoeld aan het Pruisische hof en plotseling bevond hij zich hij in een land waarvan hij de gebruiken niet kende en de taal nog moest leren. Om zijn wat eenzijdige opleiding bij te spijkeren werd de prins als student naar de Rijksuniversiteit Leiden gestuurd. Hij ging met tegenzin maar schreef zijn voormalige gouverneur: ’Ik behoor mijn plicht en niet mijn lust te volgen.’

Frederik had krachtens het huisverdrag van 4 april 1815 recht op de Duitse bezittingen van het huis Oranje-Nassau op het moment dat zijn oudere broer Willem (II) koning zou worden. Omdat deze echter niet meer in bezit van de familie waren, zou hij groothertog van Luxemburg worden. Van dit recht deed hij in 1816 in ruil voor domeinen en de titel Prins der Nederlanden afstand.

Prins Frederik werd in 1816 Grootmeester van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden. Hij zou die functie tot aan zijn dood, 65 jaar lang, bekleden. Hij heeft een sterke invloed gehad op de vrijmetselarij in die tijd en neigde ertoe deze meer in te willen zetten voor maatschappelijke doelen. Ook wilde hij een einde maken aan de vele vervolgpaden.

Prins Frederik schonk de Orde een stadspaleis aan de Fluwelen Burgwal in Den Haag, welke verbouwd werd tot Ordegebouw. De Louisa Stichting, onderdeel van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, is vernoemd naar de vrouw van Prins Frederik.

In 1826 benoemde koning Willem I zijn tweede zoon tot commissaris-generaal van het Ministerie van Oorlog. Prins Frederik moderniseerde in deze functie het leger naar Pruisisch model. Hij richtte de Koninklijke Militaire Academie in Breda op en rustte het leger uit met moderne wapens zoals de houwitser. Hij vervulde diverse functies in het leger en werd in 1829 admiraal.

In 1830 leidde prins Frederik, nadat zijn broer Willem II er niet in geslaagd was door onderhandelingen tot een vergelijk te komen, de troepen die in Brussel trachtten de Belgische Opstand te bedwingen. Op 18 augustus 1831 werd prins Frederik benoemd tot Grootkruis in de Militaire Willems-Orde.

In 1849 werd er echter opnieuw een beroep op hem gedaan, dit keer door zijn neef koning Willem III. Deze benoemde hem op 8 april 1849 opnieuw tot Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht. Hij bleef dat bijna 20 jaar, in 1868 diende hij zijn ontslag in omdat hij geen steun kreeg van de minister en verbeteringen in het leger achterbleven.

In 1829 werd Frederik kandidaat gesteld voor de Griekse troon, maar hij bedankte voor de eer, omdat hij geen koning wilde worden van een land waarvan hem de taal en de cultuur vreemd waren. De troon van Griekenland werd vervolgens gegeven aan de 17-jarige Beierse prins Otto van Beieren.

Na de troonsafstand van zijn vader in 1840 trok Frederik zich grotendeels uit het openbare leven terug op zijn landgoed te Wassenaar. Frederik heeft in de Oranje-familie een grote rol als verzoener gespeeld. Hij hield contact met zijn vader toen deze zijn omstreden huwelijk met Henriëtte d’Oultremont de Wégimont doorzette. Na het overlijden van zijn vader in 1843 bleef Frederik de weduwe ondersteunen. In 1846 kocht hij park en slot Muskauer Park / Park Muzakowski van Hermann von Pückler-Muskau. Frederik wikkelde de zwaar met schulden belaste nalatenschap van zijn broer Willem II af. Hij bemiddelde in het later door een echtscheiding ontbonden huwelijk van zijn zuster Marianne. Hij was tevens steun en toeverlaat van koningin Sophie, de vrouw van zijn neef Willem III. Na het overlijden van zijn achterneef Willem in 1879 nam prins Frederik het rouwbeklag van de ministers in ontvangst. Niemand anders van de koninklijke familie wilde dat doen. Ook was hij een grote steun voor deze kroonprins Willem, en diens broer Alexander. Dit omdat hij het heel goed kon vinden met hun moeder. Prins Frederik verscheen voor het laatst in het openbaar bij de doop van zijn achternicht Wilhelmina op 12 oktober 1880.

Hij was na zijn dood lange tijd de oudste Oranje ooit. Dit record werd pas weer verbroken door koningin Juliana.
Willem trouwde, 28 jaar oud, op zaterdag 21 mei 1825 in Berlijn met Louise Augusta Wilhelmina Amalia van Pruisen, 17 jaar oud. Louise is geboren op maandag 1 februari 1808 in Koningsbergen, dochter van Frederik Willem III van Pruisen en Louise Augusta Wilhelmina Amalia van Mecklenburg-Strelitz. Louise is overleden op dinsdag 6 december 1870 in Wassenaar, 62 jaar oud.
Notitie bij Louise: Prinses Louise leerde reeds op jonge leeftijd haar neef prins Frederik van Oranje-Nassau kennen, die in de Franse tijd veel in Berlijn verbleef.

Frederik vroeg Louise in 1823 ten huwelijk, maar vanwege haar jonge leeftijd vond dit pas op 21 mei 1825 in Berlijn plaats. Ze namen hun intrek te Den Haag, eerst aan het Plein, sinds 1828 aan het Korte Voorhout en sinds 1838 voornamelijk in Huize De Paauw in Wassenaar. Door Louises sterke Pruisische gezindheid kwam ze regelmatig in conflict met de Fransgezinde koningin Sophie.

In 1830 trad Louises broer Albert in het huwelijk met Frederiks zuster Marianne.
Titel:
Prinses van Pruisen
Kinderen van Willem en Louise:
1 Louise der Nederlanden, geboren op dinsdag 5 augustus 1828 in Den Haag. Volgt 93.
2 Willem Frederik Nicolaas Karel van Oranje-Nassau, geboren op zaterdag 6 juli 1833 in Den Haag. Willem is overleden op zaterdag 1 november 1834 in Den Haag, 1 jaar oud.
Notitie bij Willem: Prins Willem stierf reeds in 1834, 1 jaar oud. Hij is op 5 november 1834 bijgezet in het familiegraf in de Nieuwe Kerk te Delft.
Titel:
Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau
3 Willem Frederik Nicolaas Albert van Oranje-Nassau, geboren op maandag 22 augustus 1836 in Den Haag. Willem is overleden op vrijdag 23 januari 1846 in Den Haag, 9 jaar oud.
Notitie bij Willem: Frederik woonde met zijn ouders op landgoed de Pauw in Wassenaar. Hij groeide op als een flinke, gezonde en vrolijke jongen.

Echter in januari 1846 kwam hij bij gymnastiekoefeningen dusdanig ongelukkig ten val dat hij een week later op 9-jarige leeftijd overleed. Zijn vader was er volgens erfprinses Sophie kapot van.

Frederik werd bijgezet in de Grafkelder van Oranje-Nassau in Delft op 28 januari. Nog tot jaren na het overlijden van zijn vader (in 1881) was zijn speelvertrek op huize De Pauw in Wassenaar intact gelaten.
Titel:
Prins der Nederlanden, Prins van Oranje-Nassau
4 Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria Marie van Oranje-Nassau, geboren op maandag 5 juli 1841 in Huize de Paauw, Wassenaar. Volgt 131.
93 Louise der Nederlanden is geboren op dinsdag 5 augustus 1828 in Den Haag, dochter van Willem Frederik Karel van Oranje-Nassau (zie 92) en Louise Augusta Wilhelmina Amalia van Pruisen. Louise is overleden op donderdag 30 maart 1871 in Stockholm, 42 jaar oud.
Notitie bij Louise: Prinses Louise groeide op in Den Haag en later op Landgoed de Paauw behorende bij Huize De Paauw te Wassenaar. Als oudste dochter maakte zij bewust mee dat haar broertjes Willem en Frederik op jonge leeftijd overleden, respectievelijk in 1834 en 1846. Alleen haar zuster Prinses Marie, die dertien jaar jonger was, overleefde haar.

Kroonprins Karl van Zweden ontmoette prinses Louise tijdens een bezoek aan Nederland in augustus 1849. De verloving volgde in februari 1850. Op 19 juni 1850 trouwde Louise in de Storkyrkan in Stockholm met de Zweedse kroonprins Karel. In Zweden werd zij Lovisa genoemd. Prinses Louise en haar echtgenoot Karl waren erg verschillend en daardoor werd hun verbintenis nooit bijzonder gelukkig.

Door complicaties tijdens de laatste bevalling kon Louise geen kinderen meer krijgen. Hun enige zoon overleed in 1854 aan een longontsteking waardoor Louise en Karl geen mannelijke troonopvolger nalieten en de opvolging overging op Karls broer Oscar II. In 1859 werd Louise tot koningin van Zweden gekroond en in 1860 tot koningin van Noorwegen.

Koningin Louise was een erg teruggetrokken persoon. Zij werd omschreven als verlegen en was daardoor niet erg sociaal. Daardoor was zij niet in alle kringen bijzonder populair. Haar "huiselijkheid" werd niet op prijs gesteld. Zelden mengde zij zich in politieke aangelegenheden. Dat werd echter wel gezien als positief en als een goed voorbeeld van hoe een vrouw zich hoorde te gedragen.

De koningin was erg geïnteresseerd in muziek en geschiedenis. Als hobby kleurde zij bijbeltekeningen in. Zij wilde graag een rustig en alledaags leven leiden zonder politieke beslommeringen. Zij gaf niet om officiële verplichtingen maar wilde zorgen voor haar gezin. Wel deed zij veel aan liefdadigheid, zoals in die tijd min of meer verwacht werd van een vrouwelijk lid van het Zweedse koningshuis. Zij was onder andere beschermvrouwe van het Kroonprinses-Louise-Verpleegtehuis voor zieke kinderen (Kronprinsessan Lovisas vårdanstalt för sjuka barn).

Prinses Louise nam Zwedens eerste vrouwelijke tandarts aan, Rosalie Fougelberg: zij werd haar persoonlijke hoftandarts.

Uit een stuk geschreven door haar kamerheer Fritz von Dardel (1857) blijkt dat zij een liefhebbende en begaafde vrouw was. Zij was eerlijk en plichtgetrouw maar miste in haar huwelijk een hoger niveau. Ook omschrijft hij haar als een goede huismoeder die bijna altijd uitsluitend aan haar man dacht en door haar goede karakter een goede invloed op hem had. Door haar grote verlegenheid durfde zij zich niet te mengen in wat hij deed. Zij probeerde alleen zijn liefde te winnen.

Louise’s echtgenoot Karl had verschillende verhoudingen tijdens hun huwelijk. Als eerste kreeg hij een relatie met de hofdame van Louise, Josephine Sparre (1852-1860), zij was erg voorkomend en helemaal niet verlegen in tegenstelling tot Louise. Louise was echter erg tolerant en liet Karl zijn gang gaan. Zij zag toe hoe Josephine haar man overal volgde in de openbaarheid. Ook had Karl relaties met Hanna Styrell (1869-1872) en met Wilhelmine Schröder, voor wie hij een woning kocht.

Koningin Louise leed aan aanvallen die mogelijk epileptisch waren: Louise viel regelmatig plotseling flauw, waarbij ze zenuw- of krampaanvallen had. Zij stierf aan de gevolgen van een longontsteking die ze op de terugweg van Nederland naar Zweden had opgelopen nadat zij in Nederland de begrafenis van haar moeder had bijgewoond. Haar vader, prins Frederik, overleefde haar nog tien jaar.
Heerlijkheid:
Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau
Louise trouwde, 21 jaar oud, op woensdag 19 juni 1850 in Storkyrkan in Stockholm met Karel XV Van Zweden, 24 jaar oud. Karel is geboren op woensdag 3 mei 1826 in Stockholm, zoon van Oscar I Van Zweden en Joséphine van Leuchtenberg. Karel is overleden op maandag 19 augustus 1872 in Malmö, 46 jaar oud.
Notitie bij Karel: Karel was een tamelijk brute koning die desalniettemin tot een van de populairste van Zweden zou uitgroeien. Hij was een warm pleitbezorger van het scandinavisme, dat uitging van politieke solidariteit tussen de drie Scandinavische koninkrijken. Hij was bevriend met de Deense koning Frederik VII, aan wie hij dan ook steun aanbood toen in 1864 een Deens-Duitse oorlog onafwendbaar leek. Dat die steun uiteindelijk uitbleef, kwam door de gebrekkige voorbereiding van het Zweedse leger. Tijdens de regering van Karel werden tal van wetten gemoderniseerd. Hij stierf op 19 augustus 1872 en werd opgevolgd door zijn broer Oscar II.

Karl had verschillende verhoudingen tijdens zijn huwelijk. Als eerste kreeg hij een relatie met de hofdame van Louise, Josephine Sparre (1852-1860), zij was erg voorkomend en helemaal niet verlegen in tegenstelling tot Louise. Louise was echter erg tolerant en liet Karl zijn gang gaan. Zij zag toe hoe Josephine haar man overal volgde in de openbaarheid. Ook had Karl relaties met Hanna Styrell (1869-1872) en met Wilhelmine Schröder, voor wie hij zelfs een woning kocht.
Heerlijkheid:
was tussen 1859 en 1872 als Karel XV koning van Zweden en als Karel IV koning van Noorwegen.
Kinderen van Louise en Karel:
1 Louise Van Zweden, geboren op vrijdag 31 oktober 1851 in Stockholm slot. Volgt 94.
2 Karel Oscar Van Zweden, geboren op dinsdag 14 december 1852 in Stockholm. Karel is overleden op maandag 13 maart 1854 in Stockholm, 1 jaar oud.
Notitie bij Karel: Hij was de enige zoon van kroonprins Karel en Louise van Oranje-Nassau, een kleindochter van de Nederlandse koning Willem I. Hij was tweede in de lijn van troonopvolging. De eerste was zijn één jaar oudere zuster Louise; die werd echter koningin van Denemarken.

De prins leed in 1854 aan een aanval van mazelen. Door artsen werd aanbevolen de jongen koud-waterbaden te geven. Hierna liep de jonge prins een longontsteking op, waaraan hij niet veel later bezweek. Zijn lichaam werd bijgezet in de koninklijke crypte in de Riddarholmskyrkan.

Het koningschap ging over op Oscar II, een jongere broer van Karl XV.
94 Louise Van Zweden is geboren op vrijdag 31 oktober 1851 in Stockholm slot, dochter van Karel XV Van Zweden en Louise der Nederlanden (zie 93). Louise is overleden op zaterdag 20 maart 1926 in Amalienborg (Kopenhagen), 74 jaar oud.
Notitie bij Louise: Door intimi werd zij Sessa genoemd. Zij werd door haar ouders bijzonder streng en eenzaam opgevoed, haar enige broertje Karel Oscar overleed jong waardoor zij alleen over bleef.
Heerlijkheid:
koningin van Denemarken
Louise trouwde met Frederik VIII van Denemarken. Frederik is geboren op zaterdag 3 juni 1843 in Kopenhagen, zoon van Christiaan IX van Denemarken en Louise van Hessen-Kassel. Frederik is overleden op dinsdag 14 mei 1912 in Hamburg, 68 jaar oud.
Notitie bij Frederik: Als kroonprins nam hij in 1864 deel aan de Tweede Duits-Deense Oorlog. Hij streed samen met zijn vader vruchteloos tegen de novemberconstitutie maar werd verder buiten de regering gelaten. Frederik was militair opgeleid en - in tegenstelling tot zijn vader - voorstander van een parlementaire regering. Op 28 juli 1869 huwde hij Louise, dochter van Karel XV van Zweden. Zij schonk hem acht kinderen. Toen Noorwegen zich in 1905 afscheidde van Zweden werd Frederiks tweede zoon Karel als Haakon VII koning van Noorwegen.

Frederik werd na Christiaans dood op 29 januari 1906 als Frederik VIII koning van Denemarken. Hij was een liberaal en populair bij politiek en volk. Onder hem werd het parlementaire stelsel praktisch uitgevoerd. In het licht van de dreigende Eerste Wereldoorlog had vooral de landsverdediging zijn interesse.

Frederik had hartproblemen en stierf in 1912 plotseling tijdens een van zijn incognito wandelingen in Hamburg op 69-jarige leeftijd. Hij werd opgevolgd door zijn oudste zoon Christiaan X.
Heerlijkheid:
van 1906 tot 1912 koning van Denemarken
Kinderen van Louise en Frederik:
1 Christiaan X van Denemarken, geboren op maandag 26 september 1870 in Charlottenlund bij Kopenhagen. Volgt 95.
2 Haakon VII van Denemarken van Noorwegen, geboren op zaterdag 3 augustus 1872 in Charlottenlund. Volgt 105.
3 Louise Caroline van Denemarken, geboren op woensdag 17 februari 1875 in Amalienborg. Volgt 107.
4 Harald van Denemarken, geboren op zondag 8 oktober 1876 in Charlottenlund. Volgt 116.
5 Ingeborg van Denemarken, geboren op vrijdag 2 augustus 1878 in Kopenhagen. Volgt 119.
6 Thyra Louise van Denemarken, geboren op zondag 14 maart 1880. Thyra is overleden op vrijdag 2 november 1945, 65 jaar oud.
Notitie bij Thyra: Prinses Thyra werd geboren als zesde kind en derde dochter van de Deense koning Frederik VIII en zijn vrouw koningin Louise. Zij werd genoemd naar haar tante prinses Thyra. Ze bleef haar hele leven ongetrouwd en kreeg nooit kinderen. Ze woonde ook het grootste deel van haar leven samen met haar broer prins Gustaaf.
7 Gustaaf van Denemarken, geboren op vrijdag 4 maart 1887 in Charlottenlund. Gustaaf is overleden op donderdag 5 oktober 1944 in Egelund, 57 jaar oud.
Notitie bij Gustaaf: Prins Gustaaf werd geboren als de vierde zoon van de Deense koning Frederik VIII en zijn vrouw koningin Louise. Hij was tevens de broer van de eerste Noorse koning Haakon VII. Prins Gustaaf bleef zijn hele leven ongehuwd en kreeg nooit kinderen. Hij leefde het grootste deel van zijn leven samen met zijn zus Thyra, die eveneens ongehuwd bleef.
8 Dagmar van Denemarken, geboren op vrijdag 23 mei 1890. Volgt 130.
95 Christiaan X van Denemarken is geboren op maandag 26 september 1870 in Charlottenlund bij Kopenhagen, zoon van Frederik VIII van Denemarken en Louise Van Zweden (zie 94). Christiaan is overleden op zondag 20 april 1947 in Amalienborg, 76 jaar oud.
Notitie bij Christiaan: Onder Christiaans bewind vonden beide wereldoorlogen plaats. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Haakon VII en de Nederlandse koningin Wilhelmina ontvluchtte hij tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn land niet. Hij bleef in Kopenhagen duidelijk aanwezig als symbool van de Deense zaak. Hij maakte dagelijks te paard een rit door de stad, niet begeleid door lakeien of bewakers.

Bekend is de mythe dat Christiaan toen de Deense joden werden verplicht een gele armband met Jodenster te dragen zelf ook een dergelijke armband droeg. In navolging hiervan zouden de Denen deze armband toen ook allemaal zijn beginnen te dragen zodat de joden niet meer opvielen. In werkelijkheid is er van dit verhaal niets waar. De Denen droegen nooit een Jodenster en de Duitse bezetter heeft de joden zelfs nooit verplicht er een te dragen.

Desondanks werkte Christiaan de Duitsers wel degelijk sterk tegen en sympathiseerde hij met de joden. Na een brandstichting in een Kopenhaagse synagoge in december 1941 zond hij bijvoorbeeld een steunbetuiging aan de rabbijn. Adolf Hitler zond Christiaan op diens zeventigste verjaardag een felicitatieboodschap. De koning antwoordde met het zéér beknopte "hartelijk bedankt", hetgeen Hitler natuurlijk als een belediging zag.

De bezetting van Denemarken maakte communicatie met IJsland onmogelijk. Het IJslandse parlement nam op 10 april 1940 het heft in eigen handen. Een maand later bezetten de Britten het eiland en op 17 juni 1944 stemde het IJslandse volk in een referendum vóór afscheiding van Denemarken.

De bejaarde Christiaan viel in oktober 1942 van zijn paard. Dit veroorzaakte chronische gezondheidsproblemen en hij verscheen sindsdien nauwelijks meer in het openbaar. Op 9 mei 1945 woonde hij - zichtbaar verzwakt en in een rolstoel - de heropening van de Deense Rijksdag bij. Hij stierf op 20 april 1947. Op zijn kist werd een armband geplaatst zoals de leden van het verzet tijdens de oorlog droegen.

Christiaan X was getrouwd met Alexandrine, dochter van groothertog Frederik Frans III van Mecklenburg-Schwerin, en een nicht van prins Hendrik der Nederlanden.
Heerlijkheid:
van 1912 tot 1947 koning van Denemarken, waartoe tot 1918 ook IJsland behoorde. Van 1918 tot 1944 regeerde hij over een onafhankelijk IJsland in personele unie met Denemarken.
Christiaan trouwde, 27 of 28 jaar oud, in 1898 met Alexandrine Augusta van Mecklenburg-Schwerin, 18 of 19 jaar oud. Alexandrine is geboren op woensdag 24 december 1879, dochter van Frederik Frans III van Mecklenburg-Schwerin en Anastasia Michajlovna van Rusland. Alexandrine is overleden op zondag 28 december 1952, 73 jaar oud.
Kinderen van Christiaan en Alexandrine:
1 Frederik IX van Denemarken, geboren op zaterdag 11 maart 1899 in Sorgenfri. Volgt 96.
2 Knoet van Denemarken, geboren op vrijdag 27 juli 1900 in Sorgenfri. Volgt 103.
96 Frederik IX van Denemarken is geboren op zaterdag 11 maart 1899 in Sorgenfri, zoon van Christiaan X van Denemarken (zie 95) en Alexandrine Augusta van Mecklenburg-Schwerin. Frederik is overleden op vrijdag 14 januari 1972 in Kopenhagen, 72 jaar oud.
Notitie bij Frederik: In 1922 verloofde de kroonprins zich met de Griekse prinses Olga, maar de verloving hield geen stand. Het zou nog tot 1935 duren tot hij zich verloofde met de Zweedse prinses Ingrid, dochter van kroonprins Gustaaf VI Adolf en kroonprinses Margaretha.
Heerlijkheid:
was van 1947 tot 1972 koning van Denemarken
Frederik trouwde, 36 jaar oud, op vrijdag 24 mei 1935 in in de Storkyrkan, de domkerk van Stockholm met Ingrid Van Zweden, 25 jaar oud. Ingrid is geboren op maandag 28 maart 1910 in Stockholm, dochter van Gustaaf VI Adolf Van Zweden en Margaretha van Connaught. Ingrid is overleden op dinsdag 7 november 2000 in Fredensborg, 90 jaar oud.
Kinderen van Frederik en Ingrid:
1 Margaretha II van Denemarken, geboren op dinsdag 16 april 1940 in Kopenhagen. Volgt 97.
2 Benedikte van Denemarken, geboren op zaterdag 29 april 1944 in Kopenhagen. Volgt 100.
3 Anne Marie Dagmar Ingrid van Denemarken, geboren op vrijdag 30 augustus 1946 in Kopenhagen. Volgt 102.
97 Margaretha II van Denemarken is geboren op dinsdag 16 april 1940 in Kopenhagen, dochter van Frederik IX van Denemarken (zie 96) en Ingrid Van Zweden.
Notitie bij Margaretha: Margaretha kon in eerste instantie geen koningin worden, omdat de erfopvolging via de mannelijke lijn ging, maar na een referendum onder het Deense volk werd de Salische Wet afgeschaft. Vanaf dat moment was Margaretha kroonprinses van Denemarken.

Na de dood van haar vader in 1972 werd zij als Margaretha II (Deens: Margrethe 2.) koningin van Denemarken. Ze werd in Denemarken zeer populair.

Margaretha is de doopmeter van de Nederlandse kroonprins Willem-Alexander. De koning van het buurland Zweden, Karel XVI Gustaaf, is een volle neef van Margaretha.
Heerlijkheid:
sinds 1972 koningin van Denemarken
Margaretha trouwde, 27 jaar oud, op zaterdag 10 juni 1967 met Henri de Laborde de Monpezat, 32 jaar oud. Henri is geboren op maandag 11 juni 1934 in Talence.
Kinderen van Margaretha en Henri:
1 Frederik van Denemarken, geboren op zondag 26 mei 1968 in Kopenhagen. Volgt 98.
2 Joachim van Denemarken, geboren op zaterdag 7 juni 1969 in Kopenhagen. Volgt 99.
98 Frederik van Denemarken is geboren op zondag 26 mei 1968 in Kopenhagen, zoon van Henri de Laborde de Monpezat en Margaretha II van Denemarken (zie 97).
Notitie bij Frederik: De kroonprins doorliep de middelbare school in Kopenhagen, waar hij in 1986 eindexamen deed, nadat hij ook nog een jaar in het geboorteland van zijn vader, Frankrijk, naar school was gegaan. Hij studeerde aan Harvard en aan de Universiteit van Aarhus (politicologie) en werkte, na zijn afstuderen, een jaar als secretaris van de Deense ambassade in Parijs. Vervolgens vervulde hij tal van functies in het leger. Daarnaast vervult de kroonprins tal van andere maatschappelijke functies.

Op 15 oktober 2005 werd hun eerste kind, een zoon, geboren. Naar Deense traditie werden de namen van de prins, Christian Valdemar Henri John, pas bij zijn doop op 21 januari 2006 bekendgemaakt. Hij kreeg verschillende doopmeters en -peters, onder wie de Zweedse kroonprinses Victoria, de Noorse kroonprins Haakon en zijn vrouw prinses Mette-Marit, de neef van zijn moeder, de Griekse prins Pavlos en Christians oom Joachim.

In oktober 2006 maakte het hof bekend dat prinses Mary opnieuw in verwachting was. Zij beviel op zaterdag 21 april 2007 in het Rigshospitalet in Kopenhagen van een gezonde dochter. Het is het eerste prinsesje geboren in het Deens Koninklijk Huis sinds 1946. De naam van het meisje luidt Isabella Henrietta Ingrid Margrethe. Dit is op 1 juli 2007 bekendgemaakt bij haar doop. De peetouders van Isabella zijn: Prinses Mathilde van België, Prinses Alexia van Griekenland en Denemarken (een nicht van Prins Frederik), Dr. Nadine Johnston, Christian Buchwald, Peter Heering en Marie Louise Skeel.

Op 8 januari 2011 is Mary in het Rigshospitalet bevallen van een tweeling, eerste een jongetje, daarna een meisje. De bevalling verliep op natuurlijke wijze, zonder complicaties. De namen van het prinsje en prinsesje worden pas bij de doop op 14 april 2011 bekendgemaakt.

Wanneer hij de troon zal bestijgen zal hij Frederik X van Denemarken worden genoemd.
Frederik trouwde, 35 jaar oud, op vrijdag 14 mei 2004 in Kopenhagen met Mary Donaldson, 32 jaar oud. Mary is geboren op zaterdag 5 februari 1972 in Hobart.
Notitie bij Mary: Ze werd geboren als Mary Elizabeth Donaldson in Hobart, Australië, als vierde en jongste kind van de wiskundige John Dalgleish Donaldson en zijn vrouw Henrietta Clark Horne. Ze heeft twee oudere zussen en een oudere broer. Haar vader hertrouwde na het overlijden van haar moeder met Susan Elizabeth Horwood.

Ze studeerde af als bedrijfskundig juriste aan de Universiteit van Tasmanië (1989-1994). Tussen 1994 en 1996 behaalde ze een diploma in reclame aan The Advertising Federation of Australia en een diploma in direct marketing aan de Australian Direct Marketing Association.

Na haar afstuderen ging ze werken voor een internationaal opererend reclamebureau. Ze werkte onder meer in Melbourne voor DDB Needham, in Edinburgh voor Rapp Collins Worldwide en in Sydney voor Young & Rubicam. Ook werkte ze nog een tijd in Parijs als lerares Engels. Na haar verloving met de Deense kroonprins werkte ze als projectleider voor Microsoft Denemarken. Tegenwoordig zet zij zich ook in voor de Deense Hartstichting. Op 20 februari 2009 werd ze benoemd tot luitenant in het Deense hjemmeværnet

Op 15 oktober 2005 beviel kroonprinses Mary van een zoon, prins Christian. De naam van Christian was ver voor de geboorte al bekend onder de bevolking, aangezien de kroonprinsen van Denemarken al generaties lang om en om Frederik en Christian worden genoemd. Op 21 april 2007 beviel ze van een dochter, prinses Isabella. Isabella is de Spaanse naam voor Elizabeth en zo heeft Mary haar oudste dochter vernoemd naar haarzelf, Mary Elizabeth Donaldson. Op 8 januari 2011 beviel Mary van een tweeling, eerst een zoon, daarna een dochter. De bevalling verliep op natuurlijke wijze en zonder complicaties. De namen van het prinsje en prinsesje worden pas bij de doop op 14 april 2011 bekendgemaakt.
Titel:
kroonprinses van Denemarken en gravin van Monpezat.
Kinderen van Frederik en Mary:
1 Christian van Denemarken, geboren op zaterdag 15 oktober 2005 in Kopenhagen. Hij is gedoopt op zaterdag 21 januari 2006.
Notitie bij Christian: Namen:

Christian: de Deense koningen heten sinds 1513 afwisselend Frederik en Christian (Nederlands: Christiaan), uiteraard met uitzondering van de enige koningin in die periode, Margaretha II; als koning zal de prins Christiaan XI zijn.
Valdemar: een andere traditionele Deense koningsnaam (Nederlands: Waldemar).
Henri: naar zijn grootvader prins Henrik (eigenlijk Henri), de echtgenoot van koningin Margaretha II.
John: naar zijn grootvader van moederskant John Dalgleish Donaldson.
2 Isabella van Denemarken, geboren op zaterdag 21 april 2007 in Kopenhagen.
Notitie bij Isabella: Op 26 oktober 2006 maakte het Deense hof officieel bekend dat het kroonprinselijke paar begin mei 2007 hun tweede kind hoopt te krijgen. Het meisje werd op zaterdag 21 april 2007 geboren om iets over vier uur in de middag. Bij de geboorte woog ze 3350 gram en was 50 centimeter lang. Isabella heeft een oudere broer, de op 15 oktober 2005 geboren Prins Christian. Isabella heeft ook een broertje en een zusje, zij werden op 8 januari 2011 geboren. De namen van de tweeling worden pas bij hun doop bekendgemaakt.

Tot haar doop op 1 juli 2007 ging Isabella door het leven als lillepige, Deens voor ’kleine meid’. De peetouders van de prinses zijn: Prinses Mathilde van België, Prinses Alexia van Griekenland en Denemarken (een nicht van haar vader), Dr. Nadine Johnston, Christian Buchwald, Peter Heering, Marie Louise Skeel.

Namen:
Isabella: Spaans voor Elizabeth, de tweede naam van haar moeder, kroonprinses Mary.
Henrietta: naar haar oma, de jong overleden moeder van Kroonprinses Mary.
Ingrid: naar de grootmoeder van Prins Frederik, de geliefde koningin Ingrid.
Margrethe: naar haar oma van vaderskant en huidige koningin Margaretha II .
Titel:
Prinses van Denemarken
99 Joachim van Denemarken is geboren op zaterdag 7 juni 1969 in Kopenhagen, zoon van Henri de Laborde de Monpezat en Margaretha II van Denemarken (zie 97).
Notitie bij Joachim: De prins bezocht het gymnasium in Kopenhagen en volgde ook twee jaar middelbaar onderwijs in Frankrijk, het geboorteland van zijn vader. Na de middelbare school, werkte hij een jaar op een boerderij in Australië, waarna hij landbouweconomie studeerde aan de Agrarische Hogeschool van Naesgaard.

Na zijn studie ging Joachim in dienst. Hij is thans reservekapitein bij de infanterie. Daarnaast vervult hij tal van maatschappelijke functies.
Titel:
Prins van Denemarken, graaf van Monpezat
Joachim trouwde, 26 jaar oud, op zaterdag 18 november 1995 met Alexandra Christina Manley, 31 jaar oud. Het huwelijk werd ontbonden op vrijdag 8 april 2005. Alexandra is geboren op dinsdag 30 juni 1964 in Hongkong.
Notitie bij Alexandra: Zij werd tijdens haar huwelijk met prins Joachim officieel genoemd HKH Alexandra Prinses van Denemarken. Na ontbinding van dit huwelijk, verkrijging van nieuwe titels, en vervolgens het aangaan van een nieuw huwelijk met Martin Jørgensen wordt zij officieel genoemd Alexandra Christina, Gravin van Frederiksborg.

Alexandra heeft Brits, Chinees, Pools en Oostenrijks bloed. Alexandra is de oudste van 3 dochters. Haar vader is Richard Nigel Manley (geboren in Sjanghai in 1924, Britse vader en Chinese moeder) en haar moeder is Christa Maria Manley-Nowotny (Geboren in Oostenrijk in 1933, Poolse vader en Oostenrijkse moeder). Alexandra werd gedoopt in de Kathedraal van Sint John -Johannes- in Hongkong. Haar vader was een leidinggevende van een verzekeringsbedrijf, haar moeder werkte als manager van een communicatiebedrijf.

De gravin studeerde international business aan universiteiten in Oostenrijk, Japan en het Verenigd Koninkrijk. Het is niet bekend welke graad ze behaald heeft. Van 1990 tot 1995 was ze werkzaam bij: ’GT Management (Azië) Ltd’., Hongkong. Van 1990 tot 1993 werkte ze in de verkoop en marketing en daarna als waarnemend hoofd van die afdeling.

Toen ze trouwde met Joachim gaf ze haar Engelse nationaliteit op en stopte ze haar carrière in de marketing. Alexandra besloot ook haar geloof te veranderen. Ze was gedoopt voor de Anglicaanse Kerk, maar werd Lutheraanse.

Prinses Alexandra werd onmiddellijk heel populair in Denemarken. Vanwege haar stijlvolle smaak en haar vrijwilligerswerk werd ze de ’Diana van het Noorden’ genoemd (prinses Diana van Wales). Haar moedertaal is Engels, maar Duits is sinds haar jeugd haar tweede taal. Hierdoor leerde ze snel Deens. Na 2 jaar kon ze het zelfs accentloos spreken; daarnaast spreekt ze ook een mondje Frans. Ook spreekt zij Kantonees (vanwege haar verblijf in Hongkong), echter niet vloeiend.

Vanaf de zomer van 2004 gingen de roddels in Denemarken, Noorwegen en Zweden dat het huwelijk van Alexandra en Joachim ten einde was. De geruchten bleken waar te zijn. Op 16 september 2004 vertelde het echtpaar dat ze uit elkaar gingen en mogelijk zouden scheiden. Het werd de eerste scheiding binnen de koninklijke familie sinds 1846. Kranten hebben veel theorieën bedacht over de reden van de breuk. Haar alimentatie kreeg ze sinds 1 oktober 2004. Het koppel liet hun huwelijk officieel ontbinden op 8 april 2005.

In de zomer van 2005 verschenen er foto’s en beelden van Alexandra en haar nieuwe liefde, Martin Jørgensen. Hij is 14 jaar jonger dan zij. De geruchten gaan dat ze geliefden werden in 2003, toen Martin als geluidsman werkte voor een documentaire over Alexandra’s werk voor UNICEF. De vader van Martin, Jacob Jørgensen, heeft een eigen filmproductie bedrijf (JJ Film). Dit bedrijf maakte veel reportages over de koninklijke familie. Sinds de affaire tussen Martin en Alexandra aan het licht kwam, neemt een ander bedrijf deze taak op zich. Alexandra en Martin trouwden op 3 maart 2007.

Na haar scheiding kreeg ze het predicaat: ’Hare Hoogheid’. Op haar verjaardag op 16 april 2005, gaf koningin Margaretha II van Denemarken haar ex-schoondochter een eigen, persoonlijke titel: Gravin van Frederiksborg. Nu Alexandra is hertrouwd, heeft ze de titel prinses verloren, maar ze blijft gravin. De titel zal niet geërfd worden door haar zoons; die prinsen van Denemarken zijn. Ze is geen lid meer van de Deense Koninklijke familie, maar ze behoudt wel de familieordes en juwelen.
Kinderen van Joachim en Alexandra:
1 Nikolai van Denemarken, geboren op zaterdag 28 augustus 1999 in Kopenhagen.
Titel:
Zijne hoogheid prins Nikolai
2 Felix van Denemarken, geboren op maandag 22 juli 2002 in Kopenhagen.
100 Benedikte van Denemarken is geboren op zaterdag 29 april 1944 in Kopenhagen, dochter van Frederik IX van Denemarken (zie 96) en Ingrid Van Zweden.
Notitie bij Benedikte: Prinses Benedikte en haar man wonen op het slot van de familie in het Duitse Bad Berleburg.
Benedikte trouwde, 23 jaar oud, op zaterdag 3 februari 1968 met Richard zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg, 33 jaar oud. Richard is geboren op maandag 29 oktober 1934 in Gießen.
Notitie bij Richard: Hij is de zoon van Gustav Albrecht Prinz zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg en de Zweedse gravin Margareta Fouche d’Otrante. Tijdens het huwelijksfeest van zijn zuster Tatjana met Maurits Prinz von Hessen leerden de Nederlandse kroonprinses Beatrix en prins Claus elkaar kennen. Om de pers te misleiden werd lange tijd de suggestie in de lucht gehouden dat niet Claus, maar Richard zu Sayn-Wittgenstein zelf de aanstaande verloofde van de Nederlandse prinses was.
Kinderen van Benedikte en Richard:
1 Gustav zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg, geboren op zondag 12 januari 1969.
2 Alexandra zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg, geboren op vrijdag 20 november 1970. Volgt 101.
101 Alexandra zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg is geboren op vrijdag 20 november 1970, dochter van Richard zu Sayn-Wittgenstein-Berleburg en Benedikte van Denemarken (zie 100). Alexandra trouwde, 27 jaar oud, op zaterdag 6 juni 1998 met Jefferson von Pfeil und Klein Ellguth.
Kinderen van Alexandra en Jefferson:
1 Nathalie von Pfeil und Klein Ellguth, geboren op vrijdag 2 mei 1975.
2 Richard von Pfeil und Klein Ellguth, geboren op dinsdag 14 september 1999.
3 Ingrid von Pfeil und Klein Ellguth, geboren op zaterdag 16 augustus 2003.
Notitie bij Ingrid: Op 4 januari 2010 werd de verloving van Nathalie en de Duitser Alexander Johannsman bekend gemaakt
102 Anne Marie Dagmar Ingrid van Denemarken is geboren op vrijdag 30 augustus 1946 in Kopenhagen, dochter van Frederik IX van Denemarken (zie 96) en Ingrid Van Zweden.
Notitie bij Anne: Op 18 september 1964, ze was toen net achttien jaar oud, trouwde ze in Athene met Constantijn II, die even daarvoor de Griekse troon had bestegen. Ze zou niet lang koningin van Griekenland zijn. Onlusten in het land, gevoegd bij niet altijd even democratische trekjes van de Griekse koning, leidden eerst in 1967 tot een staatsgreep van een aantal kolonels onder leiding van Georgios Papadopoulos. De koninklijke familie werd meteen het land uitgezet. In 1973 werd de monarchie definitief afgeschaft. Toen in 1974 de democratie in Griekenland werd hersteld, hoopten Constantijn en Anne Marie, tevergeefs op een uitnodiging het koningschap weer te gaan uitoefenen. Bij een referendum bleek dat 70 procent van de Grieken geen vertrouwen meer in hen had. Sindsdien woont het paar, dat vijf kinderen kreeg, in Londen.

Kinderen:
Prinses Alexia (10 juli 1965), gehuwd met Carlos Morales en moeder van drie dochters en een zoon:
Arrietta Morales (24 februari 2002)
Ana Maria Morales (15 mei 2003)
Carlos Morales jr. (30 juli 2005)
Amelia Morales (26 oktober 2007)

Kroonprins Paul (20 mei 1967), gehuwd met Marie-Chantal Miller en vader van één dochter en vier zonen:
Prinses Maria Olympia (25 juli 1996)
Prins Constantijn Alexios (29 oktober 1998)
Prins Achilleas Andreas (12 augustus 2000)
Prins Odysseas Kimon (17 september 2004)
Prins Aristidis Stavros (29 juni 2008)

Prins Nikolaos (1 oktober 1969), gehuwd met Tatiana Blatnik

Prinses Theodora (9 juni 1983)

Prins Philippos (26 april 1986)
Anne trouwde, 18 jaar oud, op vrijdag 18 september 1964 in Athene met Constantijn II, koning van de Hellenen van Griekenland, 24 jaar oud. Constantijn is geboren op zondag 2 juni 1940 in Athene, zoon van Paul I, Koning der Hellenen van Griekenland en Frederika van Brunswijk.
Notitie bij Constantijn: Constantijn werd in 1940 geboren als zoon van prins Paul, de jongere broer en troonopvolger van de toenmalige koning George II. Zijn moeder was Frederika van Brunswijk, een dochter van hertog Ernst August van Brunswijk en een kleindochter van keizer Wilhelm II.

Constantijn besteeg in 1964 als opvolger van zijn vader de troon, op een moment dat, door de schuld van koningin-moeder Frederika, de bodem voor de Griekse monarchie te verzuurd was om haar nog een kans te bieden zich te ontwikkelen volgens de constitutionele principes van de West-Europese en Scandinavische koningshuizen.

Toch had de jonge koning alle vereiste kwaliteiten om populair te worden. Hij had gestudeerd, was sportief (olympisch kampioen zeilen) en dynamisch, en was in 1964 gehuwd met Anne Marie, dochter van Frederik IX van Denemarken, een prinses met onberispelijke democratische geloofsbrieven.

Het bleef roerig in Griekenland. Reeds in 1965 ontsloeg de koning de socialistische regering van premier Papandreou wegens een conflict over het door Papandréou gewenste ontslag van bepaalde legerofficieren. Een omstreden beslissing, waarachter men de hand van Frederika vermoedde. Vele Griekse politici betwistten het recht van de koning om een regering te ontslaan die een parlementaire meerderheid achter zich had. Langdurige kabinetscrises en onlusten waren het gevolg.

In mei 1967 zouden nieuwe verkiezingen worden gehouden. Conservatieve krachten in het land vreesden dat links daarbij wel eens de absolute meerderheid zou halen waardoor Griekenland het gevaar liep geleidelijk onder communistische invloed te geraken.

Op 21 april 1967 kwam door een staatsgreep een groep rechtse, conservatieve legerofficieren – “de kolonels” – aan de macht. De ’sterke mannen’ waren Georgios Papadopoulos en Stylianos Patakos. In Washington keek men oogluikend toe: alles was beter dan een links Griekenland.

Onder druk ging de koning in op de eisen van de kolonels, maar in het geheim werkte hij een plan uit voor een tegencoup. In december 1967 kwam koning Constantijn II in verzet tegen de militaire junta maar mislukte in zijn opzet door verraad. Constantijn rekende ook vergeefs op steun en sympathie van het volk. Als gevolg daarvan werd de koninklijke familie het land uit gezet. De kolonels hieven de grondwet op, verboden alle politieke partijen en zegden de Conventie voor de Rechten van de Mens op.

In 1973 verving de Griekse regering de monarchie door een republiek met Georgios Papadopoulos als president. Bij het referendum van juli 1973 keurde de meerderheid van de Griekse kiezers de nieuwe republikeinse grondwet goed.

Maar de dagen van het Kolonelsregime waren geteld. Na het verzet van de studenten van de Polytechnische School te Athene volgde in november 1973 een militaire staatsgreep die zonder bloedvergieten verliep. Papadopoulos werd door zijn medestanders van 1967 ten val gebracht: sindsdien zat hij een levenslange gevangenisstraf uit tot aan zijn dood op 27 juni 1999.

Toen in 1974 oud-premier Karamanlís de democratie herstelde wachtte de koning op een uitnodiging om terug te keren, maar die bleef uit. Bij een nieuw referendum bleek dat het Griekse volk Constantijn niet meer vertrouwde: 70% van de Grieken koos voor een republiek. De koning aanvaardde het verdict en leeft sindsdien als een succesvol zakenman in Londen. Door zijn verwantschap met haast alle Europese vorstenhuizen is hij een welkome gast op alle plechtigheden aan de Spaanse, Britse en Scandinavische hoven.
Heerlijkheid:
was van 1964 tot 1974 (sinds 1967 in ballingschap) de laatste koning van Griekenland
103 Knoet van Denemarken is geboren op vrijdag 27 juli 1900 in Sorgenfri, zoon van Christiaan X van Denemarken (zie 95) en Alexandrine Augusta van Mecklenburg-Schwerin. Knoet is overleden op maandag 14 juni 1976 in Kopenhagen, 75 jaar oud.
Notitie bij Knoet: Van 1947 tot 1953 was prins Knoet Christiaan beoogd troonopvolger, omdat zijn broer koning Frederik IX enkel dochters had. Na een referendum wijzigde Denemarken echter de grondwet, zodat erfopvolging ook in vrouwelijke lijn mogelijk werd gemaakt. Daardoor kon de oudste dochter van Frederik IX in 1972 als Margaretha II de Deense troon bestijgen. Prins Knoet Christiaan behield wel zijn leven lang de titel van erfprins.
Knoet trouwde, 33 jaar oud, op vrijdag 8 december 1933 met Caroline Mathilde van Denemarken, 19 jaar oud. Zie 118 voor persoonsgegevens van Caroline.
Kinderen van Knoet en Caroline:
1 Elisabeth van Denemarken, geboren op woensdag 8 mei 1935 in Kopenhagen.
Notitie bij Elisabeth: Prinses Elisabeth was werkzaam op het Ministerie van Buitenlandse Zaken van 1956 tot 2001 en was verschillende malen in het buitenland werkzaam.

Prinses Elisabeth is nooit getrouwd en heeft geen kinderen. Wel heeft ze 25 jaar samengeleefd, tot zijn overlijden in 2006, met Claus Hermansen.
2 Ingolf van Denemarken, geboren op zaterdag 17 februari 1940 in Kopenhagen.
Notitie bij Ingolf: Bij zijn geboorte was prins Ingolf tweede in lijn voor de Deense troonopvolging na zijn vader, maar na een wijziging van de Deense grondwet in 1953, die erfopvolging ook in vrouwelijke lijn mogelijk maakte, verloor hij die positie. In 1968 gaf de prins zijn rechten op de Deense troon volledig op door zonder toestemming van de koning in het huwelijk te treden met het Deense burgermeisje Inge Terney. Hij nam toen de titel Graaf van Rosenborg aan.

In 1998 huwde Ingolf een tweede keer, ditmaal met de Deense Sussie Hjorhøy. Hij heeft geen kinderen.
3 Christian van Denemarken, geboren op donderdag 22 oktober 1942 in Kopenhagen. Volgt 104.
104 Christian van Denemarken is geboren op donderdag 22 oktober 1942 in Kopenhagen, zoon van Knoet van Denemarken (zie 103) en Caroline Mathilde van Denemarken (zie 118).
Notitie bij Christian: Bij zijn geboorte was prins Christian derde in lijn voor de Deense troonopvolging na zijn vader en zijn oudere broer Ingolf, maar na een wijziging van de Deense grondwet in 1953, die erfopvolging ook in vrouwelijke lijn mogelijk maakte, viel hij terug naar de zevende plaats. In 1971 verloor de prins zijn rechten op de troon volledig door zonder toestemming van de koning in het huwelijk te treden met het Deense burgermeisje Anne-Dorthe Maltoft-Nielsen. Hij voert sindsdien de titel Graaf van Rosenborg.

Het echtpaar heeft drie kinderen.
Camilla Alexandrine Kristine (29 oktober 1972);
Josephine Caroline Elisabeth (29 oktober 1972);
Feodora Mathilde Helena (27 februari 1975).
Christian trouwde met Anne-Dorthe Maltoft-Nielsen.
Kinderen van Christian en Anne-Dorthe:
1 Camilla Alexandrine Kristine van Denemarken, geboren op zondag 29 oktober 1972.
2 Josephine Caroline Elisabeth van Denemarken, geboren op zondag 29 oktober 1972.
3 Feodora Mathilde Helena van Denemarken, geboren op donderdag 27 februari 1975.
105 Haakon VII van Denemarken van Noorwegen is geboren op zaterdag 3 augustus 1872 in Charlottenlund, zoon van Frederik VIII van Denemarken en Louise Van Zweden (zie 94). Haakon is overleden op zaterdag 21 september 1957 in Oslo, 85 jaar oud.
Notitie bij Haakon: Haakon VII werd geboren als Karel van Denemarken (Carl) op 3 augustus 1872 te Charlottenlund nabij Kopenhagen. Hij was de tweede zoon van de latere koning Frederik VIII van Denemarken en diens vrouw koningin Louise van Zweden. Hij was een jongere broer van Christiaan (1870-1947), later als Christiaan X de koning van Denemarken, huwde Alexandrine Augusta van Mecklenburg-Schwerin. Hij was een oudere broer van: prinses Louise Caroline (1875-1906), huwde Frederik George van Schaumburg-Lippe. Prins Harald (1876-1949), huwde Helene Adelheid van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg. Prinses Ingeborg (1878-1958), huwde prins Karel van Zweden. Prinses Thyra (1880-1945), bleef ongehuwd. Prins Gustaaf (1887-1944), bleef ook ongehuwd. En prinses Dagmar (1890-1961), huwde Jørgen Castenskiold.

Via zijn vader was hij een kleinzoon van koning Christiaan IX en koningin Louise van Hessen-Kassel. En via zijn moeder was hij een kleinzoon van koning Karel XV van Zweden, die als Karel IV koning van Noorwegen was,en koningin Louise der Nederlanden, een kleindochter van koning Willem I der Nederlanden. Carl werd koning van Noorwegen nog voor zijn vader en broer koning van Denemarken werden. Tijdens zijn regering over Noorwegen zag hij zijn vader, Frederik VIII in 1906, zijn broer, Christiaan X in 1912, en zijn neefje Frederik IX, in 1947, de troon van Denemarken bestijgen. Carl was een prins uit het huis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg, een zijtak uit het huis Oldenburg. Het huis Oldenburg is een invloedrijk Noord-Europees vorstengeslacht, en regeerde Denemarken als sinds 1448, en van 1536 tot 1814 regeerde dit geslacht ook over Noorwegen, verbonden met Denemarken in het koninkrijk Denemarken-Noorwegen. Dit geslacht kwam eigenlijk uit het noorden van Duitsland. De Oldenburg familie had al banden met Noorwegen sinds de late middeleeuwen. En via zijn vader stamde Carl af van meerdere Noorse koningen, die regeerden over een onafhankelijk Noorwegen, waaronder: Haakon V, Christiaan I, Frederik I, Christiaan III, Frederik II, Christiaan IV en Frederik III. Frederik III voegde Noorwegen samen met Sleeswijk en Holstein, waarna het tot 1814 geen onafhankelijke status had. Christiaan Frederik was van mei tot oktober 1814 koning van een onafhankelijk Noorwegen. Ook Christiaan Frederik was een voorvader van Carl.

Prins Carl werd opgevoed aan het hof van Kopenhagen, en ging later studeren aan de Koninklijke Deense Marine Academie.

Op 22 juli 1896 huwde hij te Buckingham Palace met Prinses Maud van Saksen-Coburg en Gotha (ook wel bekend als Maud van Wales). Maud was de jongste dochter van de latere koning Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk en koningin Alexandra van Denemarken. Koningin Alexandra was de oudste dochter van koning Christiaan IX en koningin Louise. Koningin Alexandra was dus een tante van prins Carl.

Na enige jaren van politieke onrust koos het Noorse volk in 1905 ervoor zich van Zweden af te scheiden. Op 18 november van dat jaar koos het parlement, het Storting, Karel als koning van Noorwegen. Deze keuze werd in een referendum door het volk bevestigd. Karel werd op 22 juni 1906 gekroond in de Nidaros-kathedraal in Trondheim. Hij noemde zich nu Haakon, naar de gelijknamige middeleeuwse koningen van Noorwegen.

Toen de Duitsers met Operatie Weserübung Noorwegen in april 1940 bezetten leidde Haakon twee maanden lang het verzet en weigerde de nieuwe regering onder Vidkun Quisling te erkennen. Hierna week hij uit naar Engeland en leidde de regering in ballingschap in de Londense wijk Rotherhithe. Hij vormde een belangrijk symbool voor het Noorse verzet. In 1945 keerde hij weer naar zijn land terug.

Haakon stierf op 21 september 1957 in Oslo aan de gevolgen van een val in zijn badkamer, twee jaar eerder. Alexander volgde hem op als Olaf V.
Heerlijkheid:
van 1905 tot 1957 de eerste koning van Noorwegen na het einde van de personele unie met Zweden
Haakon trouwde, 23 jaar oud, op woensdag 22 juli 1896 in Buckingham Palace met Maud van Saksen-Coburg en Gotha van Wales, 26 jaar oud. Maud is geboren op vrijdag 26 november 1869 in Londen, dochter van Eduard VII van het Verenigd Koninkrijk en Alexandra van Denemarken. Maud is overleden op zondag 20 november 1938 in Londen, 68 jaar oud.
Notitie bij Maud: Maud werd geboren op 26 november 1869 in het Marlborough House, Londen. Ze was de jongste dochter van de toenmalige Prins van Wales, de latere koning Eduard VII en diens echtgenote Alexandra, dochter van koning Christiaan IX van Denemarken. Ze werd op 24 december gedoopt op Marlborough House door John Jackson, Bisschop van Londen. Hierbij waren verschillende leden van de hoge adel als doopgetuigen aanwezig, waaronder koning Karel XV van Zweden en Noorwegen, prins Leopold, de latere tsarina Maria Fjodorovna en kroonprinses Louise van Denemarken.

De prinses had nog vier broers en zussen, Albert Victor, George, Louise en Victoria. En ze had ook een jonger broertje, John. Prinses Maud was een levendig kind en had de bijnaam “Harry”. De prinses ging regelmatig mee met de reizen die haar familie naar Denemarken ondernam en vergezelde haar moeder later op cruises naar Noorwegen en de Middellandse Zee.

Op 22 juli 1896 trad Maud in een privé-kapel van Buckingham Palace in het huwelijk met haar neef Karel van Denemarken. Hij was de tweede zoon van kroonprins Frederik van Denemarken, de oudere broer van haar moeder Alexandra. Van haar vader kreeg Maud het landhuis Appleton House te Sandringham voor de bezoeken die ze regelmatig aan Engeland zou brengen. Hier werd ook haar enige zoon, prins Alexander, geboren op 2 juli 1903.

Prins Karel diende bij de Deense marine en hij en zijn familie woonden vooral in Denemarken tot 1905. In dat jaar werd de oude band tussen Noorwegen en Zweden door het parlement van Noorwegen opgeheven en werd besloten de troon van Noorwegen aan Karel aan te bieden. Karel accepteerde het aanbod en besteeg de troon als Haakon VII, waarbij zijn zoon, de nieuwe kroonprins, de naam Olav kreeg. Koning Haakon en koningin Maud werden op 22 juni 1906 gekroond in de Nidaros-domkerk in Trondheim.

Koningin Maud bleef altijd erg gehecht aan Engeland, maar wist zich snel aan te passen aan haar nieuwe thuisland en haar taken als koningin. Ze steunde verschillende goede doelen, vooral degene voor kinderen en dieren, en moedigde muzikanten en artiesten aan. Haar laatste officiële optreden in Engeland was bij de kroning van haar neef tot koning George VI van het Verenigd Koninkrijk in 1937.

Maud stierf aan een hartverlamming in Londen in 1938, drie dagen na een operatie. Haar lichaam werd overgebracht naar Noorwegen en werd vervolgens begraven in het koninklijke mausoleum bij Akershus.

Verschillende gebieden, gebergten e.d. werden naar de koningin genoemd. De bekendste hiervan is het Koningin Maudland.
Kind van Haakon en Maud:
1 Olaf V van Noorwegen, geboren op donderdag 2 juli 1903 in Appleton House bij Sandringham. Volgt 106.
106 Olaf V van Noorwegen is geboren op donderdag 2 juli 1903 in Appleton House bij Sandringham, zoon van Haakon VII van Denemarken van Noorwegen (zie 105) en Maud van Saksen-Coburg en Gotha van Wales. Olaf is overleden op donderdag 17 januari 1991 in Oslo, 87 jaar oud.
Notitie bij Olaf: Toen de Duitsers Noorwegen in april 1940 bezetten leidde zijn vader Haakon VII twee maanden lang het verzet en weigerde de nieuwe regering onder Vidkun Quisling te erkennen. Daarna week hij uit naar Engeland en leidde de regering in ballingschap in de Londense wijk Rotherhithe. De overige leden van de koninklijke familie weken uit naar de Verenigde Staten. Ze reisden daar rond om steun te winnen voor de Noorse zaak. Märtha en de kinderen brachten deze tijd door in Washington D.C. alwaar zij goed bevriend raakte met Franklin Delano Roosevelt.

In 1945 keerde de familie terug naar Noorwegen. Prinses Märtha stierf op 5 april 1954 in een ziekenhuis in Oslo. Met de dood van Haakon VII op 21 september 1957 werd Olaf koning. In eerste instantie wilde de Noorse regering weinig aandacht besteden aan de troonsovername door Olaf. Het liefst had de regering dat Olaf door middel van een eedaflegging het koningschap op zich genomen zou hebben. Olaf zelf wilde echter ingezegend worden. Dit geschiedde op 22 juni 1958 in de kathedraal van Nidaros in Trondheim.

Er lag een zware druk op de schouders van Olaf. Zijn vader stond symbool voor de Noorse vrijheidsstrijd en zelfstandigheid. Het was nu aan Olaf om deze trend door te zetten. Door zijn sterke plichtsgevoel en medemenselijkheid en het verder uitdragen van zijn vaders motto "Alt for Norge" ("Alles voor Noorwegen") werd hij al snel een populaire en geliefde koning.

Een sprekend voorbeeld is dat hij het voor elkaar kreeg dat de plicht om in de auto een gordel te dragen voor hem niet gold, maar hij stond wel gewoon in de file in plaats van de rijbaan voor openbaar vervoer te gebruiken (waartoe hij het recht had). Tijdens de oliecrisis van 1973 was autorijden in Noorwegen verboden en daarom nam de koning de metro naar zijn skioord. Toen hij een kaartje wilde kopen zei de conducteur dat andere mensen dat al voor hem hadden gedaan. Toen een journalist hem vroeg of hij niet bang was onbeveiligd rond te lopen, antwoordde hij: "Waarom zou ik bang zijn? Ik heb vier miljoen lijfwachten!" - de Noren.

Olaf sportte graag en had in 1928 bij de Olympische Spelen zelfs goud gewonnen bij zeilen. Hij is voor zijn dood in 1991 nog actief geweest om de Winterspelen naar het Noorse Lillehammer 1994 te krijgen. Hij was ook geïnteresseerd in kunst - en dan met name 19e- en 20e-eeuwse Scandinavische schilderkunst - en kon opmerkelijk goed namen en gezichten onthouden.

Zijn overlijden op 17 januari 1991 werd gevolgd door massaal rouwbetoon van het Noorse volk. Zijn zoon Harald volgde hem op als koning.

Mediabestanden
Heerlijkheid:
was van 1957 tot 1991 als Olaf V (Noors: Olav V) koning van Noorwegen.
Olaf trouwde met Märtha Van Zweden. Zie 122 voor persoonsgegevens van Märtha.
Kinderen van Olaf en Märtha:
1 Ragnhild van Noorwegen, geboren op maandag 9 juni 1930 in Oslo.
Notitie bij Ragnhild: Prinses Ragnhild trouwde op 15 mei 1953 met de Noorse bodybuilder Erling Sven Lorentsen. Het paar woont in Rio de Janeiro, Brazilië en kreeg drie kinderen (Haakon, Ingeborg en Ragnhild). Ragnhild staat bekend als buitengewoon conservatief. Hoewel zij zelf vermoedelijk een van de eerste prinsessen uit een regerend vorstenhuis was die met een burgerjongen trouwde, bekritiseerde zij in 2004 op de Noorse televisie openlijk haar neef kroonprins Haakon en diens zus Märtha Louise om het feit dat zij met gewone burgers waren getrouwd. Zij zei met name te vrezen dat het huwelijk van de kroonprins met Mette-Marit de Noorse monarchie om zeep zou helpen. Ook sprak ze uit er gelukkig over te zijn dat zij vermoedelijk al dood was, als Haakon en Mette-Marit de troon zouden bestijgen.
2 Astrid Maud Ingeborg van Noorwegen, geboren op vrijdag 12 februari 1932 in Oslo.
Notitie bij Astrid: Zij is de tweede dochter van koning Olav V en kroonprinses Märtha en een oudere zuster van de huidige koning Harald V.

Op 12 januari 1961 trouwde ze met Johan Martin Ferner, sindsdien staat ze bekend als "Prinses Astrid, mevrouw Ferner". Het paar woont in Oslo en kreeg vijf kinderen (Cathrine (1962), Benedikte (1963), Alexander (1965), Elisabeth (1969) en Carl-Christian (1972))

Sinds de dood van haar moeder, kroonprinses Märtha, in 1954 vergezelde ze haar vader vaak bij officiële gelegenheden. Ook is ze beschermvrouwe van tal van liefdadigheidsinstellingen. Haar bijzondere belangstelling geldt de jeugd. Ze zette zich onder meer in voor kinderen met dyslexie.

In 2002 besloot de Noorse regering haar van staatswege een pensioen toe te kennen.
3 Harald V van Noorwegen, geboren op zondag 21 februari 1937 in Skaugum bij Oslo.
107 Louise Caroline van Denemarken is geboren op woensdag 17 februari 1875 in Amalienborg, dochter van Frederik VIII van Denemarken en Louise Van Zweden (zie 94). Louise is overleden op woensdag 4 april 1906 in slot Nachod in Ratiboritz (Bohemen), 31 jaar oud. Louise trouwde, 21 jaar oud, op dinsdag 5 mei 1896 in Kopenhagen met Frederik van Schaumburg-Lippe, 28 jaar oud. Frederik is geboren op donderdag 30 januari 1868 in Ratiboritz. Frederik is overleden op maandag 17 december 1945 in Bad Kudowa, 77 jaar oud. Frederik trouwde later op woensdag 26 mei 1909 met Antoinette van Anhalt-Dessau (1885-1963).
Kinderen van Louise en Frederik:
1 Marie Luise Dagmar Bathildis Charlotte van Schaumburg-Lippe, geboren in 1897. Volgt 108.
2 Christiaan van Schaumburg-Lippe, geboren op zondag 20 februari 1898 in Ödenburg. Volgt 111.
3 Stephanie Alexandra van Schaumburg-Lippe, geboren in 1899. Volgt 115.
108 Marie Luise Dagmar Bathildis Charlotte van Schaumburg-Lippe is geboren in 1897, dochter van Frederik van Schaumburg-Lippe en Louise Caroline van Denemarken (zie 107). Marie is overleden in 1938, 40 of 41 jaar oud. Marie trouwde, 18 of 19 jaar oud, op donderdag 27 april 1916 met Frederik Sigismund van Pruisen, 24 jaar oud. Frederik is geboren op donderdag 17 december 1891 in Potsdam (Babelsberg), zoon van Frederik Leopold van Pruisen en Louise van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Augustenburg. Frederik is overleden op woensdag 6 juli 1927 in Luzern, 35 jaar oud.
Kinderen van Marie en Frederik:
1 Louise Victoria van Pruisen, geboren in 1917. Volgt 109.
2 Frederik Karel van Pruisen, geboren in 1919. Volgt 110.
109 Louise Victoria van Pruisen is geboren in 1917, dochter van Frederik Sigismund van Pruisen en Marie Luise Dagmar Bathildis Charlotte van Schaumburg-Lippe (zie 108). Louise is overleden in 2009, 91 of 92 jaar oud. Louise trouwde met Hans Reinhold.
110 Frederik Karel van Pruisen is geboren in 1919, zoon van Frederik Sigismund van Pruisen en Marie Luise Dagmar Bathildis Charlotte van Schaumburg-Lippe (zie 108). Frederik is overleden in 2006, 86 of 87 jaar oud. Frederik:
(1) trouwde met Hormione Morton Stuart. Hormione is overleden.
(2) trouwde met Adelheid van Bockum-Dolffs. Adelheid is overleden.
111 Christiaan van Schaumburg-Lippe is geboren op zondag 20 februari 1898 in Ödenburg, zoon van Frederik van Schaumburg-Lippe en Louise Caroline van Denemarken (zie 107). Christiaan is overleden op zaterdag 13 juli 1974 in Bückeburg, 76 jaar oud. Christiaan trouwde, 38 of 39 jaar oud, in 1937 met Feodora van Denemarken, 26 of 27 jaar oud. Zie 117 voor persoonsgegevens van Feodora.
Kinderen van Christiaan en Feodora:
1 Willem Frederik van Pruisen, geboren in 1939. Volgt 112.
2 Waldemar van Pruisen, geboren in 1940. Volgt 113.
3 Marie Louise van Pruisen, geboren in 1945.
4 Harald van Pruisen, geboren in 1948. Volgt 114.
112 Willem Frederik van Pruisen is geboren in 1939, zoon van Christiaan van Schaumburg-Lippe (zie 111) en Feodora van Denemarken (zie 117). Willem trouwde met Ilone von Gelgenheimb.
113 Waldemar van Pruisen is geboren in 1940, zoon van Christiaan van Schaumburg-Lippe (zie 111) en Feodora van Denemarken (zie 117). Waldemar trouwde met Anne Lise Johansen.
114 Harald van Pruisen is geboren in 1948, zoon van Christiaan van Schaumburg-Lippe (zie 111) en Feodora van Denemarken (zie 117). Harald:
(1) trouwde met Petra Wera Kirstein.
(2) trouwde met Gabrielle Hagermann.
115 Stephanie Alexandra van Schaumburg-Lippe is geboren in 1899, dochter van Frederik van Schaumburg-Lippe en Louise Caroline van Denemarken (zie 107). Stephanie is overleden in 1925, 25 of 26 jaar oud. Stephanie trouwde met Viktor Adolf van Bentheim en Steinfurt.
116 Harald van Denemarken is geboren op zondag 8 oktober 1876 in Charlottenlund, zoon van Frederik VIII van Denemarken en Louise Van Zweden (zie 94). Harald is overleden op woensdag 30 maart 1949 in Kopenhagen, 72 jaar oud. Harald trouwde, 32 jaar oud, op woensdag 28 april 1909 in Glücksburg met Helene Adelheid van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg, 20 jaar oud. Helene is geboren op vrijdag 1 juni 1888 in Holstein. Helene is overleden op zaterdag 30 juni 1962 in Hellerup, 74 jaar oud.
Kinderen van Harald en Helene:
1 Feodora van Denemarken, geboren op zondag 3 juli 1910 in Jaegersborghus. Volgt 117.
2 Alexandrine Louise van Denemarken, geboren in 1914. Alexandrine is overleden in 1962, 47 of 48 jaar oud.
3 Caroline Mathilde van Denemarken, geboren op maandag 27 april 1914 in Jægersborghus. Volgt 118.
4 Gorm Christiaan van Denemarken, geboren in 1919. Gorm is overleden in 1991, 71 of 72 jaar oud.
5 Olaf Christiaan van Denemarken, geboren in 1923. Olaf is overleden in 1990, 66 of 67 jaar oud.
117 Feodora van Denemarken is geboren op zondag 3 juli 1910 in Jaegersborghus, dochter van Harald van Denemarken (zie 116) en Helene Adelheid van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg. Feodora is overleden op maandag 17 maart 1975 in Bückeburg, 64 jaar oud. Feodora trouwde, 26 of 27 jaar oud, in 1937 met Christiaan van Schaumburg-Lippe, 38 of 39 jaar oud. Zie 111 voor persoonsgegevens van Christiaan.
Kinderen van Feodora en Christiaan: zie 111.
118 Caroline Mathilde van Denemarken is geboren op maandag 27 april 1914 in Jægersborghus, dochter van Harald van Denemarken (zie 116) en Helene Adelheid van Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg. Caroline is overleden op dinsdag 12 december 1995 in Sorgenfri, 81 jaar oud. Caroline trouwde, 19 jaar oud, op vrijdag 8 december 1933 met Knoet van Denemarken, 33 jaar oud. Zie 103 voor persoonsgegevens van Knoet.
Kinderen van Caroline en Knoet: zie 103.
119 Ingeborg van Denemarken is geboren op vrijdag 2 augustus 1878 in Kopenhagen, dochter van Frederik VIII van Denemarken en Louise Van Zweden (zie 94). Ingeborg is overleden op woensdag 12 maart 1958 in Stockholm, 79 jaar oud. Ingeborg trouwde, 19 jaar oud, op vrijdag 27 augustus 1897 in Kopenhagen met Karel Van Zweden, 36 jaar oud. Karel is geboren op woensdag 27 februari 1861 in Stockholm, zoon van Oscar II Van Zweden en Sophia van Nassau-Weilburg. Karel is overleden op woensdag 24 oktober 1951 in Stockholm, 90 jaar oud.
Notitie bij Karel: Prins Karel werd gezien als een goede kandidaat voor de Noorse troon die in 1905 onbezet bleef. Echter was koning Oscar II het hier niet mee eens, en daardoor deed Karel afstand van zijn rechten op de Noorse troon. De Deense prins, Karel, een broer van Karels vrouw Ingeborg, werd koning van Noorwegen als koning Haakon VII.
Hij werd vaak de blauwe prins genoemd omwille van zijn blauwe uitrusting. Hij hield niet van het protocol en leidde een eigen gezinsleven. Door de huwelijken van zijn dochters was hij de grootvader van zowel de latere koningen Boudewijn en Albert II van België, alsmede hun zuster de latere groothertogin Josephine Charlotte van Luxemburg en daarnaast van koning Harald V van Noorwegen.
Titel:
prins van Zweden, hertog van Västergötland
Kinderen van Ingeborg en Karel:
1 Margaretha Sofia Van Zweden, geboren op zondag 25 juni 1899 in Stockholm. Volgt 120.
2 Märtha Van Zweden, geboren op donderdag 28 maart 1901 in Stockholm. Volgt 122.
3 Astrid Sofia Lovisa Thyra Van Zweden, geboren op vrijdag 17 november 1905 in Stockholm. Volgt 123.
4 Karel Van Zweden, geboren op dinsdag 10 januari 1911 in Stockholm. Karel is overleden op vrijdag 27 juni 2003 in Málaga, Spanje, 92 jaar oud.
Notitie bij Karel: Prins Karel was drie keer getrouwd.
In 1937 gaf hij zijn rechten op de Zweedse troon op om te trouwen met de Zweedse gravin Elsa von Rosen (7 februari 1904 -15 april 1991). Op de dag van zijn huwelijk 6 juli 1937 nam zijn zwager koning Leopold III hem op in de Belgische adel als Prins Bernadotte.
In 1951 scheidde hij van zijn echtgenote.

In 1954 trad hij voor de tweede keer in het huwelijk met Ann Margareta Larsson (22 maart 1921 - 1975) van wie hij in 1961 scheidde.
In 1978 trad hij voor de derde keer in het huwelijk, ditmaal met Kristine Rivelsrud (22 april 1932)

Uit zijn eerste huwelijk had prins Karel een dochter: Gravin Madeleine Ingeborg Ella Astrid Elsa Bernadotte. Zij trad in 1962 in het huwelijk met de Belgische graaf Charles Ullens de Schooten Whetnall met wie ze drie dochters en een zoon kreeg:
Marie-Christine (24 maart 1964)
Jean-Charles (6 oktober 1965); hij is een peetoom van gravin Leonore, de jongste dochter van prins Constantijn der Nederlanden.
Astrid (17 maart 1971)
Sophie (27 februari 1973); in het verleden is zij door de Europese roddelpers aan verschillende Europese prinsen gekoppeld zoals prins Felipe van Spanje.
In 1977 kreeg Madeleine een dochter Désirée terwijl zij nog getrouwd was met graaf Charles. Na hun scheiding in 1980 trad Madeleinde in het huwelijk met Nicos Kogevinas, de vader van Désirée.
120 Margaretha Sofia Van Zweden is geboren op zondag 25 juni 1899 in Stockholm, dochter van Karel Van Zweden en Ingeborg van Denemarken (zie 119). Margaretha is overleden op dinsdag 4 januari 1977 in Gentofte, 77 jaar oud.
Notitie bij Margaretha: Zij was een Zweedse prinses uit het huis Bernadotte.

Zij was de oudste dochter van prins Karel van Zweden en diens vrouw Ingeborg van Denemarken. Zij was een zuster van de latere Belgische koningin Astrid en de Noorse kroonprinses Märtha.
Na de dood van haar zus, kroonprinses Märtha, in 1954 stond zij haar zwager koning Olaf V van Noorwegen regelmatig bij. Zij werd peettante van diens kleindochter prinses Märtha Louise.
Margaretha trouwde, 18 jaar oud, op woensdag 22 mei 1918 in Stockholm met Axel van Denemarken, 29 jaar oud. Axel is geboren op zondag 12 augustus 1888 in Kopenhagen, zoon van Waldemar van Denemarken en Marie van Bourbon-Orléans. Axel is overleden op dinsdag 14 juli 1964 in Kopenhagen, 75 jaar oud.
Notitie bij Axel: In 1932 was Axel lid van het Internationaal Olympisch Comité. Ook was hij enige tijd directeur van de Scandinavische luchtvaartmaatschappij SAS. Op 4 september 1948 vertegenwoordigde hij het Deense koningshuis bij de inhuldiging van koningin Juliana.
Kinderen van Margaretha en Axel:
1 George Waldemar van Denemarken, geboren op vrijdag 16 april 1920 in Kasteel Bernstorff. Volgt 121.
2 Flemming van Denemarken, geboren op donderdag 9 maart 1922 in Stockholm. Flemming is overleden op woensdag 19 juni 2002 in Antibes, 80 jaar oud.
Notitie bij Flemming: Hij werd opgeleid tot officier bij de Deense marine en werd kapitein-luitenant-ter-zee. Tussen 1961 en 1984 was prins Flemming directeur bij het bedrijf van zijn schoonvader.

In 1949 huwde hij met de Deense Ruth Nielsen. Omdat zijn bruid een burgermeisje was, moest hij zijn prinsentitel opgeven. Sindsdien voert hij de titel Graaf van Rosenborg. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Axel, Birger, Carl Johan en Desirée.
121 George Waldemar van Denemarken is geboren op vrijdag 16 april 1920 in Kasteel Bernstorff, zoon van Axel van Denemarken en Margaretha Sofia Van Zweden (zie 120). George is overleden op maandag 29 september 1986 in Kopenhagen, 66 jaar oud (oorzaak: De prinses overleed in 1980, aan de gevolgen van een hartaanval).
Titel:
(een Deense prins uit het huis Sleeswijk-Holstein-Sonderburg-Glücksburg.)
George trouwde, 30 jaar oud, op zaterdag 16 september 1950 met Anne Bowes-Lyon, 32 jaar oud. Anne is geboren op dinsdag 4 december 1917 in Washington D.C., dochter van John Herbert Bowes-Lyon en Fenella Hepburn-Stuart-Forbes-Trefusis. Anne is overleden op vrijdag 26 september 1980 in Londen, 62 jaar oud. Anne is weduwe van Thomas Anson, met wie zij trouwde op donderdag 28 april 1938.
Titel:
(was een lid van de Engelse adel en door haar huwelijk, een Deense prinses)
122 Märtha Van Zweden is geboren op donderdag 28 maart 1901 in Stockholm, dochter van Karel Van Zweden en Ingeborg van Denemarken (zie 119). Märtha is overleden op maandag 5 april 1954 in Oslo, 53 jaar oud.
Notitie bij Märtha: Zij was de dochter van Prins Karel van Zweden en prinses Ingeborg van Denemarken en een oudere zuster van de latere Belgische koningin Astrid. Op 21 maart 1929 trouwde zij met de Noorse kroonprins Olav. Märtha en Olav waren neef en nicht (Märtha’s moeder was een zus van koning Haakon VII) en het huwelijk betekende een verbetering van de betrekkingen tussen Noorwegen en Zweden. Vijfentwintig jaar eerder was de unie tussen Noorwegen en Zweden opgeheven, en werd de grootvader van Märtha, Oscar II van Zweden van de Noorse troon gestoten.

Hoewel het huwelijk op het eerste gezicht een verstandshuwelijk leek, was het toch gelukkig. In 1979 vertelde Olav dat de dag van zijn huwelijk met Märtha, de gelukkigste dag van zijn leven was. Prinses Märtha overleed in 1954 aan de gevolgen van kanker, drie jaar voordat haar man koning Haakon VII zou opvolgen.
Heerlijkheid:
Van 1929 tot 1954 was zij kroonprinses van Noorwegen.
Märtha trouwde met Olaf V van Noorwegen. Zie 106 voor persoonsgegevens van Olaf.
Kinderen van Märtha en Olaf: zie 106.
123 Astrid Sofia Lovisa Thyra Van Zweden is geboren op vrijdag 17 november 1905 in Stockholm, dochter van Karel Van Zweden en Ingeborg van Denemarken (zie 119). Astrid is overleden op donderdag 29 augustus 1935 in Küssnacht am Rigi, 29 jaar oud.
Notitie bij Astrid: was de dochter van prins Karel van Zweden en prinses Ingeborg van Denemarken. Haar zus Märtha van Zweden, was kroonprinses van Noorwegen; koningin Astrid was dus een tante van de huidige koning Harald V van Noorwegen. Haar oom was Christiaan X van Denemarken, en haar grootvader was koning Oscar II van Zweden. Via haar moeder stamde ze af van de Nederlandse koning Willem I.

Bij haar aankomst in Antwerpen, vergat de prinses alle ceremonieel en vloog haar verloofde om de hals; dit spontane gebaar was het begin van de enorme sympathie die de vorstin bij de bevolking verwierf.

Door haar huwelijk in 1926 met de toenmalige Belgische kroonprins Leopold werd zij na de dood van koning Albert I in 1934 koningin der Belgen. De blijde intreden (de planmatig afgelegde bezoeken aan de negen provinciehoofdsteden) werden druk bijgewoond. Van het volk kreeg ze door nationale intekening het diadeem der negen provinciën.

In de koninklijke familie was er bezorgdheid vanwege haar lutherse afkomst. Een paar jaar na haar huwelijk bekeerde de koningin zich tot het rooms-katholieke geloof.

Het paar woonde eerst in het Bellevue-paleis te Brussel. Nadien verhuisde het gezin naar het Kasteel van Stuyvenberg, waar Boudewijn en Albert werden geboren. De koningin deed aan naastenliefde en organiseerde zelf inzamelacties ten behoeve van de minderbedeelden. Als ze een aangrijpende verzoekbrief kreeg, ging ze soms persoonlijk op onderzoek uit om het in de brief aangeroerde probleem op te lossen.

Dood
In 1935 kwam de koningin der Belgen op 29-jarige leeftijd om het leven bij een auto-ongeval in het Zwitserse Küssnacht am Rigi. De koning verloor de controle over de wagen waarin het paar incognito, onder de naam Renard, een uitstapje maakte. De vorstin werd uit de auto geslingerd en tegen een boom gekatapulteerd. Door ernstig hoofdletsel was zij op slag dood. Samen met de vorstin overleed ook haar vierde ongeboren kind, terwijl haar andere kinderen thuis waren. De koningin werd opgebaard met een omzwachteld hoofd.

Vele Belgen waren in rouw en treurden om de prinsjes en het prinsesje die op jonge leeftijd hun moeder verloren. Door dit ongeval was Astrid slechts een jaar koningin. Leopold treurde om haar verlies en verbood zijn kinderen over haar te spreken. Haar boudoir liet hij intact en hij bewaarde haar met bloed besmeurde jurk.

Küssnacht schonk Leopold de grond van de plaats van het ongeluk, waarop Leopold een kapel liet bouwen ter herinnering aan haar. Astrid zelf ligt begraven in een praalgraf in de koninklijke crypte te Laken. Ze rust naast haar echtgenoot en diens tweede vrouw, Lilian, prinses van Retie.

Astrid schonk de dynastie de latere koningen Boudewijn en Albert II en groothertogin Josephine-Charlotte van Luxemburg (11 oktober 1927).

Nagedachtenis
Op 1 december 1935 bezorgden de Belgische Posterijen een heruitgave van een zestal reeds bestaande frankeerzegels met de beeltenis van koningin Astrid, ditmaal evenwel voorzien van een zwarte rouwrand rondom.

Koningin Astrid heeft tot op de huidige dag nog haar bewonderaars, en er zijn door de jaren heen talrijke boeken over haar verschenen.[2] Soms ziet men een verband met prinses Diana en prinses Grace, die net als Astrid door de bevolking op handen gedragen werden en net als Astrid ten gevolge van een auto-ongeval om het leven kwamen. Er zijn in België veel monumenten, gebouwen, parken, straten en pleinen naar haar vernoemd, waaronder het Astridpark in Brugge en het Koningin Astridplein in Antwerpen. Ook Nederland heeft in Noordwijk een Koningin Astrid Boulevard.

Ter gelegenheid van haar honderdste geboortedag, in 2005, organiseerden nabestaanden een tentoonstelling over de vorstin. Deze nam plaats deels in het Koninklijke Paleis van Stockholm: Astrid, Prinsessa i Sverige - Drottning i Belgien en deels in het Koninklijk Paleis te Brussel: Ogenblikken met Astrid. De tentoonstelling werd plechtig geopend door koning Albert, koningin Paola, koningin Fabiola, koning Harald, koningin Sonja, koning Karel Gustaaf, koningin Silvia, groothertog Jan, groothertog Hendrik en groothertogin Maria Teresa. Behalve door nog andere, hier niet genoemde familieleden, werd de opening ook bijgewoond door een keur aan ministers en politici.
Heerlijkheid:
prinses van België, hertogin van Brabant, prinses van Zweden
Astrid trouwde, 20 jaar oud, op donderdag 4 november 1926 in Stockholm met Leopold Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel van Belgie, 25 jaar oud. Leopold is geboren op zondag 3 november 1901 in Brussel, zoon van Albert Leopold Clément Marie Meinrad van Belgie en Elisabeth in Beieren. Leopold is overleden op zondag 25 september 1983 in Sint Lambrechts Woluwe, 81 jaar oud. Leopold trouwde later op zaterdag 6 december 1941 met Mary Lilian Henriette Lucie Josephine Ghislaine Baels (1916-2002).
Notitie bij Leopold: Hij werd geboren te Brussel als eerste kind van prins Albert, de latere koning Albert I en prinses Elisabeth. De prins werd in 1934 koning als Leopold III. Ten gevolge van zijn compromitterende houding tijdens de Tweede Wereldoorlog ontstond er na de Duitse bezetting een koningskwestie waardoor hij uiteindelijk werd gedwongen tot troonsafstand in 1951.
Leopold werd op 23 februari 1934 staatshoofd nadat koning Albert I op 17 februari in Marche-les-Dames het leven liet bij het beklimmen van een rots. Op 29 augustus 1935 raakte hij als chauffeur gewond bij het verkeersongeval in het Zwitserse Küssnacht, waarbij zijn vrouw, koningin Astrid, omkwam.

Tweede Wereldoorlog

Prins Leopold en zijn vaderOnder invloed van de Duitse herbewapening liet België de bondgenootschappen uit de Eerste Wereldoorlog los en ging een neutrale koers volgen. Nazi-Duitsland erkende, na het opzeggen van het Verdrag van Locarno, de Belgische en Nederlandse neutraliteit. Leopold bracht ook snelle verbetering in de koele betrekkingen met de noorderbuur. Samen met Koningin Wilhelmina nam hij in 1938 en 1939 enkele initiatieven met de bedoeling de vrede in Europa te bewaren.
In mei 1940, bij de inval van België door nazi-Duitsland, stond Leopold erop om persoonlijk het opperbevel over het Belgische leger te voeren. Zijn functie als staatshoofd vond hij hieraan ondergeschikt. Omdat hij weigerde naar het buitenland te vluchten, kwam het tot een breuk met de regering van Hubert Pierlot. Dit gegeven vormde de kiem van de latere Koningskwestie. Het laatste en dramatische gesprek tussen de koning en zijn ministers vond plaats in Wijnendale op 25 mei. Na de capitulatie op 28 mei 1940 werd hij krijgsgevangengenomen door de Duitsers. Premier Hubert Pierlot ontnam hem op 31 mei zijn bevoegdheden.
Leopold bleef gedurende de Tweede Wereldoorlog in België. In november 1940 reisde hij naar Berchtesgaden voor een door zijn zuster Marie-José, op zijn verzoek, georganiseerd onderhoud met Adolf Hitler. Daarin bepleitte hij de belangen van het land zoals hij die zag.
In januari 1944 schreef hij een "politiek testament", dat gepubliceerd moest worden in het geval hij niet in België zou zijn als de geallieerde troepen het land zouden bevrijden. (Zelf schreef hij "bezetten".) In het testament eiste hij excuses van de regering in ballingschap voor de gebeurtenissen van 1940 en verwierp hij de verdragen die zij in Londen gesloten had. Dit zette hernieuwd kwaad bloed, zowel bij de regering als bij de geallieerden.
Heerlijkheid:
Hertog van Brabant, Prins van België, was van 1934 tot 1951 Koning der Belgen.
Kinderen van Astrid en Leopold:
1 Albert II (Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie) van Belgie. Volgt 124.
2 Josephine Charlotte Ingeborg Elisabeth Marie José Marguerite Astrid van Belgie, geboren op dinsdag 11 oktober 1927 in Brussel. Volgt 128.
3 Boudewijn Albert Karel Leopold Axel Marie Gustaaf van Belgie, geboren op zondag 7 september 1930 in Brussel. Volgt 129.
124 Albert II (Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie) van Belgie, zoon van Leopold Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel van Belgie en Astrid Sofia Lovisa Thyra Van Zweden (zie 123).
Notitie bij Albert: Jeugd
Tijdens de zwangerschap van prinses Astrid, de hertogin van Brabant, verongelukte op 17 februari 1934 haar schoonvader Koning Albert I. Astrid werd zo onverwacht Koningin der Belgen op 23 februari, terwijl ze zwanger was van haar derde kind. Als eerbetoon aan haar schoonvader kreeg de jongste prins Albert als voornaam. Op 6 juni 1934 schonk Koningin Astrid het leven aan haar laatste kind in het kasteel van Stuyvenberg. De nieuwe prins kreeg de dynastieke titel Prins van Luik. Ter gelegenheid van deze titelverlening bracht Albert samen met zijn moeder een bezoek aan deze stad. Als peter kreeg hij bij zijn doopsel prins Felix van Bourbon-Parma.

Op 29 augustus 1935 was het vorstenpaar, op vakantie in Zwitserland, betrokken bij een zwaar verkeersongeluk in Küssnacht am Rigi. De koningin kwam hierbij om het leven, prins Albert was slechts een jaar oud. Zijn opvoeding werd voltooid door zijn stiefmoeder prinses Liliane en zijn enige zus Josephine-Charlotte. Hij groeide op in woelige tijden, onder meer door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. De koninklijke familie werd gedeporteerd naar Duitsland en op 7 mei 1945 door het Amerikaanse leger bevrijd. Zijn vader kwam daarna hevig onder vuur te liggen tijdens de koningskwestie en zijn broer Boudewijn besteeg de troon. Albert vervulde nadien zijn legerdienst bij de Marine, en is thans opperbevelhebber van het leger.

Huwelijk en kinderen
Op 2 juli 1959 trouwde Albert met de Italiaanse prinses Donna Paola Ruffo di Calabria. Het huwelijk van prins Albert kwam er voordat zijn broer koning Boudewijn trouwde. Het burgerlijk huwelijk vond in de Empirezaal van het Koninklijk Paleis plaats. Het paar nam vervolgens zijn intrek in het kasteel van het Belvédère. Ze kregen drie kinderen:

prins Filip, geboren 15 april 1960
prinses Astrid, geboren 5 juni 1962
prins Laurent, geboren 19 oktober 1963
Na enige tijd kwamen er echter barsten in hun huwelijk. De prins leerde barones Sybille de Selys-Longchamps kennen. Uit hun relatie werd een kind geboren: Delphine Boël. Koning Boudewijn zorgde samen met zijn neven en nicht dat Albert herenigd werd met zijn echtgenote. De prins hoopte zo deze zwarte bladzijde te vergeten, maar werd hier later opnieuw aan herinnerd door een boek van Mario Danneels. Na de commotie die hierrond in de media ontstond, alludeerde de koning in zijn kerstboodschap van 1999 op deze vroegere huwelijksproblemen. Velen concludeerden hieruit dat hij het bestaan van dit buitenechtelijk kind in bedekte termen toegaf. Ondanks alle problemen houdt het huwelijk van het prinsenpaar stand. In 2009 vierden ze hun gouden huwelijksjubileum.

Gezondheid
Albert staat bekend om zijn joviale levensstijl, dit in tegenstelling tot zijn broer Boudewijn, die een meer sober leven leidde. Zo heeft Albert II een passie voor motorfietsen die hem al een paar keren beenbreuken en kneuzingen opleverde. Hij kwam naar het huwelijk van dochter Astrid met een verband en verleende astronaut Frank De Winne een audiëntie in een rolstoel.

Net zoals zijn broer is Albert een hartpatiënt. De koning onderging urgente hartchirurgie in Aalst [2], waarvan hij genas. Daarnaast onderging de koning ook chirurgie naar aanleiding van een acute hernia, waardoor hij genoodzaakt was om regelmatig te rusten tijdens officiële recepties. Sinds enige jaren heeft Albert een hoorapparaat. Hij onderging oogchirurgie, en in 2007 brak de koning de hals van zijn dijbeen
Heerlijkheid:
koning der Belgen
Albert trouwde in 1959 met Paola Margherita Ruffo di Calabria, 21 of 22 jaar oud. Paola is geboren op zaterdag 11 september 1937, dochter van Fulco Ruffo di Calabria en Luisa Gazelli di Rossana e di Sebastiano.
Notitie bij Paola: Paola is afkomstig uit het eeuwenoude Italiaanse adellijk geslacht Ruffo di Calabria en is de jongste van zeven kinderen. Haar vader was Fulco Ruffo di Calabria, dertiende hertog van Guardia-Lombardije, die een oud-strijder van de Eerste Wereldoorlog was en lid van Mussolini’s fascistische Senaat.[1] Diens moeder (en dus Paola’s grootmoeder) was een Belgische, Laura Mosselman du Chenoy. Paola’s moeder was Luisa, Gravin Gazelli di Rossana e di Sebastiano. Haar broer, Augusto, liet het leven in de zeeslag bij Pescara. Zijn lichaam werd nooit gevonden. De familie was royalistisch dus moest de prinses tijdens de Tweede Wereldoorlog onderduiken in een klooster van de Augustinessen. Daar waren de prinsessen veilig, aangezien het klooster onder hoge bescherming stond van de paus.

Haar vader overleed toen de prinses acht jaar oud was. Zijn weduwe moest vanaf toen alleen een kroost van vijf kinderen groot brengen. De Italiaanse prinses bracht haar jeugd, na de oorlog, grotendeels door in Rome, waar ze haar klassieke humaniora (afdeling Grieks/Latijnse) afrondde. Ze studeerde op internaat en bracht veel tijd door met haar moeder.

In 1958 leerde de 21-jarige Paola de 24-jarige Belgische prins Albert, broer van koning Boudewijn, kennen rondom de kroningsplechtigheid van paus Johannes XXIII. Het hof was bijzonder blij met de komst van de zuiderse prinses, maar de invloed van La Rethy was duidelijk nog aanwezig.

Op 20 april 1959 raakte bekend dat Johannes XXIII, op aandrang van het hof, persoonlijk het huwelijk zou inzegenen in Rome. Het hof had echter op eigen initiatief gehandeld, zonder medeweten van de bevoegde ministers. Daarop ontstond er een diplomatieke rel; terwijl prinses Lilian en koning Leopold vereerd waren met de pontificale zegen, drong Gaston Eyskens met aandrang aan op een civiele dienst in België. Paus Johannes verstond de kritiek en trok zich terug.

Opnieuw stuurde het hof echter ambassadeurs en diplomaten naar het Vaticaan, op vraag van koning Boudewijn, koning Leopold en prinses Lilian. Leopold had er connecties via zijn zus, koningin Marie-José. Ook de familie Ruffo di Calabria had connecties die naar het Vaticaan gingen om de zaak te bepleiten. Zelfs kardinaal Van Roey werd naar Rome gestuurd om te onderhandelen. De paus stuurde als antwoord de apostolische nuntius en een pontificaal gezant die nogmaals weigerden. Het nieuws was een ontgoocheling voor vele Italianen, die op een koninklijk huwelijk van een Italiaanse prinses hadden gehoopt. Dit was volgens sommigen het begin van de ondergang van Lilian, die weldra haar eerste plaats zou moeten afstaan.

Op 2 juli 1959 trouwde het paar in Brussel. De prinses droeg daarbij een sluier in naaldkant van haar Belgische grootmoeder; Laura Mosselman du Chenoy (1854-1925). Het burgerlijk huwelijk werd in de empirezaal voltrokken, het kerkelijk in de kathedraal. Op relatief korte tijd kreeg het paar drie kinderen: kroonprins Filip (15 april 1960), Astrid (5 juni 1962) en Laurent (19 oktober 1963).
Heerlijkheid:
Koningin van Belgie
Kinderen van Albert en Paola:
1 Filip Leopold Lodewijk Maria van Belgie, geboren op vrijdag 15 april 1960 in Brussel. Volgt 125.
2 Astrid Josephine Charlotte Fabrizia Elisabeth Paola Marie van Belgie, geboren op dinsdag 5 juni 1962 in Brussel. Volgt 126.
3 Laurent Benoît Baudouin Marie van Belgie, geboren op zaterdag 19 oktober 1963 in Brussel. Volgt 127.
125 Filip Leopold Lodewijk Maria van Belgie is geboren op vrijdag 15 april 1960 in Brussel, zoon van Albert II (Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie) van Belgie (zie 124) en Paola Margherita Ruffo di Calabria.
Notitie bij Filip: Biografie
Prins Filip werd geboren op 15 april 1960 als oudste zoon van prins Albert, prins van Luik (de latere koning Albert II) en donna Paola Ruffo di Calabria (de latere koningin). Aan het einde van de jaren 60, toen duidelijk werd dat het huwelijk van zijn oom koning Boudewijn kinderloos zou blijven, werd prins Filip steeds nadrukkelijker als troonopvolger naar voren geschoven.

Als eerste kroonprins van België kreeg de prins geen privé-onderwijs, maar volgde de humaniora in een gewone school. Tot zijn vijftiende ging hij naar het Franstalige Jezuïetencollege Saint-Michel in Brussel. Hierna ging hij naar de abdijschool van Zevenkerken in Sint-Andries (West-Vlaanderen).

Hij volgde hoger onderwijs op universitair niveau aan de Koninklijke Militaire School. Daar maakte hij deel uit van de 118e Promotie "Alle Wapens" van 1978 tot 1981.

Daarna had hij een korte carrière in het leger. De prins had inmiddels andere plannen. Hij bezocht Trinity College van de Universiteit van Oxford in het Verenigd Koninkrijk in 1988 en daarna ging hij naar de Stanford-universiteit in de Verenigde Staten waar hij de graad van ’Master of Arts in Political Science’ behaalde.

De prins, die al sinds lang een passie heeft voor techniek en vooral voor jachtvliegtuigen, begon een opleiding als gevechtspiloot. Hier vloog hij op Alpha Jet, Mirage V en F-16. In tegenstelling tot vele andere prinsen, maakte hij ook 30 solovluchten. Heden bezit hij een eigen helikopter.

Sinds 1992 beschikt prins Filip over een eigen huis en ontvangt hij een jaarlijkse dotatie. Tegenwoordig het ’Huis van de hertogen van Brabant’ genoemd. Na de dood van koning Boudewijn in 1993 en de eedaflegging van zijn vader, koning Albert II, ontving hij de titel ’Hertog van Brabant’, een titel die gewoonlijk aan de kroonprins gegeven wordt. Vanaf dan nam de prins veel meer officiële taken op zich.

Naar aanleiding van de 50e verjaardag van de kroonprins ontstond er een polemiek in de kranten over de aanpassing of herziening van het koninklijk statuut naar een meer ceremoniële of protocollaire invulling naar het voorbeeld van de Scandinavische landen.

Huwelijk en kinderen
Prins Filip verloofde zich op 10 september 1999[2] met jonkvrouw Mathilde d’Udekem d’Acoz (20 januari 1973). Op 4 december 1999 trouwden zij in Brussel. Zij hebben vier kinderen:


prinses Elisabeth (25 oktober 2001)
prins Gabriël (20 augustus 2003)
prins Emmanuel (4 oktober 2005)
prinses Eléonore (16 april 2008)

Prins Filip is erevoorzitter van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel en richtte in 1998 het Prins Filipfonds op. Zijn fonds heeft de bedoeling de gemeenschappen in België dichter bij elkaar te brengen. Zijn motto is "Hetgeen ons bindt is zoveel sterker dan wat ons scheidt, het is een troef die we in handen hebben". Ook wil hij graag een ’bruggenbouwer’ worden genoemd. In 2002 ontving hij een bij sommigen omstreden eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Leuven.[3]

Prins Filip is erelid van de Club van Rome en was aanwezig op diverse meetings van de Bilderberggroep.

Prins Filip is een aantal keer in aanvaring gekomen met de politiek en pers: hij deed een uitval naar de partij Vlaams Belang, ondertekende een document van de werkgeversvereniging VBO en berispte begin 2007 de hoofdredacteuren van twee Vlaamse kranten. De prins werd wegens zijn gedrag door eerste minister Guy Verhofstadt terechtgewezen[4]. Men vreest immers dat prins Filip een actieve politieke rol wil spelen wanneer hij de troon bestijgt.

Prins Filip kwam ook in opspraak toen bleek dat de Vlaamse Gemeenschap al enkele jaren probeerde een collectie historische meubelen terug te vorderen. Volgens het Hof maakten deze meubels deel uit van de Koninklijke Collectie die ter beschikking staat van de Koninklijke familie om de residenties te bemeubelen. Op 3 september 2008 werd bekend gemaakt dat de Belgische kroonprins 23 historische stoelen en twee tafels zal teruggeven aan de Vlaamse overheid[5].

Mandaten:
Generaal-majoor (divisieadmiraal) van het Belgische leger
Senator van rechtswege sedert 21 juni 1994
Ereambten:
Erevoorzitter van het Agentschap voor Buitenlandse Handel sedert 1993
Voorzitter van de Nationale Raad voor Duurzame Ontwikkeling 1993-1997
Erevoorzitter van de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling sedert 1997
Stichter van het Prins Filipfonds in 1998
Erevoorzitter van de Belgische Investeringsmaatschappij voor Ontwikkelingslanden sedert 2001
Erevoorzitter van het Europese Afdeling van de Club van Rome sedert 2004
Erevoorzitter van de International Polar Foundation sedert 2004
Academische onderscheiding:
Doctor honoris causa van de Katholieke Universiteit Leuven sedert 4 februari 2002
nationale onderscheidingen:
Grootlint in de Leopoldsorde , na het overlijden van zijn vader wordt hij, als koning der Belgen, de grootmeester van deze Nationale Orde
onderscheidingen van andere staten:
Grootkruis in de Christusorde (Republiek Portugal) sedert oktober 2005
Grootkruis in de Orde van de Eer (Republiek Griekenland) sedert 1 februari 2005
Grootkruis in de Orde van Verdienste van de Poolse Republiek (Republiek Polen) sedert 18 oktober 2004
Grootkruis in de Orde van de Witte Roos (Republiek Finland) sedert 30 maart 2004
Grootkruis in de Orde van Sint-Olaf (Koninkrijk Noorwegen) sedert 20 mei 2003
Ridder in de Orde van de Olifant (Koninkrijk Denemarken) sedert 28 mei 2002
Ridder in de Orde van de Serafijnen (Koninkrijk Zweden) sedert 7 mei 2001
Grootkruis in de de Orde van Isabella de Katholieke (Koninkrijk Spanje) sedert 16 mei 2000
Ridder in de Orde van de Gouden Leeuw van Nassau (Groothertogdom Luxemburg) sedert 15 maart 1999
Grootkruis van Eer en Devotie in de Orde van Malta (Souvereine Militaire Hospitaal Orde van Sint Jan van Jeruzalem, van Rhodos en van Malta) sedert 26 oktober 1998
Grootkruis in de Orde van Verdienste van de Bondsrepubliek Duitsland (Bondsrepubliek Duitsland) sedert 13 juli 1998
Grootkruis in de Militaire Orde van Aviz (Republiek Portugal) sedert 7 oktober 1997
Grootkruis in de Orde van de Condor van de Andes (Republiek Bolivia) sedert 9 september 1996
Grootkruis Ridder in de Orde van het Heilig Graf van Jeruzalem sedert 19 oktober 1995
Grootlint in de Opperste Chrysanthemumorde (Keizerrijk Japan) sedert 26 mei 1994
Grootkruis in de Orde van de Bevrijder San Martin (Republiek Argentinië) sedert 6 mei 1994
Grootkruis in de Orde van Oranje-Nassau (Koninkrijk der Nederlanden) sedert 6 mei 1993
Ridder in de Orde van de Gulden Cydonia
Heerlijkheid:
hertog van Brabant, prins van België, is de kroonprins van België en de oudste zoon van Albert II, koning der Belgen en koningin Paola. Hij voert de titel, met predicaat: Zijne Koninklijke Hoogheid de Hertog van Brabant.
Filip trouwde met Mathilde d’Udekem d’Acoz. Mathilde is geboren op zaterdag 20 januari 1973 in Ukkel.
Notitie bij Mathilde: Mathilde werd in Ukkel geboren als jonkvrouw d’Udekem d’Acoz, ze is de oudste dochter van graaf Patrick d’Udekem d’Acoz (28 april 1936 - 25 september 2008) en gravin Anne Marie Komorowska (24 september 1946).

Ze is de oudste van een gezin van vijf kinderen: Mathilde, Elisabeth (17 januari 1977), Hélène (22 september 1979), Marie-Alix (16 september 1974- 1997) en Charles-Henri (13 mei 1985). In 1997 kwam Marie-Alix samen met hun grootmoeder om in een auto-ongeluk. Haar moeder, Anne Marie Komorowska is een Poolse edelvrouw die op 1 september 1971 trouwde met Patrick d’Udekem d’Acoz.

Mathilde groeide op in het Waalse dorpje Villers-la-Bonne-Eau nabij Bastenaken in het kasteel van Losange waar destijds ook de prinselijke verloving tussen kroonprins Umberto van Savoie en Marie José van België plaatsvond. Ze studeerde moderne talen aan het Institut Vierge Fidèle, te Brussel. Daarna studeerde ze met grote onderscheiding af aan het Institut Haute Ecole Léonard de Vinci als logopediste. Ze had in Brussel haar eigen praktijk en werkte ook deeltijds in een school voor lager onderwijs.

In 1998 begon ze (via een schakelprogramma) een academische opleiding in Louvain-la-Neuve en behaalde er met onderscheiding het diploma van licentiaat in de psychologie.

Op 13 september 1999 werd zij officieel voorgesteld als verloofde van prins Filip. Dit had plaats in de tuin van het kasteel van Laken. Daarna volgde een kennismaking met de bevolking via de Blijde Inkomsts in elke provincie.

Op 4 december 1999 trad zij in het huwelijk met Filip van België. Bij deze gelegenheid ontving zij de titel van prinses van België en kregen haar naaste aanverwanten de titel van graaf of gravin. Zij zal naar verwachting de eerste koningin der Belgen zijn die in België is geboren. De tweede echtgenote van Koning Leopold III was weliswaar ook een Belgische, maar Lilian Baels werd nooit aangeduid als koningin en werd ook niet geboren in België maar London waar haar familie verbleef tijdens WO I.

Van de hertogin van Brabant wordt verwacht dat ze de dynastie een troonopvolger schenkt. De prinses stichtte het Fonds Prinses Mathilde met geld dat ze ontving als huwelijksgift; jaarlijks wordt met dat geld de Prijs Prinses Mathilde uitgereikt.

De hertogin van Brabant besteedt aandacht aan de positie van de vrouw en kinderen in moeilijke situaties. Ze leidde al drie zendingen in Afrika; naar Niger,Mali en Senegal. Ook is ze vertegenwoordiger van UNAIDS en helpt ze op vraag van UNICEF via haar naambekendheid.

De hertogin van Brabant is de doopmeter van prinses Alexia der Nederlanden en prinses Isabella van Denemarken.
Heerlijkheid:
Prinses, hertogin van Brabant
Kinderen van Filip en Mathilde:
1 Elisabeth van Belgie, geboren op donderdag 25 oktober 2001 in Anderlecht.
Heerlijkheid:
prinses van België
2 Gabriel van Belgie, geboren op woensdag 20 augustus 2003 in Anderlecht.
Heerlijkheid:
Prins van Belgie
3 Emmanuel van Belgie, geboren op dinsdag 4 oktober 2005 in Anderlecht.
Heerlijkheid:
Prins van Belgie
4 Eleonore van Belgie, geboren op woensdag 16 april 2008 in Anderlecht.
Heerlijkheid:
prinses van België
126 Astrid Josephine Charlotte Fabrizia Elisabeth Paola Marie van Belgie is geboren op dinsdag 5 juni 1962 in Brussel, dochter van Albert II (Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie) van Belgie (zie 124) en Paola Margherita Ruffo di Calabria.
Notitie bij Astrid: De prinses volgde trouw haar dienstplicht en is thans lid van de Medische component en treedt daarmee in de voetsporen van haar overgrootmoeder. Als dochter van het staatshoofd is ze senator van Rechtswege, ze legde de eed af op 22 november 1996. Ze was, tot de geboorte van prinses Elisabeth, tweede in lijn voor de troonopvolging. De prinses woont op het domein van Stuyvenberg in Laken, dichtbij het gelijknamige Stuyvenberg waar haar tante, koningin Fabiola, woont.

Astrid treedt op als voorzitter van het Belgische Rode Kruis, een functie die ze in 1994 van haar vader overnam. In die functie kwam ze begin maart 2007 in opspraak toen het Rode Kruis Vlaanderen haar persoonlijke assistente ontsloeg en de afdeling bekend maakte dat de prinses en haar adviseurs zich verzetten tegen de vraag naar meer autonomie voor de regio’s. Guido Kerstens, voorzitter Rode Kruis Vlaanderen stelde zijn mandaat ter beschikking.
Eind 2007 raakte bekend dat zij zich geen kandidaat meer stelt voor een nieuwe ambtstermijn als voorzitter van het Belgische Rode Kruis. Daarmee loopt haar mandaat af op 31 december 2007.

Astrid is zeer gelovig, dit blijkt onder andere uit de namen van haar kinderen; haar dochters zijn allen vernoemd naar Maria en Amedeo heeft Marie als tweede naam.

Toen bleek dat haar oom Boudewijn geen kinderen kon krijgen, werd de Salische Wet afgeschaft, die bepaalt dat enkel mannen op de troon mogen zitten. Hierdoor zakte haar broer Laurent een plaats naar beneden ten gunste van haar.
Heerlijkheid:
Prinses, Aartshertogin van Oostenrijk-Este (Prins(es) van België

Dragers van de vorstelijke titel Prins(es) van België (Frans: Prince(sse) de Belgique; Duits: Prinz(essin) von Belgien) worden voor het eerst gedefinieerd in een koninklijk besluit van 14 maart 1891 (B.S. 15 maart) als zij die "voortspruiten uit de rechtstreekse en mannelijke afstamming van wijlen Zijne Majesteit Leopold I." Het besluit stipuleert dat de voornaam van de titularis de titel voorafgaat en dat prinsessen die door huwelijk lid worden van de koninklijke familie de titel op dezelfde wijze zullen voeren na hun eigen namen en titels.

Nagenoeg honderd jaar later voorzag het koninklijk besluit van 2 december 1991 (B.S. 5 december, 2de uitgave) in een nieuwe regeling, zonder daarbij te raken aan het titelrecht van hen die onder de toepassing van het oude besluit vielen. Krachtens het nieuwe besluit komt de titel "Prins/Prinses van België" toe aan de rechtstreekse afstammelingen van Albert II, destijds Prins van Luik. Daarmee ontzegt het KB de titel aan andere rechtstreekse nakomelingen van Leopold I, maar heft het wel de kracht van de Salische wet op door "de titel van Prins of Prinses van België te verlenen [...] aan de zowel vrouwelijke als mannelijke afstamming in de rechte lijn van Z.K.H. prins Albert."

Een tweede novum geldt de breuk deze titel niet langer automatisch te verlenen aan personen die door huwelijk lid worden van de Belgische koninklijke familie. Voortaan kan aan hen de titel enkel met toepassing van art. 113 van de Grondwet (m.n. het prerogatief adeldom te verlenen) en door een bijzonder koninklijk besluit verleend worden. Zulke KB’s werden inmiddels uitgevaardigd voor alle drie de schoonkinderen van Albert II.

Afgezien van het prestige is aan de titel geen enkel voorrecht verbonden. Zijn dragers worden geacht namens het staatshoofd representatieve taken te vervullen en komen door lidmaatschap van de koninklijke familie nooit in aanmerking voor het ministerschap of ambt van staatssecretaris (art. 98 GW).

Op dit moment telt het Belgische koningshuis officieel 22 Prinsen van België.

[bewerken] Titeldragers
Hieronder volgt een lijst met de personen die de titel prins of prinses van België dragen met achter elke naam het jaartal waarin ze de titel verkregen, voor velen onder hen is dit tevens hun geboortejaar. De cursieve namen zijn de namen van personen die de titel via hun huwelijk verwerfden.

1.Albert II van België (1934)
2.Marie Christine van België (1951)
3.Marie Esmeralda van België (1956)
4.Paola Ruffo di Calabria (1959)
5.Filip van België (1960)
6.Astrid van België (1962)
7.Laurent van België (1963)
8.Amedeo van België (1991)
9.Maria Laura van België (1991)
10.Joachim van België (1991)
11.Lorenz van Oostenrijk-Este (1995)
12.Luisa Maria van België (1995)
13.Mathilde d’Udekem d’Acoz (1999)
14.Elisabeth van België (2001)
15.Claire Coombs (2003)
16.Laetitia Maria van België (2003)
17.Gabriël van België (2003)
18.Louise van België (2004)
19.Emmanuel van België (2005)
20.Nicolas van België (2005)
21.Aymeric van België (2005)
22.Eléonore van België (2008))
Astrid trouwde met Lorenz van Oostenrijk-Este. Lorenz is geboren op vrijdag 16 december 1955 in Boulogne-sur-Seine, zoon van Robert van Oostenrijk-Este en Margherita van Savoye-Aosta.
Notitie bij Lorenz: Hij verkreeg in 1995 de titel Prins van België.

Hij is de zoon van aartshertog Robert - tweede zoon van keizer Karel I - en Margherita van Savoye-Aosta. Hij studeerde aan de universiteiten van Sankt Gallen en Innsbruck en behaalde een diploma in economische en sociale wetenschappen. Daar was hij lid van de monarchistische studentenvereniging K.Ö.L. Theresiana Inssbruck im K.Ö.L..

De aartshertog verleende permanent zijn hoge bescherming aan Europæ Thesauri, en is erevoorzitter van de Koninklijke Vereniging der Historische Woonsteden en Tuinen van België.

[bewerken] Stamboom
Heerlijkheid:
Aartshertog van Oostenrijk-Este
127 Laurent Benoît Baudouin Marie van Belgie is geboren op zaterdag 19 oktober 1963 in Brussel, zoon van Albert II (Albert Felix Humbert Theodoor Christiaan Eugène Marie) van Belgie (zie 124) en Paola Margherita Ruffo di Calabria.
Notitie bij Laurent: Prins Laurent was tot de jaren 1990 (ten tijde van koning Boudewijn) derde in rij om de troon te bestijgen maar door een wetswijziging, die ervoor zorgde dat ook vrouwen troonopvolger kunnen zijn, moet hij nu zijn zus en haar kinderen voor laten gaan.

Laurent werd opgeleid aan de Koninklijke Militaire School (1983-1985) en behoort tot de 123e Promotie “Alle Wapens”. Hij is houder van de brevetten helikopterpiloot en duiker van de Marine. Bij de Zeemacht heeft hij de graad van Kapitein-ter-Zee.

Sinds 1994 is hij voorzitter van het Koninklijk Instituut voor het Duurzame Beheer van de Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (KINT). Sinds 1995 is hij voorzitter van de Stichting Prins Laurent voor het welzijn van huisdieren en wilde dieren. Sinds 1996 is hij erevoorzitter van het Nationaal Orkest van België. Sinds 31 mei 2000 is hij senator van rechtswege.

De prins werkte zich vooral in beeld als een menselijke prins met veel zin voor humor maar ook vatbaar voor depressies. Ook staat hij bekend voor zijn liefde voor dieren en snelle auto’s.

In het najaar van 2002 verloofde prins Laurent zich met Claire Coombs, met wie hij op 12 april 2003 in het huwelijk is getreden.

Op 6 februari 2004 beviel zijn vrouw van prinses Louise. Op 13 december 2005 kwamen daar twee prinsjes bij, een tweeling die de voornamen Nicolas en Aymeric dragen. Bij de persconferentie sprak hij de woorden: "Wij hebben nog geen peter, maar ik heb wel een meter" waarop hij een lintmeter uit zijn jasje haalde.

Volgens de Wet van 7 mei 2000, Art. 3bis. heeft prins Laurent vanaf 1 juli 2001 recht op een jaarlijkse dotatie van € 272.682,88; ten laste van de openbare schatkist. Dit bedrag is gekoppeld aan de index van de consumptieprijzen van juni 2001. Deze gelden dienen om de prins tegemoet te komen voor de Koninklijke Stichting Prins Laurent voor het welzijn van huisdieren en wilde dieren[1], en als voorzitter van de Raad van Bestuur van het Koninklijk Instituut voor het Duurzame Beheer van de Natuurlijke Rijkdommen en de Bevordering van Schone Technologie (KINT).[2]

Daarnaast legt de prins regelmatig bezoeken af bij initiatieven en actuele gebeurtenissen. Zo was hij op de herdenkingsdienst van Joe Van Holsbeeck in Waver samen met zijn vrouw

Prins Laurent staat algemeen bekend als een liefhebber van snelle wagens. De prins werd al meermaals betrapt op overdreven snelheid. Zo moest hij in 1987 zijn rijbewijs een tijdje inleveren wegens het begaan van snelheidsovertredingen. Eveneens werd hij voor het VTM-programma Royalty gefilmd terwijl hij zonder gordel achter het stuur zat. Een tijdlang voelde Prins Laurent zich door deze uitzending geviseerd en uitte hij openlijk kritiek op VTM-journalisten.

Er ontstond in juli 2006 opschudding toen de media meldden dat prins Laurent twee foto’s van zijn pasgeboren tweeling voor 15.000 euro wilde verkopen aan een roddelblad. Dit bericht werd later ontkend. Toch werd de prins op zijn vingers getikt door premier Verhofstadt.

Eind december 2006 ontwikkelde zich het Marineschandaal; de prins zou via aannemers onrechtstreeks geld hebben ontvangen van de aankoopdienst van de zeemacht om zijn woonst, de Villa Clémentine, in te richten en zijn dierenkliniek te voorzien van uitrusting. De in 1993 gebouwde villa te Tervuren is eigendom van de Koninklijke Schenking, die de villa ter beschikking stelt. Prins Laurent werd als getuige opgeroepen in de rechtszaal. Op 9 januari 2007 verklaarde hij in de rechtszaal dat hij wist dat het geld dat werd gebruikt om zijn villa te renoveren afkomstig was van de marine, maar zag geen enkele reden om fraude te vermoeden

In april 2007 riep de prins een boycot van persfotografen en een cameraploeg over zich af. Bij een bezoek aan een Antwerpse dierenkliniek bepaalde hij dat alleen opnames van zijn vertrek mochten worden gemaakt. Daarop stapte de pers demonstratief op
Heerlijkheid:
Prins van Belgie
Laurent trouwde, 39 jaar oud, op zaterdag 12 april 2003 met Claire Louise COOMBS, 29 jaar oud. Claire is geboren op vrijdag 18 januari 1974 in Bath (GB).
Notitie bij Claire: Coombs is de dochter van Nicholas Coombs (Wimbledon, 1938), een Brits zakenman, en zijn Belgische vrouw Nicole Mertens (Elsene, 1951). Ze woont sinds haar derde jaar in België.

Op 12 april 2003 trad Coombs in het huwelijk met prins Laurent en op 6 februari 2004 beviel zij van haar eerste kind, prinses Louise. Op 13 december 2005 schonk zij het leven aan een tweeling; twee zonen die de namen Nicolas en Aymeric dragen.

Ze spreekt vlotter Frans en Engels dan Nederlands waarvoor ze al meermaals bekritiseerd werd in de Vlaamse pers. Mede daardoor ging Coombs stage lopen bij een Antwerps bedrijf.[1][2] Ze werkte tot in 2003 als landmeter als vennote in het landmetersbureau Brône, Oldenhove & Coombs en beoefende professioneel de geodesie.
128 Josephine Charlotte Ingeborg Elisabeth Marie José Marguerite Astrid van Belgie is geboren op dinsdag 11 oktober 1927 in Brussel, dochter van Leopold Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel van Belgie en Astrid Sofia Lovisa Thyra Van Zweden (zie 123). Josephine is overleden op maandag 10 januari 2005 in Château de Fischbach, 77 jaar oud.
Notitie bij Josephine: Zij was het oudste kind van de Belgische koning Leopold III en koningin Astrid. Zij had twee jongere broers, de latere Belgische koningen Boudewijn en Albert II en ze was ook de halfzus van prins Alexander en de prinsessen Marie-Christine en Marie-Esméralda (uit het huwelijk van haar vader met Lilian Baels).
Zij groeide op in het even buiten Brussel gelegen kasteel van Stuyvenberg. In 1935 kwam haar, toen pas negenentwintigjarige moeder om bij een auto-ongeval in het Zwitserse Küssnacht am Rigi.
Ze kreeg voornamelijk privé-onderwijs. In 1944 werd ze samen met haar vader in Duitsland onder huisarrest geplaatst.
In 1953 trouwde ze met Jan van Luxemburg. In 1964 besteeg het paar de Luxemburgse troon. Zij hield zich voornamelijk bezig met sociale problematiek en de kunsten. Ze kregen samen vijf kinderen:
Op 7 oktober 2000 deed groothertog Jan troonsafstand ten voordele van hun oudste zoon, Hendrik. Josephine-Charlotte overleed op 10 januari 2005 in het kasteel Fischbach en werd op 15 januari begraven. Ze was de dochter, zus, moeder en vrouw van gekroonde hoofden van België en Luxemburg.
Heerlijkheid:
prinses van België, hertogin van Nassau, prinses van Bourbon-Parma
Josephine trouwde met Jean (Jan) Benoît Guillaume Marie Robert Louis Antoine Adolphe Marc d’Aviano van LUXEMBURG. Jean is geboren op woensdag 5 januari 1921.
Notitie bij Jean: Jan werd geboren op 5 januari 1921 op het kasteel van Colmar Berg, als oudste zoon van groothertogin Charlotte en prins Felix van Bourbon-Parma. Bij de Duitse inval in 1940 verliet hij het land met zijn ouders. Tijdens de Tweede Wereldoorlog studeerde hij rechten en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Québec en in oktober 1942 nam hij dienst bij het geallieerde leger, als officier bij de Irish Guards. In die hoedanigheid maakte hij begin september 1944 de bevrijding van Brussel mee, en overschreed hij enkele dagen later de Luxemburgse grens te Rodange. Hij kreeg verschillende militaire onderscheidingen en eretekens.

Van 1951 tot 4 mei 1961 was de prins lid van de Raad van State, daarna gedurende drie jaar ’luitenant-vertegenwoordiger’, dat wil zeggen regent, van het groothertogdom, tot hij op 12 november 1964 officieel zijn moeder opvolgde als groothertog van Luxemburg.

Op 7 oktober 2000 deed Jan troonsafstand ten voordele van zijn oudste zoon Hendrik.

Huwelijk en kinderen
Jan huwde op 9 april 1953 prinses Joséphine-Charlotte, dochter van koning Leopold III van België. Als kind al konden Joséphine-Charlotte en Jan goed met elkaar opschieten. Uit hun huwelijk werden vijf kinderen geboren:

Marie-Astrid (17 februari 1954), gehuwd met Carl Christian Habsburg-Lothringen
Hendrik (16 april 1955), groothertog, gehuwd met Maria Teresa Mestre
Jean (15 mei 1957), tweelingbroer van Margaretha, gehuwd met Hélène Suzanne Vestur / gescheiden, getrouwd met Diane de Guerre in 2009
Margaretha (15 mei 1957), tweelingzus van Jan, gehuwd met prins Nicolaas van Liechtenstein, zoon van vorst Frans Jozef II
Guillaume (1 mei 1963), gehuwd met Sibilla Sandra Weiller
Heerlijkheid:
was van 1964 tot 2000 groothertog van Luxemburg.
129 Boudewijn Albert Karel Leopold Axel Marie Gustaaf van Belgie is geboren op zondag 7 september 1930 in Brussel, zoon van Leopold Filips Karel Albert Meinrad Hubertus Maria Miguel van Belgie en Astrid Sofia Lovisa Thyra Van Zweden (zie 123). Boudewijn is overleden op zaterdag 31 juli 1993 in Playa Granada, Motril (E), 62 jaar oud.
Notitie bij Boudewijn: Jeugd
Prins Boudewijn werd geboren in het Kasteel van Stuyvenberg, bij Brussel op 7 september 1930. Hij was het tweede kind van prins Leopold III, vanaf 1934 Koning der Belgen, en prinses Astrid, geboren Prinses van Zweden. Hij werd genoemd naar prins Boudewijn de oudste zoon van prins Filips, Graaf van Vlaanderen.

Boudewijn kwam als eerste in aanmerking voor de troonopvolging. Op vijfjarige leeftijd verloor Boudewijn zijn moeder door een auto-ongeval in Küssnacht am Rigi, Zwitserland. Hij groeide op onder de vleugels van zijn zus die hij Joe noemde. Ook bij zijn grootmoeder, Prinses Ingeborg, vond hij veel liefde. De kleine prins was lid van de scouts. Hij had zijn eigen kameraadjes die speciaal voor hem naar het Kasteel van Laken kwamen. Zijn totemnaam was Trouwe Eland.
De Koningskwestie
De grondwettelijke macht van de Belgische koning ging toen nog bij erfopvolging over op het natuurlijke en wettige nakomelingschap, in rechte lijn van man op man en volgens het eerstgeboorterecht, zoals vastgelegd door de Salische Wet. Sinds 1991 geldt die wet niet meer en wordt aan de eerstgeborene, ongeacht het geslacht, de erfopvolging toegekend. Bij de troonsbestijging van zijn vader op 23 februari 1934, nam de prins de titel Hertog van Brabant aan. Deze titel is traditioneel enkel weggelegd voor de oudste zoon van de koning (de erfgenaam).

Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bracht Leopold III zijn kinderen eerst onder in Frankrijk en later in Spanje. Zelf bleef hij in België. De koning wilde in deze oorlog de rol spelen die zijn vader in de Eerste Wereldoorlog ook had. Deze omstandigheid werd echter gecompliceerd door de snelle capitulatie van België.

Ondanks aandringen van de regering bleef de koning in België. Hij liet ook zijn kinderen terugkomen. In eerste instantie was zijn beslissing vrij populair. De koning vluchtte niet, maar leefde mee met zijn volk, heette het. Toen Leopold hertrouwde, kwamen vele Belgen tot de conclusie dat de koning niet op dezelfde manier onder de bezetting gebukt ging als zij. Zijn voorstellen aan Adolf Hitler om hem zijn staatkundige rol terug te geven, zetten veel kwaad bloed.

Boudewijn en zijn familie vertrokken tegen het eind van de oorlog derhalve naar Oostenrijk. Na de val van de nazi’s verbleef de koninklijke familie in vrijwillige ballingschap in Zwitserland.

Na veel redetwisten leken de Belgen bereid hun koning weer te ontvangen. Om weerstand weg te nemen zou over de koningskwestie besloten worden door middel van een referendum. De koning won het pleit, vooral dankzij een meerderheid in Vlaanderen. Waalse arbeiders wilden zich echter niet onder het bewind van de eerste collaborateur neerleggen; stakingen en demonstraties werden georganiseerd. Er dreigde zelfs een burgeroorlog.

Prins Boudewijn studeerde inmiddels in Genève en verbreedde zijn horizon met een reis door Amerika. Na de hevige rellen in Angleur werd Leopold III tot aftreden gedwongen, en legde de prins op 11 augustus 1950 de eed af. Prins Karel zou tot de meerderjarigheid van Boudewijn als prins-regent het land blijven regeren. Op 16 juli 1951 tekende Leopold zijn troonsafstand, en een dag later droeg hij zijn macht over aan zijn zoon. De Belgen accepteerden de jonge Boudewijn als hun koning, en de spanning verdween.

Huwelijk
In 1960 trouwde Boudewijn met de Spaanse gravin Fabiola de Mora y Aragón. Hun huwelijk bleef kinderloos. Koningin Fabiola raakte tot vijfmaal toe zwanger, een eerste maal in 1961. Het nieuws werd bekend gemaakt door Paus Johannes XXIII, maar na een aantal weken eindigde de zwangerschap. Ook in 1962 en 1963 werd ze zwanger, maar telkens liep het fout af. Nadat behandelend gynaecoloog Albea kon bevestigen dat een nieuwe zwangerschap waarschijnlijk geen ernstig gezondheidsrisico zou betekenen, is koningin Fabiola nog tweemaal in verwachting geweest. Na haar laatste zwangerschap, die een buitenbaarmoederlijke bleek te zijn, gaf het echtpaar de hoop op. Het leven van koningin Fabiola zelf zou op haar leeftijd in gevaar komen bij een nieuwe poging. Beiden berustten in hun lot en beschouwden dit als een kans om "meer van alle kinderen te kunnen houden". De pijn van het kinderloos bestaan heeft mogelijk bijgedragen bij Boudewijns standpunt in verband met zijn weigering de abortuswet te tekenen.

Overlijden en mogelijke zaligverklaring
Zie De dood van koning Boudewijn voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Koning Boudewijn overleed op 31 juli 1993 in zijn buitenverblijf in Playa Granada, Motril in Spanje en werd, omdat zijn huwelijk kinderloos bleef, opgevolgd door zijn jongere broer Albert, die aldus koning Albert II der Belgen werd.

Zijn stoffelijk overschot werd te midden van zijn voorgangers bijgezet in de crypte van de Onze-Lieve-Vrouwekerk in Laken.

Tijdens de begrafenisplechtigheid besloot kardinaal Danneels zijn homilie met wat sommigen als een oproep tot zaligverklaring beschouwden van de overleden vorst[1].

De regering van Boudewijn
[bewerken] Politieke invloed
De rol van de koning in de Belgische parlementaire democratie is omschreven in de grondwet. Dit omvat onder meer het recht om te worden geïnformeerd, om te waarschuwen en het recht om te bemoedigen. Boudewijn kweet zich gedurende zijn langdurig koningschap plichtsbewust en kordaat van deze taak. Koning Boudewijn was de laatste Belgische koning die nog werkelijk politieke invloed deed gelden, onder meer bij de vorming van een nieuwe regering. Zo weigerde hij in 1977 VU- parlementariër Frans Baert, een over partij- én taalgrenzen heen gewaardeerd eminent jurist, te benoemen als federaal minister voor Justitie.[2] Ook berispte hij de Vlaamse minister-president Luc Van den Brande die vlak na de goedkeuring van het Sint-Michielsakkoord pleitte voor een volgende stap in het herschikken van het Belgisch staatsbestel: het confederalisme. Boudewijn dwong de toenmalige vice-premier Hugo Schiltz in 1988 tot een publieke verontschuldiging nadat deze zich had laten ontvallen dat België op een dag niet meer het probleem van de Vlamingen zou zijn. Boudewijn liet zijn persoonlijke opvattingen ook doorwegen bij benoemingen van staatssecretarissen bij de weigering om een staatssecretaris te benoemen zolang ze met haar vriend samenwoonde.

De staatshervorming
Tijdens de regering van Boudewijn laaiden de communautaire twisten tussen de Vlamingen en de Walen op. De problemen tussen de bevolkingsgroepen bedreigden het goed functioneren van het land. Volgens steeds meer Belgen was de omvorming van België tot een federale staat noodzakelijk en had de unitaire eenheidsstaat zijn langste tijd gehad.

Tegen de zin van de koning in ging het parlement in 1970 akkoord met een grondwetswijziging die enkele bevoegdheden decentraliseerde naar de nieuw opgerichte gemeenschappen en uitvoeringsorganen. In 1980 werden de gewesten en gemeenschappen opgericht en vastgelegd in artikel 104 quater. In 1988 en 1993 werden door grondwetswijzigingen meer bevoegdheden overgedragen aan deze gewesten. Deze laatste grondwetswijziging maakte van België een federale staat. Daar de spanningen afnamen tijdens de jaren 80 bekeerde de koning zich ook tot het federalistische gedachtegoed.

Op 21 juli 1993 sprak Boudewijn zijn lof uit over de federalisatie en spoorde hij de verschillende bevolkingsgroepen aan "in eenheid en verscheidenheid samen te leven". Deze toespraak zou zijn politieke testament worden.

Sociale bewogenheid en geloof
In het begin van zijn regering was de jonge koning zeer onzeker: de koningskwestie had Boudewijn niet onberoerd gelaten. Aanvankelijk stond hij nog onder invloed van zijn vader en stiefmoeder. Na zijn huwelijk met Fabiola, bloeide hij open.

Boudewijn en Fabiola werden zich ervan bewust dat ook sociale vraagstukken bijdroegen tot spanningen tussen de bevolkingsgroepen. In 1976 werd ter gelegenheid van de 25ste verjaardag van zijn koningschap de Koning Boudewijnstichting opgericht, met als doel het oplossen van sociale problemen. In 2008 is de Stichting Europees georiënteerd met programma’s op de Balkan, meer bepaald voor ondersteuning van slachtoffers van de mensenhandel.

Later reisde Boudewijn vaker door het land dan voorheen en liet zijn belangstelling voor het wel en wee van de bevolking blijken bij plaatselijke rampen. Ook bracht de koning de problematiek van de mensenhandel en meer in het bijzonder de vrouwenhandel op het publieke forum door zijn bezoek in 1992 aan het Antwerpse Payoke, een vluchthuis voor prostituees en slachtoffers van mensenhandel. Naderhand onderhield de koning voortdurend contact met slachtofferorganisaties. Door Boudewijns bewogenheid op dit terrein kwam er meer gericht beleid en hulpverlening op gang.

Boudewijn en Fabiola stonden bekend als gelovige mensen. Het koningspaar werd sterk beïnvloed door de charismatische beweging op aansturen van kardinaal Suenens. Volgens CD&V senator Pol Van Den Driessche hield het koningspaar een rechtlijnige visie aan in verband met morele gedragsregels.

Abortuswet
In april 1990 weigerde Boudewijn, die zich beriep op gewetensproblemen, de abortuswet te bekrachtigen. Hij verzocht vervolgens de regering om een rechtsgeldige oplossing aan te brengen voor dit probleem. De Eerste Minister Wilfried Martens redeneerde vervolgens dat de Koning zich in de "feitelijke onmogelijkheid om te regeren" bevond, zodat de voltallige regering, conform de grondwet, de wet zelf kon ondertekenen. Hiervoor werd Koning Boudewijn voor 36 uur van zijn functie ontheven.[3]

Belgisch Congo
Koning Boudewijn kreeg in de eerste tien jaar van zijn bewind veel met Belgisch Congo te maken. Aanvankelijk leek alles goed te gaan, maar al spoedig ontstonden de eerste politieke bewegingen onder de bevolking. Patrice Lumumba was de voornaamste onder de politiek activisten. Hij stond een Congo voor als eenheidsstaat, waarin geen plaats zou zijn voor tegenstellingen tussen verschillende volkeren. Hij wist zo overtuigend deze boodschap te brengen dat zijn aanhang snel groeide. De kolonisten sloeg de schrik om het hart. Na rellen in Leopoldstad in 1959 besloot België Kongo snel te dekoloniseren. De toen zogenoemde tiende Belgische provincie Belgisch Kongo werd op 30 juni 1960 omgevormd tot het onafhankelijke Congo. De communistisch georiënteerde Lumumba en andere leiders werden in het tumult na de onafhankelijkheid gevangengenomen door muitende militairen en onder onduidelijke omstandigheden vermoord, waarschijnlijk met Westerse steun. De naam van Boudewijn wordt hier ook in genoemd en waarschijnlijk is de voor de vroegere kolonisator beledigende toespraak die Lumumba gaf bij de onafhankelijkheidsplechtigheid hier niet vreemd aan.

Kritiek
Boudewijn was volgens velen een geliefd vorst, maar bij velen ook omstreden. De eerste twijfels rezen bij zijn troonsbestijging in 1951, toen sommigen de jonge koning van nauwelijks twintig jaar oud niet in staat achtten om het land te regeren na zo’n intense crisis als de Belgische Koningskwestie. Ook de vruchtbaarheidsproblemen van het koppel zijn een bron van roddelpraatjes geweest. Omwille van zijn diepreligieuze levenshouding lanceerden sommigen het beeld van een strenge en preutse Boudewijn. Maar de ergste aantijgingen werden geuit omtrent de dood van Patrice Lumumba, de eerste -radicale- premier van het pas onafhankelijke Congo, die zou vermoord zijn met medeweten of zelfs in opdracht van de koning. Deze ernstige aantijgingen zijn nooit bewezen, maar evenmin ernstig onderzocht. De religieuze gevoelens van de vorst speelden hem ook postuum parten, toen hij in zijn testament bepaalde dat de kloosterorde van de Monialen van de Monastieke Familie van Betlehem, Maria Ten-Hemel-Opgenomen en de Heilige Bruno een gedeelte van het koninklijk domein in Opgrimbie mocht gebruiken om er een klooster te bouwen, hoewel dit niet kon volgens de bestemming die dit gebied gekregen had op het gewestplan. In 1994 lokte het verlenen van de bouwvergunning voor dit klooster door de hoogste magistraat van de Dienst Stedenbouw hevig protest uit vanuit groene, later ook uit vrijzinnige en Vlaams-nationalistische hoek. Openlijke politieke weerstand ondervond hij tijdens zijn leven enkel over de abortuskwestie.

Nalatenschap en politieke erfenis
Zonder afbreuk te doen aan de kwaliteiten van koning Boudewijn oogt zijn politieke erfenis eerder karig. De verdere desintegratie van België heeft hij niet kunnen verhinderen. De relatie met Zaïre die de koning van groot belang achtte, vertroebelde en het kwam tot een openlijke breuk met het regime van president Mobutu. De in geloofszaken zeer rechtlijnige en vasthoudende koning moest toezien dat het katholieke geloof aan publiek belang inboette en niet meer als moreel richtsnoer diende voor vele Belgen. Boudewijn vormde achteraf gezien de schakel tussen zijn autoritair optredende vader Leopold III en de meer protocollaire invulling van het koningschap door zijn broer-opvolger koning Albert II.


Wetenswaardigheden
Koning Boudewijn eindigde in 2005 op nr. 2 in de Waalse versie van de verkiezing van De Grootste Belg en in de Vlaamse versie op nr. 16.
In de vroege stripalbums van Urbanus had Boudewijn vaak een rolletje. Hij werd er steevast voorgesteld met brede grijnsglimlach en in militair uniform, korte broek en met een veel te grote generaalspet. In het album De geboorte van Urbanus wordt hij zelf dooppeter van Vlaanderens populairste komiek.
Ook in de stripalbums Het Lodderhoofd (1960-1961) en ’De Man van Europa (1990) van Nero door Marc Sleen heeft hij een klein optreden.
Tijdens de jaren 80 en 90 imiteerde Kurt Van Eeghem koning Boudewijn vaak in sketches op de BRT.
Koning Boudewijn werd ook opgevoerd in de satirische strip Pest in ’t Paleis (1983) door Guido van Meir en Jan Bosschaert als Boudewijn met de IJzeren Rug, een verwijzing naar de rugklachten van de vorst en de middeleeuwse graaf Boudewijn met de IJzeren Arm.
Het nationale voetbalstadion van België (voorheen het Heizelstadion) werd na een grondige renovatie in 1995 hernoemd tot het Koning Boudewijnstadion.
Midden jaren 90 kreeg hij postuum een wassen beeld te Madame Tussauds in Londen. Hij is de enige Belg die er een beeld heeft.
Boudewijn sprak de wereldberoemde woorden: Het duurt twintig jaar of meer om een man te maken; het duurt slechts twintig seconden om een man te breken.* Boudewijn kreeg de bijnaam aalmoezenier-generaal en ’vader overste.
De oude traditie wil dat de vorst peter is van de zevende jongen in een gezin; de vorst had verscheidene petekinderen maar zijn bekendste is ongetwijfeld auteur Bart Moeyaert.
Johan Anthierens, een overtuigd antimonarchist, schreef ooit een boek vol scherpe satirische essays en cartoons tegen koning Boudewijn en het Belgisch hof: Brief aan een postzegel: Kritisch Koningsboek (1990). Het werk omvatte onder meer bijdragen van Herman Brusselmans, Gal, Zak, Erik Meynen, Benoît en Jan Bosschaert. In 1993 schreef hij nog een boek rond de toen recent gestorven vorst: Tricolore Tranen: Boudewijn en het augustusverdriet.
Heerlijkheid:
Hertog van Brabant (1934-1950), Graaf van Henegouwen (1930-1934), Prins van België, regeerde in de periode 1950-1951 als koninklijk prins en van 1951 tot 1993 als Koning der Belgen
Boudewijn trouwde, 30 jaar oud, op donderdag 15 december 1960 in Brussel (burgerlijk in de Troonzaal van het koninklijk paleis, kerkelijk in de Sint-Michielskathedraal) met Fabiola Fernanda María de las Victorias Antonia Adelaida de Mora y Aragón, 32 jaar oud. Fabiola is geboren op maandag 11 juni 1928 in Madrid (E), dochter van Gonzalo de Mora y Fernández Riera del Olmo en Blanca de Aragón y Carrillo de Albornóz Barroeta-Aldamar y Elio.
Notitie bij Fabiola: is een Spaanse edelvrouw, kinderboekenschrijfster en verpleegkundige. Ze stond na haar huwelijk in 1960 bekend als Fabiola, Koningin der Belgen. De titel koningin behield ze na het overlijden van haar man koning Boudewijn I in 1993. Om een onderscheid te maken met haar schoonzus, de Koningin der Belgen, wordt ze sindsdien als Fabiola, Koningin van België aangeduid.

Afkomst
Fabiola werd geboren in de Spaanse hoofdstad Madrid in 1928, minder dan drie jaar voordat de Tweede Spaanse Republiek werd uitgeroepen. Ze was de derde dochter van de in totaal zeven kinderen van Don Gonzalo de Mora y Fernández Riera del Olmo, markies van Casa Riera en graaf van Mora (1887-1957) en zijn vrouw Doña Blanca de Aragón y Carrillo de Albornóz Barroeta-Aldamar y Elio (1892-1981). Via haar moeder stamt ze af van de graven van Elio, Johan II van Aragón en Beatrice van Portugal; daarmee behoort ze tot de Spaanse bloedadel. Haar doopmeter was koningin Victoria Eugenia. Haar familie onderhield goede banden met de toenmalige Spaanse dictator Franco, aan wie ze later als koningin met Boudewijn verschillende keren controversiële bezoeken bracht.

Haar broer Jaime de Mora y Aragón was bekend als Spaans acteur en playboy - een schrille tegenstelling met zijn vroom katholieke zuster. Fabiola heeft geprobeerd om in het klooster te gaan, maar veranderde van mening na haar ontmoeting met Boudewijn, die haar meenam naar België. Van mevrouw Franco kreeg ze het fameuze kroondiadeem als huwelijksgeschenk. Als koningin verborg ze haar Spaanse herkomst niet. Zo verscheen ze met een witte mantilla op een pauselijke audiëntie. Fabiola bezat samen met haar echtgenoot de villa Astrida (genoemd naar haar schoonmoeder Koningin Astrid) te Motril in Spanje, waar ze jaarlijks verbleven. Tijdens een van die vakanties overleed koning Boudewijn.

[bewerken] Sprookjes
Fabiola was verpleegster en schrijfster van kinderverhalen. Ze staat bekend om haar sociale betrokkenheid. De ontdekkingsreiziger Guido Derom noemde in 1961 een net ontdekte Antarctische bergketen naar haar. Ter gelegenheid van de vijftiende verjaardag van attractiepark De Efteling werd de attractie De Indische Waterlelies gebouwd, een uitbeelding van een van de twaalf sprookjes uit de bundel Los doce Cuentos maravillosos (vertaald als De twaalf wonderlijke sprookjes van Koningin Fabiola en uitgegeven bij Desclée de Brouwer met illustraties van Lia Timmermans in 1961), die Fabiola in het Spaans schreef in 1955, vijf jaar voor ze huwde met de Belgische koning Boudewijn.

[bewerken] Koningin der Belgen
[bewerken] Huwelijk

Fabiola tijdens een staatsbezoek aan Duitsland 1971, hier in KeulenZe leert Boudewijn kennen na bemiddeling van hulpbisschop Suenens. Beiden zijn diepgelovig en hun eerste ontmoeting vindt plaats in Lourdes. Het hof kondigt op 16 september 1960 officieel de verloving van gravin Fabiola met Koning Boudewijn. Fabiola en Boudewijn trouwden in Brussel (burgerlijk in de Troonzaal van het koninklijk paleis, kerkelijk in de Sint-Michielskathedraal) op 15 december 1960. Haar getuigen waren : de Markies van Casa Riera (broer), Graaf Alejandro de Mora en de Graaf van Barcelona. Johannes XXIII stuurt Kardinaal Siri als pontificaal gezant die de persoonlijke gelukwensen en een bijzondere apostolische zegen overmaakt aan het vorstenpaar, Mgr. Forni leest een boodschap voor. Kardinaal Van Roey zegent het huwelijk in.

Tijdens de huwelijksplechtigheid droeg Fabiola de diadeem der Tien Provinciën die haar schoonmoeder Koningin Astrid na haar huwelijk met de toekomstige koning Leopold III op 25 februari 1927 ontvangen had als geschenk van het Belgische volk (door nationale intekening). Haar witte huwelijksjapon werd ontworpen door Cristobal Balenciaga.

Gravin Fabiola de Mora y Aragón kreeg door haar huwelijk de titel Koningin der Belgen. Ze is nooit hertogin van Brabant of Prinses van België geweest.

Fabiola ging al gauw met een grove borstel door de koninklijke huishouding in Laken. Ook in het Belvédère wilde ze eens huis houden, maar stootte ze op haar schoonzus. Koningin Fabiola en koning Boudewijn bleven kinderloos. Ze raakte tot vijfmaal toe zwanger, een eerste maal in 1961. Het nieuws werd bekend gemaakt door Paus Johannes XXIII, maar na een aantal weken eindigde de zwangerschap. Ook in 1962 en 1963 werd ze zwanger, maar telkens liep het fout af. Nadat behandelend gynaecoloog Albea kon bevestigen dat een nieuwe zwangerschap waarschijnlijk geen ernstig gezondheidsrisico zou betekenen, is koningin Fabiola nog tweemaal in verwachting geweest. Na haar laatste zwangerschap, die een buitenbaarmoederlijke bleek te zijn, gaf het echtpaar de hoop op. Het leven van koningin Fabiola zelf zou op haar leeftijd in gevaar komen bij een nieuwe poging. Beiden berustten in hun lot en beschouwden dit als een kans om "meer van alle kinderen te kunnen houden". De pijn van het kinderloos bestaan heeft mogelijk bijgedragen bij Boudewijns standpunt met betrekking tot zijn weigering de abortuswet te tekenen.

Koningin-weduwe
Na het overlijden van haar echtgenoot in 1993 trok ze zich vrijwel terug uit het publieke leven. Fabiola woont sindsdien op het Kasteel van Stuyvenberg. Ze blijft wel trouw bezig met een aantal zaken: ze is nog steeds actief in de Koning Boudewijnstichting en volgt de Koningin Elisabethwedstrijd actief. Jaarlijks wordt er de eerste prijs, die haar naam draagt, uitgereikt. Ook haar fonds is nog steeds actief, en is ze altijd bij grote officiële activiteiten aanwezig. Ook heeft ze nog steeds andere activiteiten, soms in het buitenland; zo verscheen ze op het Festival Internacional de Música Sacra Rey Balduino en verleende ze haar bescherming aan het EMF[1].

Doodsbedreiging
Op 16 mei 2009 werd er bij de Belgische krant La Dernière Heure een brief afgeleverd waarin door een onbekende groep gedreigd werd een aanslag te plegen op het leven van de koningin. De koningin zou volgens deze brief gedood worden met een kruisboog op 21 juli, de Belgische nationale feestdag, tijdens het defilé.[2][3] Een aanslag werd niet gepleegd; wel waren er maatregelen genomen die haar veiligheid moesten garanderen.[4] Op het einde zwaaide de vorstin naar het publiek met een appel, waarmee ze naar Willem Tell verwees.

Begin 2010 werd er opnieuw een dreigbrief ontvangen.[5][6] Op de Belgische nationale feestdag, 21 juli, zou de koningin wederom slachtoffer kunnen worden van een aanslag op haar leven. De veiligheidsdiensten hebben Fabiola gevraagd niet te provoceren en geen grapjes meer uit te halen (zoals vorig jaar, toen ze met een appel zwaaide).[7]

Gezondheid
Medio januari 2009 werd de koningin enige tijd in het ziekenhuis opgenomen voor een longaandoening en een infectie van de luchtwegen nadat zij enkele dagen eerder een schildklieroperatie had ondergaan. Haar gezondheidstoestand was ernstig, [8] en daarbij leed zij zichtbaar aan artrose en reuma.[9] Ze kon na enige tijd evenwel het ziekenhuis weer verlaten.

Er zijn verschillende ziekenhuizen naar Fabiola vernoemd, onder meer een kinderziekenhuis en een privékliniek in Spanje.
Heerlijkheid:
gravin de Mora y Aragón, Koningin der Belgen tot 1993
130 Dagmar van Denemarken is geboren op vrijdag 23 mei 1890, dochter van Frederik VIII van Denemarken en Louise Van Zweden (zie 94). Dagmar is overleden op woensdag 11 oktober 1961, 71 jaar oud. Dagmar trouwde, 32 jaar oud, op donderdag 23 november 1922 met Jørgen Castenskiold, 28 jaar oud.
Notitie bij het huwelijk van Dagmar en Jørgen: Ze werd genoemd naar haar tante prinses Dagmar, die na haar huwelijk met tsaar Alexander III de naam Maria Fjodorovna had aangenomen
Jørgen is geboren op donderdag 30 november 1893. Jørgen is overleden op dinsdag 21 november 1978, 84 jaar oud.
Kinderen van Dagmar en Jørgen:
1 Carl Frederik Anton Jørgen Castenskiold, geboren op dinsdag 13 november 1923. Carl is overleden op vrijdag 14 april 2006, 82 jaar oud.
2 Christian Ludwig Gustav Fritz Castenskiold, geboren op zaterdag 10 juli 1926.
3 Jørgen Frederik Aage Erik Helge Castenskiold, geboren op vrijdag 16 maart 1928. Jørgen is overleden op maandag 4 mei 1964, 36 jaar oud.
4 Dagmar Castenskiold, geboren op donderdag 11 september 1930.
131 Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria Marie van Oranje-Nassau is geboren op maandag 5 juli 1841 in Huize de Paauw, Wassenaar, dochter van Willem Frederik Karel van Oranje-Nassau (zie 92) en Louise Augusta Wilhelmina Amalia van Pruisen. Wilhelmina is overleden op woensdag 22 juni 1910 in Neuwied, 68 jaar oud.
Notitie bij Wilhelmina: Prinses Marie kampte al op jeugdige leeftijd met gehoorproblemen en was - net als haar 13 jaar oudere zuster Louise - geen schoonheid. Haar ouders hoopten haar uit te huwelijken aan de latere Britse koning Eduard VII. Eduards moeder, koningin Victoria, aanvankelijk een voorstander van een dergelijke verbintenis, blies het plan af nadat ze bij een ontmoeting had gezien hoe lelijk de prinses was. Wel hebben tijdgenoten haar innemende en tegelijk vorstelijke houding geprezen.

Op 18 juli 1871 - Marie was op dat moment ’al’ 30 jaar - trouwde de prinses met prins Wilhelm Adolf van Wied. Het paar kreeg zes kinderen, waaronder Wilhelm, in 1914 kortstondig vorst van Albanië. Marie en Wilhelm woonden afwisselend in Duitsland, op het familieslot Neuwied in het Rijnland en op Huize De Paauw in Wassenaar, dat Marie van haar vader geërfd had. Het vroegere Paviljoen Von Wied in Scheveningen behoorde eveneens tot hun bezittingen.

In de jeugd van prinses Marie was sprake van een uitgebreide Oranje-familie en leek de toekomst van de dynastie verzekerd. Tegen het eind van haar leven was de familie flink uitgedund. Prinses Marie zag daarom in de Nederlandse troonopvolging een rol voor haar familie weggelegd. Bij de hernieuwe vaststelling van wapens en vlaggen van het Koninklijk Huis in 1907 werd ook een specifieke paragraaf gewijd aan de prinses-weduwe Von Wied. Bij het overlijden van de prinses in 1910 was de toekomst van het Huis van Oranje echter verzekerd door prinses Juliana, die op dat moment één jaar oud was. Prinses Marie had op dat moment haar Nederlandse bezit al afgestoten.
Titel:
Prinses der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau
Wilhelmina trouwde, 30 jaar oud, op dinsdag 18 juli 1871 in Wassenaar met Wilhelm Adolf van Wied, 25 jaar oud. Wilhelm is geboren op vrijdag 22 augustus 1845. Wilhelm is overleden op dinsdag 22 oktober 1907, 62 jaar oud.
Notitie bij Wilhelm: Wilhelm was de eerste zoon en het tweede kind van Hermann zu Wied en Marie van Nassau-Weilburg, dochter van Willem van Nassau. Hij werd generaal van de Pruisische artillerie en later voorzitter van het Pruisische Herrenhaus.

Op 18 juli 1871 huwde hij te Wassenaar met prinses Marie, een dochter van prins Frederik, de tweede zoon van Willem I. Frederik was niet erg blij met dit huwelijk, omdat Marie eerst huwelijkskandidaat van de Prins van Wales, de latere Eduard VII, was geweest.

Wilhelm leidde met Marie een gelukkig leven, verbleef vaak in Nederland en toonde veel belangstelling voor Nederlandse zaken. Hij en zijn vrouw hadden in Scheveningen het Paviljoen Von Wied als hun pied-à-terre in Den Haag.

Marie bleef gerechtigd tot de Nederlandse troon, en dat was eind 19e eeuw geen formaliteit. Het Huis Oranje-Nassau dreigde uit te sterven. Na de ziekelijke prins Alexander kwam de zoon van prinses Sophie der Nederlanden in aanmerking, maar die wilde zijn opvolging in Saksen-Weimar-Eisenach niet opgeven. Als derde in de lijn van opvolging kwam Marie zu Wied. Deze kwestie werd opgelost door de geboorte van Prinses Wilhelmina.

Toen duidelijk werd dat in Nederland na de dood van Willem III zijn dochter Wilhelmina als kind op de troon zou komen, zagen sommigen in Wilhelm een geschikt regent. Uiteindelijk verkoos men toch Wilhelmina’s moeder Emma.

Toen Koningin Wilhelmina in 1902 ernstig ziek werd, ze kreeg buiktyfus, speculeerden de kranten opnieuw over de ’Duitse pretendenten’. Daartoe behoorden ook de zoons zu Wied. Dit werd aangepast in de grondwetswijziging van 1922, waardoor alleen nakomelingen van Koningin Wilhelmina in Nederland op de troon kunnen komen.
Titel:
vijfde vorst van Wied
Kinderen van Wilhelmina en Wilhelm:
1 Friedrich Wilhelm Hermann Otto Karl VI van Wied, geboren op donderdag 27 juni 1872 in Neuwied. Volgt 132.
2 Alexander Hermann van Wied, geboren in 1874. Alexander is overleden in 1877, 2 of 3 jaar oud.
3 Wilhelm Friedrich Heinrich van Wied, geboren op zondag 26 maart 1876 in Neuwied. Volgt 135.
4 Wilhelm Friedrich Adolf Hermann Viktor van Wied, geboren op vrijdag 7 december 1877. Volgt 137.
5 Wilhelmine Friederike Augusta Alexandrine Marie Elisabeth Luise van Wied, geboren op zondag 24 oktober 1880. Wilhelmine is overleden op zondag 29 augustus 1965, 84 jaar oud.
6 Elisabeth van Wied, geboren op zondag 28 januari 1883. Elisabeth is overleden op maandag 14 november 1938, 55 jaar oud.
132 Friedrich Wilhelm Hermann Otto Karl VI van Wied is geboren op donderdag 27 juni 1872 in Neuwied, zoon van Wilhelm Adolf van Wied en Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria Marie van Oranje-Nassau (zie 131). Friedrich is overleden op maandag 18 juni 1945, 72 jaar oud.
Titel:
6e vorst van Wied
Friedrich trouwde, 26 jaar oud, op zaterdag 29 oktober 1898 in Stuttgart met Pauline Olga Helene Emma van Württemberg, 20 jaar oud. Pauline is geboren op woensdag 19 december 1877 in Stuttgart, dochter van Willem II van Württemberg en Georgina Henriëtte Maria van Waldeck-Pyrmont. Pauline is overleden op vrijdag 7 mei 1965, 87 jaar oud.
Notitie bij Pauline: Zij was een van de oudste van de drie kinderen (en de enige die de wieg zou overleven) van koning Willem II en diens vrouw Maria van Waldeck-Pyrmont. Zij was een nichtje van de Nederlandse koningin Emma.
Kinderen van Friedrich en Pauline:
1 Herman Willem van Wied, geboren in 1899. Volgt 133.
2 Dietrich Willem van Wied, geboren in 1901. Volgt 134.
133 Herman Willem van Wied is geboren in 1899, zoon van Friedrich Wilhelm Hermann Otto Karl VI van Wied (zie 132) en Pauline Olga Helene Emma van Württemberg. Herman is overleden in 1941, 41 of 42 jaar oud. Herman trouwde met Maria Antonia tot Stolberg-Wernigerode. Maria is geboren in 1909. Maria is overleden in 2003, 93 of 94 jaar oud.
134 Dietrich Willem van Wied is geboren in 1901, zoon van Friedrich Wilhelm Hermann Otto Karl VI van Wied (zie 132) en Pauline Olga Helene Emma van Württemberg. Dietrich is overleden in 1976, 74 of 75 jaar oud. Dietrich trouwde met Antoinette-Julia Marie Ethel Amerika Thyra Gustava. Antoinette-Julia is geboren in 1902. Antoinette-Julia is overleden in 1988, 85 of 86 jaar oud.
135 Wilhelm Friedrich Heinrich van Wied is geboren op zondag 26 maart 1876 in Neuwied, zoon van Wilhelm Adolf van Wied en Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria Marie van Oranje-Nassau (zie 131). Wilhelm is overleden op woensdag 18 april 1945 in Predeal, Roemenië, 69 jaar oud.
Notitie bij Wilhelm: Wilhelm was een jongere zoon van vorst Wilhelm Adolph Maximilian Carl zu Wied en prinses Marie der Nederlanden, een nicht van koning Willem III. Hij diende eerst als officier in het Garde du Corps en werd vervolgens als ritmeester naar Potsdam overgeplaatst. In 1913 werd hij tot vorst van Albanië gekozen.

Een coalitie van de grootmachten Oostenrijk-Hongarije, Rusland, Frankrijk en Duitsland erkende op 29 juli 1913 de onafhankelijkheid van Albanië van het Ottomaanse Rijk als zelfstandig vorstendom. Men koos tenslotte Wilhelm zu Wied, die was voorgedragen door de Roemeense koningin Elisabeth (een geboren prinses zu Wied), de echtgenote van koning Carol I. Deze Duitse prins behoorde niet tot een van de landen die interesse in Albanië hadden (Oostenrijk, Italië, Servië), had vorstelijke familierelaties, lag bij niemand slecht en zou als protestant een neutrale positie innemen tussen zijn overwegend Grieks-orthodoxe, rooms-katholieke en islamitische onderdanen. Wilhelm stemde na lang aarzelen en onderhandelen toe. Zijn oom Carol had hem desgevraagd gezegd: "Veel kans heb je niet, maar je kunt slechts één keer sterven." Een achttienkoppige delegatie uit Albanië bood hem op 21 februari 1914 de Albanese kroon aan.

Wilhelm betrad op 7 maart 1914 samen met zijn vrouw Sophie van Schönburg-Waldenburg en zijn twee kinderen in Durrës voor het eerst Albanese bodem, enthousiast door het volk begroet. Hij trof een zeer arm land aan dat niet over een noemenswaardige infrastructuur en administratie beschikte. Zijn "paleis", voor Albanese begrippen luxueus, was een gebouw van twee verdiepingen met een aantal kamers rond een binnenhof midden in de stad. Een Nederlandse delegatie - Nederland was een neutraal land en Wilhelm bovendien een achterneef van koningin Wilhelmina - onder leiding van generaal-majoor Willem de Veer en majoor Lodewijk Thomson trachtte een plaatselijke gendarmerie te vormen.

De onervaren Wilhelm wist vrijwel niets van zijn land en de lokale verhoudingen en was daarom volkomen op zijn adviseurs aangewezen. Hij slaagde er niet in bij het volk en de lokale machthebbers aanzien te winnen en het land verviel al snel tot anarchie. Lokale leiders probeerden opgehitst door de voormalige minister van Binnenlandse Zaken en Oorlog Essad Pasha de macht te grijpen terwijl in het zuiden de Grieken invloed trachtten te verkrijgen en moslims uit Midden-Albanië de hoofdstad aanvielen. Na het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog lieten de grootmachten hem in de steek. De beloofde gelden bleven uit en Italië, dat zijn oog op Albanië had laten vallen, intrigeerde. Wilhelm verliet zijn land op 3 september 1914. Veel verwijten werden hem hierom niet gemaakt. De latere premier Fan Noli oordeelde dat Wilhelm slechts kon worden bekritiseerd omdat hij geen wonder had weten te bewerkstelligen.

Wilhelm keerde terug naar Duitsland, nam weer dienst als officier in het Duitse leger, maar trok zich in april 1918 terug. Na de oorlog trachtte hij weer op de troon te komen. Vergeefs, want als Duits militair werd hij door Frankrijk niet meer aanvaardbaar geacht. Hij bleef de rest van zijn leven echter de titel vorst van Albanië voeren en werd door de Almanach de Gotha als zodanig erkend. Hij verhuisde in 1925 naar Roemenië, waar hij in 1945 stierf.

Wilhelm werd door zijn ouders gezien als de ideale huwelijkskandidaat voor koningin Wilhelmina. Koningin Emma zag evenwel niets in deze verbintenis omdat een prins van Wied, zoon van een niet-regerend vorst, haar te min was. Emma had zich zelfs openlijk negatief uitgelaten over het huwelijk van Wilhelms oudere broer Frederik zu Wied met haar nichtje Pauline van Württemberg, die een nichtje van was koningin Emma en bovendien ook de dochter van een regerende koning. Wilhelm huwde op 30 november 1906 prinses Sophie van Schönburg-Waldenburg.
Titel:
van 21 februari tot 3 september 1914 soeverein vorst van Albanië.
Wilhelm trouwde met Sophie van Schönburg-Waldenburg. Sophie is geboren op donderdag 21 mei 1885 in Potsdam. Sophie is overleden op woensdag 3 februari 1937 in Fântânele, Roemenië, 51 jaar oud.
Notitie bij Sophie: Zij was de dochter van erfprins Victor van Schönburg-Waldenburg en Lucia van Sayn-Wittgenstein-Berleburg. Zelf trouwde ze op 20 november 1906 met prins Wilhelm zu Wied, tweede zoon van vorst Wilhelm Adolf van Wied en prinses Marie der Nederlanden. Hij was eerst in beeld geweest als echtgenoot van de Nederlandse koningin Wilhelmina, maar deze verbintenis was gestuit op verzet van koningin Emma.

Haar man zou in 1913 worden gekozen tot vorst van Albanië. Tussen maart en september van 1914 verbleef het gezin daadwerkelijk in Albanië, maar Wilhelm slaagde er niet in om het hem - totaal - onbekende volk voor zich te winnen.
Kinderen van Wilhelm en Sophie:
1 Marie Eleonore van Wied, geboren in 1909. Marie is overleden in 1956, 46 of 47 jaar oud.
2 Karel Victor Willem Frederik Ernst Günther van Wied, geboren op maandag 19 mei 1913 in Potsdam. Volgt 136.
136 Karel Victor Willem Frederik Ernst Günther van Wied is geboren op maandag 19 mei 1913 in Potsdam, zoon van Wilhelm Friedrich Heinrich van Wied (zie 135) en Sophie van Schönburg-Waldenburg. Karel is overleden op zaterdag 8 december 1973 in München, 60 jaar oud.
Notitie bij Karel: was een Duitse prins uit het Huis Wied.

Hij was de jongste zoon van Wilhelm zu Wied en Sophie van Schönburg-Waldenburg en een kleinzoon van de Nederlandse prinses Marie. Kort na zijn geboorte werd zijn vader gekozen tot vorst van Albanië. Een jaar later verhuisde het gezin daadwerkelijk naar hun nieuwe land, waar ze het - onbekend met volk en cultuur - maar een half jaar uithielden. Niettemin gold Karel Victo korte tijd als erfprins van Albanië.

Hij trouwde in 1966 met de Amerikaanse Eileen Johnston met wie hij geen kinderen kreeg. Zeven jaar na zijn huwelijk overleed hij in München, waarna zijn lichaam werd bijgezet in Neuwied.
Karel trouwde met Eileen Johnston. Eileen is geboren in U.S.A.. Eileen is overleden.
137 Wilhelm Friedrich Adolf Hermann Viktor van Wied is geboren op vrijdag 7 december 1877, zoon van Wilhelm Adolf van Wied en Wilhelmina Frederika Anna Elisabeth Maria Marie van Oranje-Nassau (zie 131). Wilhelm is overleden op vrijdag 1 maart 1946, 68 jaar oud.
Notitie bij Wilhelm: Victor Prins van Wied was medewerker op de Duitse Ambassade in Stockholm van 1919 tot 1922 en vanaf 15 december 1933 tot 1943 afgezant van het Duitse Rijk in Zweden.

Victor zu Wieds relatie met het Zweedse koningshuis was als volgt: zijn moeder was de jongste zuster van Prinses Louise (echtgenote van de Zweedese koning Karel XV van Zweden) en zijn grootmoeder, Prinses Marie von Nassau-Weilburg, was een oudere halfzus van Sophia Wilhelmina Marianne Henriette (echtgenote van de Zweedse Koning Oscar II van Zweden)
Wilhelm trouwde, 34 of 35 jaar oud, in 1912 met Gisela Klementine Christophora Karola van Solms-Wildenfels (1891-1976. Gisela is overleden.
Kinderen van Wilhelm en Gisela:
1 Marie Elisabeth Charlotte Sophie Anna Pauline Luise Solveig zu Wied, geboren op vrijdag 14 maart 1913. Marie is overleden op zaterdag 30 maart 1985, 72 jaar oud.
2 Benigna Benigna Viktoria Ingeborg Anna Wilhelmine van Wied, geboren op dinsdag 23 juli 1918. Volgt 138.
138 Benigna Benigna Viktoria Ingeborg Anna Wilhelmine van Wied is geboren op dinsdag 23 juli 1918, dochter van Wilhelm Friedrich Adolf Hermann Viktor van Wied (zie 137) en Gisela Klementine Christophora Karola van Solms-Wildenfels (1891-1976. Benigna is overleden op zondag 16 januari 1972, 53 jaar oud. Benigna trouwde met Ernst Hartmann Schlotheim. Ernst is geboren in 1914. Ernst is overleden in 1952, 37 of 38 jaar oud.
139 Wilhelmina Frederica Louisa Charlotte Marianne der Nederlanden is geboren op woensdag 9 mei 1810 in Berlijn, dochter van Willem Frederik van Oranje-Nassau der Nederlanden (zie 72) en Frederica Louisa Wilhelmina ( Zij werd ook wel Mimi genoemd) van Pruisen. Wilhelmina is overleden op dinsdag 29 mei 1883 in Schloss Reinhartshausen, Erbach im Rheingau, 73 jaar oud.
Notitie bij Wilhelmina: Ze werd in 1810 gedoopt in Berlijn. Een van haar peetooms was haar broer Willem II. In 1828 verloofde zij zich met Gustaaf van Holstein-Gottorp, de zoon van de Zweedse ex-koning Gustaaf IV Adolf, maar onder politieke druk moest zij deze verloving verbreken. Een nieuwe verbintenis met Pruisen werd nuttiger geacht en dus trouwde ze in 1830 met haar neef Albert van Pruisen, de jongere broer van de latere keizer Wilhelm I.

Het huwelijk tussen Marianne en Albert was slecht. In 1845 verliet Marianne haar man en Berlijn om zich in Voorburg te vestigen. Hier leefde ze openlijk samen met haar koetsier, Johannes van Rossum, van wie ze in 1849, even na haar officiële scheiding van Albert, een zoon kreeg.

Daarop verbrak het Oranjehuis alle contacten met haar, en werd haar de toegang tot Pruisen, en dus feitelijk tot haar kinderen, ontzegd. Deze kwamen echter in 1849 per trein naar Nederland. Marianne werd na haar dood bijgezet in het graf van Van Rossum, in het Duitse Reinhartshausen in de Rheingau.

Prinses Marianne heeft in de tijd dat zij in Duitsland woonde, in de buurt van Wroclaw (Breslau), veel voor de streek betekend. Zij heeft veel geïnvesteerd in de aanleg van wegen en de (glas)industrie. In Stronie Slaskie (Seitenberg) staat nu nog de Violetta glasfabriek, waarvan zij de oprichting mogelijk heeft gemaakt. In Ladek Zdrój (Bad Landeck) staat nog een monumentje ter herinnering aan haar inbreng in de aanleg van een belangrijke ontsluitingsweg in het gebied. Helaas is de tekst op dit monumentje ten tijde van de Russische overheersing weggeslepen. Vanaf augustus 2006 zijn pogingen ondernomen om tot herstel van de plaquette te komen. Op 24 juni 2010 is het gerestaureerde monumentje onthuld, mede dankzij financiële bijdragen van de Rotaryclub Goeree-Overflakkee en de gemeente Goedereede

Prinses Marianne was ook een componiste. Zij componeerde in 1836 een Parademars. Dit is een typische cavalerie-mars. In Pruisen bestond er een verzameling van marsen voor het leger, de Preußische Armeemarsch-Sammlung. Deze bestond uit drie onderdelen. Het 1e deel bestond uit langzame marsen voor de Infanterie en presenteermarsen voor de voettroepen, het 2e deel uit Geschwindmärsche für die Infanterie en de parademarsen voor de voettroepen. In het 3e deel waren de marsen van de cavalerie opgenomen. Omdat de mars die Prinses Marianne had gecomponeerd, een cavalerie-mars is, behoorde hij eigenlijk tot het 3e deel, maar hij werd als Armeemarsch I, 21 (kort: AM I, 21) in het 1e deel ondergebracht.

Ook haar dochter Charlotte van Pruisen (1831-1855) en haar zoon, de Pruisische veldmaarschalk Albert van Pruisen (1837-1906), alsmede haar kleindochter Prinses Maria Elisabeth van Saksen-Meiningen (1853-1923) hebben verschillende bijdragen aan deze verzameling geleverd en marsen gecomponeerd.

Voor de Oude Kerk van Voorburg, staat een klein standbeeld van de prinses. Het Marianneviaduct in deze plaats is naar haar genoemd.
In de eerder genoemde Oude Kerk is in 1878 door de orgelbouwer Bätz-Witte een fraai kerkorgel gebouwd. De prinses (die in deze kerk regelmatig ter kerke ging) zou zich naar verluidt bijzonder geërgerd hebben aan de slechte kwaliteit van het orgel dat destijds in de kerk aanwezig was. Op haar initiatief en door een van haar afkomstige financiële bijdrage werd de bouw van het nieuwe (huidige) orgel mogelijk. Het orgel heet daarom nog altijd Marianne-orgel.
Titel:
Prinses der Nederlanden, Prinses van Pruisen, Prinses van Oranje-Nassau
Wilhelmina trouwde, 19 of 20 jaar oud, in 1830 met Frederik Hendrik Albert (of Albrecht) van Pruisen, 20 of 21 jaar oud. Frederik is geboren op woensdag 4 oktober 1809 in Koningsbergen, zoon van Frederik Willem III van Pruisen en Louise Augusta Wilhelmina Amalia van Mecklenburg-Strelitz. Frederik is overleden op maandag 14 oktober 1872 in Berlijn, 63 jaar oud.
Notitie bij Frederik: Hij nam in 1819 als luitenant dienst in het Pruisische leger, werd in 1852 generaal der cavalerie, een legeronderdeel dat zijn bijzondere interesse had, en in 1865 inspecteur-generaal. Hij voerde in de Pruisisch-Oostenrijkse Oorlog het bevel over een cavaleriekorps en nam deel aan de veldslagen bij Münchengrätz, Gitschin en Königgrätz.

In de Frans-Duitse Oorlog voerde hij het commando over de vierde cavaleriedivisie van het derde leger en trok daarmee van Wissembourg via Wœrth en Sedan naar Parijs. Daar kreeg hij de opdracht ter observatie van het Loireleger naar Orléans op te rukken en nam aldaar met succes deel aan de krijgsverrichtingen onder generaal Von der Tann, Frederik Frans II van Mecklenburg-Schwerin en prins Frederik Karel. Na het eind van de oorlog werd hij tot kolonel-generaal benoemd.
Titel:
Prins van Pruisen
140 Sophia Hedwig van Nassau-Dietz is geboren op woensdag 8 maart 1690 in Leeuwarden, dochter van Hendrik Casimir II van Nassau-Dietz (zie 65) en Henriëtte Amalia Maria van Anhalt-Dessau. Sophia is overleden op maandag 1 maart 1734 in Slot Oranienstein (Diez), 43 jaar oud. Sophia trouwde, 18 jaar oud, op zondag 27 mei 1708 in Leeuwarden met Karel Leopold van Mecklenburg-Schwerin, 29 jaar oud. Het huwelijk werd ontbonden op vrijdag 6 juni 1710. Karel is geboren op zaterdag 26 november 1678 in Grabow. Karel is overleden op dinsdag 28 november 1747 in Dömitz, 69 jaar oud. Karel trouwde later op zaterdag 7 juni 1710 in Bad Doberan met Christine Adeline von Lepel (1692-1728). Dit huwelijk werd ontbonden op vrijdag 2 oktober 1711. Karel trouwde later op vrijdag 19 juni 1716 in Danzig met Catharina van Rusland (1692-1733).
Notitie bij Karel: Naast zijn dochter had Karel Leopold had ook nakomelingen bij maîtresses. Twee van deze maîtresses waren zijn nichtjes Margaretha Dorothea Gredler, bij wie hij zeker vijf kinderen had, en Frederika Wilhelmina van Mecklenburg, bij wie hij één kind had. Beide dames waren onwettige kinderen van zijn broer Frederik Willem.
Titel:
hertog van Mecklenburg-Schwerin van 1713 tot 1747
141 Mathildis van Hessen is geboren in 1473, dochter van Hendrik III de Rijke van Hessen en Anna van Katzenelnbogen (zie 30). Mathildis is overleden in 1505, 31 of 32 jaar oud. Mathildis trouwde met Johan II van Kleef. Johan is geboren op donderdag 13 april 1458, zoon van Johan I van Kleef en Elisabeth van Bourgondië. Johan is overleden op vrijdag 15 maart 1521, 62 jaar oud.
Notitie bij Johan: In 1481 volgde hij zijn vader op als graaf van Kleef en als graaf van Mark-Altena. In zijn poging om het hof van Bourgondië na te bootsen ruïneerde hij de schatkist van Kleef volledig. Hierdoor raakte hij in onmin met de standen en moest hij hen vele toegevingen doen en ambten verpachten. In 1496 bracht hij de eenmaking met Gulik-Berg tot stand, als tegengewicht voor de as Bourgondië-Habsburg. Zoals zijn voorgangers positioneerde hij zich tegen de aartsbisschop van Keulen en tegen Gelre.
142 Johanna Van Nassau is geboren in 1444, dochter van Jan IV Van Nassau (zie 24) en Maria van Loon-Heinsberg. Johanna is overleden in mei 1468, 23 of 24 jaar oud. Johanna trouwde met Philips I van Waldeck. Philips is geboren in 1445, zoon van Wolrad I van Waldeck en Barbara van Wertheim. Philips is overleden in 1475, 29 of 30 jaar oud.
Heerlijkheid:
graaf van Waldeck
143 Adriana Van Nassau is geboren op vrijdag 7 februari 1449 in Breda (NL), dochter van Jan IV Van Nassau (zie 24) en Maria van Loon-Heinsberg. Adriana is overleden op zondag 15 juni 1477, 28 jaar oud. Adriana trouwde met Philips I van Hanau-Munzenberg. Philips is geboren op zondag 21 september 1449, zoon van Reinhard III van Hanau-Munzenberg en Margaretha bij de Rijn. Philips is overleden op woensdag 26 augustus 1500, 50 jaar oud.
Heerlijkheid:
graaf van Hanau-Munzenberg
144 Engelbrecht II van Nassau-Vianden is geboren op maandag 17 mei 1451 in Breda (NL), zoon van Jan IV Van Nassau (zie 24) en Maria van Loon-Heinsberg. Engelbrecht is overleden op vrijdag 31 mei 1504 in Brussel, 53 jaar oud.
Heerlijkheid:
graaf van Nassau-Vianden , heer van Breda, de Lek, Diest (1499), Roosendaal, Nispen, Wouw (1501), volgt op in de Nederlandse bezittingen (1475), stadhouder van de Nederlanden (1496), ridder van het Gulden Vlies (1473)
Engelbrecht:
(1) trouwde met Zimburg Van Baden. Zimburg is geboren op vrijdag 15 mei 1450, dochter van Karel I Van Baden en Catharina van Oostenrijk. Zimburg is overleden op maandag 5 juli 1501 in Breda (NL), 51 jaar oud.
Heerlijkheid:
markgravin van Baden
(2) begon een relatie met ??. Zij is overleden.
145 Jan V van Nassau-Dillenburg is geboren op zondag 9 november 1455 in Breda, zoon van Jan IV Van Nassau (zie 24) en Maria van Loon-Heinsberg. Jan is overleden op woensdag 30 juli 1516 in Dillenburg, 60 jaar oud.
Notitie bij Jan: Jan V was in 1504 en 1505 stadhouder van Gelre en Zutphen. In 1504 erfde hij Breda en Vianden van zijn broer Engelbrecht II van Nassau. Na zijn overlijden erfde zijn zoon Hendrik III van Nassau zijn Nederlandse bezittingen. De Duitse bezittingen gingen naar zijn zoon Willem de Rijke, de vader van Willem van Oranje.
Jan trouwde, 26 jaar oud, op maandag 11 februari 1482 in Marburg met Elisabeth van Hessen-Marburg, 15 jaar oud. Zie 31 voor persoonsgegevens van Elisabeth.
Kinderen van Jan en Elisabeth: zie 31.
Gegenereerd met Aldfaer versie 4.2 op 08-05-2011 09:04 door Burssens Guido